ECLI:NL:GHAMS:2011:BW7103

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.055.629-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling voor heiwerkzaamheden en meerwerk tussen bouwbedrijf en funderingsbedrijf

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap [ X ] B.V. een bedrag van € 33.000 van de besloten vennootschap Funderings techniek De Coogh B.V. voor verrichte heiwerkzaamheden. De rechtbank had deze vordering toegewezen, maar De Coogh ging in hoger beroep. De Coogh betwistte de ontvangst van zes brieven en stelde dat [ X ] een bedrag van € 5.000 te veel had ontvangen. Het hof oordeelde dat [ X ] deze stelling in de memorie van grieven had moeten aanvoeren, en dat de stelling als een nieuwe grief werd beschouwd, die niet in aanmerking werd genomen. Het hof nam de feiten zoals door de rechtbank vastgesteld als uitgangspunt, aangezien hiertegen geen grieven waren ingediend. De Coogh had de werkzaamheden uitgevoerd, maar [ X ] betwistte de hoogte van de facturen en stelde dat er gebreken waren in de uitvoering. Het hof oordeelde dat [ X ] onvoldoende had aangetoond dat de gebreken aan de werkzaamheden door De Coogh waren veroorzaakt. De Coogh had de facturen voor de werkzaamheden correct opgesteld en [ X ] had niet tijdig geprotesteerd tegen de facturen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [ X ] in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betwisting van facturen en de noodzaak om grieven tijdig aan te voeren in hoger beroep.

Uitspraak

9 augustus 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ X ] B.V.,
gevestigd te [ A ],
APPELLANTE,
advocaat: mr. D. Coskun, te Lent,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FUNDERINGSTECHNIEK DE COOGH B.V.,
gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.J. Guit, te Amsterdam.
De partijen worden hierna [ X ] en De Coogh genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 29 oktober 2009, hersteld bij exploot van 4 januari 2010, is [ X ] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 29 juli 2009 van de rechtbank Amsterdam, in deze zaak onder num¬mer 415276/HA ZA 08-3528 gewezen tussen De Coogh als eiseres en [ X ] als gedaagde.
[ X ] heeft bij memorie zes grieven aangevoerd, bewijs aangeboden en geconcludeerd overeenkomstig de appeldagvaarding dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest, - naar het hof begrijpt – de vorderingen van De Coogh alsnog zal afwijzen en De Coogh zal veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen [ X ] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan haar heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling, met veroordeling van De Coogh in de kosten van de procedure in beide instanties.
Bij memorie van antwoord heeft De Coogh de grieven bestreden, bewijs aangeboden, producties in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest [ X ] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar hoger beroep, althans de grieven ongegrond zal verklaren en het bestreden vonnis zal bekrachtigen, desnoods met verbetering of aanvulling van de gronden, met veroordeling van [ X ] in de kosten van (zo begrijpt het hof) het hoger beroep, waaronder begrepen het naslaris van de advocaat.
Partijen hebben de zaak op 26 april 2011 door hun hiervoor genoemde advocaten doen bepleiten. De advocaat van [ X ] heeft pleitaantekeningen overgelegd en heeft aanvullende producties in het geding gebracht.
Ten slotte hebben partijen het hof verzocht arrest te wijzen op de stukken van beide instanties.
2. Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.7 een aantal feiten vermeld. Hiertegen zijn – mede gelet op hetgeen in rechtsoverweging 3.8 zal worden overwogen - geen grieven gericht, zodat ook het hof deze feiten tot uitgangspunt zal nemen.
