parketnummer: 23-000529-10
datum uitspraak: 21 april 2011
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 januari 2010 in de strafzaak onder parketnummer 13-457697-08 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans uit anderen hoofde gedetineerd.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 14 januari 2010 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 24 februari 2011 en 7 april 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat hij op of omstreeks 20 september 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in/tegen de buik, althans in/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt nu het de verdachte niet strafbaar acht.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat hij op 20 september 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de buik van die [slachtoffer] heeft gestoken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat sprake is geweest van noodweer, dan wel noodweerexces. Volgens de verdachte heeft [slachtoffer] als eerste zijn mes getrokken en daarmee stekende bewegingen in de richting van de verdachte gemaakt. De verdachte zou zich tegen deze onmiddellijke wederrechtelijke aanranding hebben moeten verdedigen. Hij wist de hand van [slachtoffer] waarin het mes zat vast te pakken en heeft toen in één vloeiende beweging [slachtoffer] met zijn mes gestoken. Gezien de korte opeenvolging van de handelingen was het voor de verdachte niet mogelijk zich aan de bedreigende situatie te onttrekken. Het was “hij of ik”. De verdachte was bang dat wanneer hij de hand van [slachtoffer] los zou laten hij zelf gestoken zou worden, aldus de raadsvrouw.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat hij het niet aannemelijk acht dat er sprake is geweest van noodweer. Op het moment dat de verdachte [slachtoffer] met zijn mes stak, was de dreiging eigenlijk al weg, omdat verdachte de hand van [slachtoffer], met daarin het mes, vast had. Noodweerexces in die zin dat de verdachte zo opgewonden was dat hij niet meer rustig kon nadenken blijkt volgens de advocaat-generaal niet uit de stukken. De verdachte heeft het besef gehad om achteruit te lopen, zijn mes te pakken en [slachtoffer] tegen te houden. Het was geen onoverzichtelijke warboel en de verdachte had anders kunnen handelen, aldus de advocaat-generaal.
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van het hof niet uit te sluiten dat zich een situatie heeft voorgedaan waarbij verdachte zich bedreigd heeft kunnen voelen. Het standpunt van de verdachte met betrekking tot de gang van zaken wordt op onderdelen bevestigd door de verklaring van [getuige], die op 23 november 2009 bij de rechter-commissaris is gehoord. De verklaring van [getuige] houdt onder meer in dat hij zag dat de verdachte struikelde en een beetje achteruit liep, op welk moment [slachtoffer] op hem af kwam en bewegingen in zijn richting maakte.
Bovendien wordt de betrouwbaarheid van [slachtoffer] aangetast, doordat hij wezenlijke elementen, zoals het bij zich dragen van een mes, in eerste instantie niet heeft genoemd. Nu het dossier geen aanknopingspunten biedt op grond waarvan is vast te stellen dat de feitelijke gang van zaken een andere is geweest dan zoals gesteld door de verdachte, gaat het hof van verdachtes lezing van de feiten uit. Dat houdt in dat het hof aanneemt dat [slachtoffer] als eerste zijn mes heeft getrokken en daarmee stekende bewegingen in de richting van de verdachte heeft gemaakt. De verdachte heeft daarop de hand van [slachtoffer], waarin deze het mes hield, vastgepakt en heeft toen in één vloeiende beweging [slachtoffer] met zijn mes gestoken.
Niet aannemelijk is evenwel geworden dat de verdachte geen enkele andere mogelijkheid tot het afweren van [slachtoffer] openstond dan het steken met een mes. Zo had de verdachte [slachtoffer] op een andere, minder vergaande wijze onder controle kunnen en moeten brengen, bijvoorbeeld door het slaan met een vuist of door het inroepen van hulp van omstanders. Gelet op het voorgaande wordt het beroep op noodweer verworpen.
Het bewezenverklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof acht aannemelijk geworden dat bij de verdachte sprake is geweest van een zodanig hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door de aanval van [slachtoffer], dat de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden en [slachtoffer] met het mes in de buik heeft gestoken. Nu het hof het beroep op noodweerexces als door de verdediging gedaan honoreert zal de verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde evenwel niet strafbaar en ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. F.M.D. Aardema en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. N. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 april 2011.
Mr. F.M.D. Aardema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.