3. Beoordeling
3.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
De Coogh is een onderneming gespecialiseerd in het verrichten van heiwerkzaamheden en funderingsherstel. [ X ] is een bouwbedrijf, onder andere actief op het gebied van funderingsherstel. [ X ] heeft in december 2007 of januari 2008 opdracht gegeven aan De Coogh voor het verrichten van heiwerkzaamheden onder het pand [ adres ] te [ plaatsnaam ] en in mei 2008 opdracht gegeven voor het verrichten van heiwerkzaamheden onder het pand [ adres ] te [ plaatsnaam ]. De Coogh had hiervoor op 5 december 2007 respectievelijk op 14 mei 2008 offerte uitgebracht. De Coogh heeft voor het werk [ straatnaam ] bij facturen van 7 januari 2008 (nummer 8608/012), 1 februari 2008 (nummer 8608/035), 10 maart 2008 (nummer 8608/086) en 10 april 2008 (nummer 8608/114) in totaal een bedrag van € 31.029,25 inclusief btw aan [ X ] in rekening gebracht. De Coogh heeft voor het werk [ straatnaam ] bij factuur van 1 juli 2008 (nummer 8608/225) in totaal een bedrag van € 13.770,- (btw verlegd) aan [ X ] in rekening gebracht. [ X ] heeft op 15 mei 2008 een bedrag van € 5.500,- betaald en op 16 juni 2008 een bedrag van € 6.000,-. De Coogh heeft bij brief van 25 augustus 2008 [ X ] gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 33.299,25 aan openstaande facturen. De Coogh heeft bij brief van haar advocaat van 23 oktober 2008 een sommatiebrief uitgebracht voor het openstaande bedrag, te vermeerderen met rente en kosten, en heeft ten laste van [ X ] conservatoir derdenbeslag gelegd onder ABN AMRO Bank. De beslagkosten hebben € 350,42 bedragen. [ X ] heeft niet betaald.
3.2. De Coogh heeft [ X ] op 2 december 2008 gedagvaard voor de rechtbank en heeft gevorderd:
I. [ X ] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag ad € 33.918,20 in hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke data van verzuim zoals uiteengezet achter randnummer 4 van de inleidende dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans vanaf de dag waarop de dagvaarding is uitgebracht tot aan de dag van algehele voldoening, althans [ X ] te veroordelen om aan De Coogh een zodanig bedrag te betalen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
II. [ X ] te veroordelen in de kosten van dit geding, de beslagkosten daaronder begrepen, onder de bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag wettelijke rente is verschuldigd.
3.3. De Coogh heeft daartoe het volgende gesteld, waarbij het hof de door De Coogh in hoger beroep ontvouwde stellingen mede in beschouwing neemt:
A. De Coogh is op of omstreeks 5 december 2007 mondeling met [ X ] overeengekomen heiwerkzaamheden te verrichten onder het pand Albert [ adres ] te [ plaatsnaam ] tegen een prijs van € 21.000,- exclusief btw, onder het in de offerte van die datum opgenomen beding “Grond dient vrij te zijn van obstakels, stagnatie als gevolg van obstakels zal worden doorbelast”; er is meerwerk verricht (het ter beschikking stellen van een aggregaat, het aanbrengen van een betonnen werkvloer, de levering van tien stempels en het afbranden van twee buispalen) en daarnaast zijn extra kosten gemaakt in verband met de uitvoering in twee fasen van het werk; voor dit werk is in totaal een bedrag van € 31.029,25 inclusief btw in rekening gebracht;
B. De Coogh is op of omstreeks 14 mei 2008 mondeling met [ X ] overeengekomen heiwerkzaamheden te verrichten onder het pand Govert [ X ] te [ A ] tegen een prijs van € 14.000,- exclusief btw, onder het in de offerte van die datum opgenomen beding “Grond dient vrij te zijn van obstakels, stagnatie als gevolg van obstakels zal worden doorbelast”; daarnaast zijn tien stalen vijzels geleverd; het werk is niet afgemaakt omdat betaling van facturen uitbleef en hiervoor is (onverplicht) een bedrag van € 1.010,- exclusief btw aan minderwerk in mindering gebracht; daarnaast zijn stagnatiekosten voor een heimachine gedurende drie uren ontstaan; De Coogh heeft voor deze werkzaamheden in totaal een bedrag van € 13.770,- (btw verlegd) in rekening gebracht;
C. [ X ] heeft een bedrag van € 33.299,25, nog te vermeerderen met rente en kosten, ondanks herhaalde sommaties onbetaald gelaten.
3.4. [ X ] heeft deze stellingen als volgt betwist:
A. de offerte voor het werk [ straatnaam ] is mondeling aanvaard onder in een brief van 10 januari 2008 vastgelegde voorwaarden, waaronder dat het storten van een werkvloer bij de prijs was inbegrepen; daarnaast vertoonde het werk gebreken, waarover bij brief van 14 januari 2008 is geklaagd; bij brief van 14 april 2008 heeft [ X ] een bedrag van in totaal € 4.400,- aan kosten van herstel in rekening gebracht en – naar het hof begrijpt – verrekend met de vordering van De Coogh; bij brief van 30 juli 2008 is de eindafrekening van het werk betwist;
B. voor het werk [ straatnaam ] is in afwijking van de offerte mondeling een prijs van € 13.000,- (btw verlegd) afgesproken; het werk is ondeugdelijk uitgevoerd; De Coogh is bij brief van 25 juni 2008 in gebreke gesteld; bij brief van 27 augustus 2008 zijn herstelkosten tot een bedrag van € 4.400,- aan De Coogh in rekening gebracht en – naar het hof begrijpt – verrekend met de vordering van De Coogh;
C. de gefactureerde bedragen zijn bij brieven van 30 juli 2008 en 27 augustus 2008 betwist.
3.5. De Coogh heeft de ontvangst van de brieven van 10 januari 2008, 14 januari 2008, 14 april 2008, 25 juni 2008, 30 juli 2008 en 27 augustus 2008 betwist. Zij voert aan dat zij van deze brieven voor het eerst heeft kennis gekregen nadat deze door de (toenmalige) advocaat van [ X ] aan haar advocaat zijn gezonden, in reactie op diens sommatiebrief van 23 oktober 2008.
3.6. De rechtbank heeft het gevorderde bedrag van € 33.918,20 toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede proceskosten, waaronder begrepen beslagkosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.7. [ X ] is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. Met de grieven stelt zij de volgende geschilpunten aan de orde:
- de werkzaamheden aan de fundering van het pand [ straatnaam ] die voor de prijs van € 21.000,- exclusief btw zijn aangenomen en de afrekening van het meerwerk (grieven 2, 3 en 4);
- de verschuldigdheid van stagnatiekosten voor het werk [ straatnaam ] en het werk [ straatnaam ] (grief 5);
- de voor het werk [ straatnaam ] overeengekomen prijs en aangenomen werkzaamheden (grief 1);
- het beroep op verrekening met tegenvorderingen [ X ] (grief 6).
3.8. Bij gelegenheid van de pleidooien (pleitaantekeningen, nr. 12) heeft [ X ] alsnog gesteld dat in totaal een bedrag van € 16.500,- per kas is betaald. Deze stelling raakt de omvang van het toegewezen bedrag. Zou zij opgaan, dan heeft de rechtbank € 5.000,- teveel toegewezen. Uit artikel 347 lid 1 Rv (de ‘twee-conclusie-regel’) vloeit voort dat [ X ] deze stelling in haar memorie van grieven had moeten opwerpen. De eerst bij pleidooi naar voren gebrachte stelling wordt als een nieuwe grief aangemerkt. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen dat op deze nieuwe grief acht wordt geslagen. Het hof laat de stelling buiten beschouwing.
[ straatnaam ]
3.9. [ X ] heeft niet gemotiveerd betwist dat De Coogh de in de offerte van 5 december 2007 omschreven heiwerkzaamheden heeft uitgevoerd en dat daarnaast de volgende werkzaamheden zijn uitgevoerd, waarvoor De Coogh de volgende bedragen in rekening heeft gebracht (prijzen exclusief btw): ter beschikking stellen van een aggregaat (per saldo € 2.450, ), aanbrengen van een betonnen werkvloer (€ 1.080,- en € 90,-), leveren van tien stempels (€ 275, ) en afbranden van twee (extra) buispalen (€ 120,-). [ X ] betwist niet dat voor het heiwerk een vaste prijs van € 21.000,- exclusief btw is overeengekomen, maar voert aan dat is afgesproken dat voor deze prijs tevens de niet in de offerte genoemde, extra werkzaamheden werden verricht. [ X ] beroept zich daartoe op haar brief van 10 januari 2008 aan De Coogh, waarbij deze afspraak zou zijn bevestigd. De Coogh betwist dat zij deze brief heeft ontvangen. [ X ] biedt te bewijzen aan a) dat [ C ] deze brief (en de brieven van 14 januari 2008, 14 april 2008, 25 juni 2008, 30 juli 2008 en 27 augustus 2008) heeft opgesteld en heeft verzonden; b) dat “de heer [ O ] in het bij zijn van getuigen heeft aangekondigd dat De Coogh wederom een brief zal krijgen van [ X ]”; en c) dat M. [ O ], E. [ O ], [ P ] en [ K ] “uit eigen waarneming kunnen bevestigen dat De Coogh akkoord was met de in de brief vervatte afspraken”. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
3.10. Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon hebben bereikt. Deze regel lijdt uitzondering, indien het niet bereiken van de verklaring het gevolg is van een eigen handeling, een handeling van een persoon voor wie hij aansprakelijk is of van andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt. De stelling dat [ C ] de brief van 10 januari 2008 (en de brieven van 14 januari 2008, 14 april 2008, 25 juni 2008, 30 juli 2008 en 27 augustus 2008) heeft opgesteld en heeft verzonden kan – indien bewezen – niet leiden tot het oordeel dat deze brief (of een van de andere brieven) De Coogh heeft bereikt dan wel dat zich omstandigheden hebben voorgedaan die rechtvaardigen dat de brief (of een van de andere brieven) niettemin haar werking heeft. Het bewijsaanbod onder a) mist dan ook relevantie. Hetzelfde geldt voor het bewijsaanbod onder b). Het bewijsaanbod onder c) is te vaag. [ X ] heeft niet concreet gemaakt welke verklaringen of gedragingen van welke vertegenwoordiger van De Coogh de door haar genoemde getuigen hebben waargenomen waaruit zij hebben kunnen afleiden dat De Coogh akkoord ging met de in de brief van 10 januari 2008 genoemde afspraken. [ X ] heeft geen andere feiten of omstandigheden naar voren gebracht die zich voor bewijslevering aangaande dit geschilpunt lenen.
3.11. Op grond van het voorgaande gaat het hof er vanuit dat de prijs van € 21.000,- exclusief btw de heiwerkzaamheden aan het pand [ straatnaam ] betreft en dat de overige onder 3.9 genoemde werkzaamheden meerwerk vormen. [ X ] heeft geen grief gericht tegen de hoogte van de door de rechtbank in verband met deze werkzaamheden toegewezen bedragen. Het hof dient van de juistheid van de bij facturen van 7 januari 2008, 1 februari 2008, 10 maart 2008 en 10 april 2008 in rekening gebrachte bedrag van in totaal € 25.015,- exclusief btw (€ 29.767,85 inclusief btw) uit te gaan. De grieven 2, 3 en 4 falen.
3.12. De Coogh heeft voorts bij factuur van 10 april 2008 extra aan- en afvoerkosten in rekening gebracht in verband met uitvoering van het heiwerk in twee fasen (€ 800,- exclusief btw) en extra manuren in verband met het storten van het beton in twee fasen (€ 260,- exclusief btw). De Coogh beroept zich daartoe op het beding in de offerte “Grond dient vrij te zijn van obstakels, stagnatie als gevolg van obstakels zal worden doorbelast” en stelt dat in januari 2008 het achterste gedeelte van het pand nog niet was ontruimd, zodat daar niet kon worden geheid. De heiwerkzaamheden en het storten van de werkvloer in dat gedeelte zijn in februari 2008 uitgevoerd. [ X ] bestrijdt niet dat de werkzaamheden in twee fasen zijn uitgevoerd en dat in verband daarmee extra kosten zijn gemaakt tot het daarvoor in rekening gebrachte bedrag, maar betwist dat de stagnatie aan haar kan worden verweten. Het hof acht deze betwisting in het licht van de volgende omstandigheden onvoldoende gemotiveerd:
- het werk is in twee fasen uitgevoerd, waardoor extra kosten zijn gemaakt die bij de factuur van 10 april 2008 aan [ X ] in rekening zijn gebracht;
- niet is gebleken dat [ X ] binnen bekwame tijd tegen deze factuur heeft geprotesteerd;
- [ X ] heeft voor het eerst bij pleidooi in hoger beroep het verweer naar voren gebracht dat de ondernemer die het pand in gebruik had het achterste gedeelte daarvan in januari 2008 tijdig had ontruimd.
Aan bewijslevering op dit punt wordt niet toegekomen, mede in aanmerking nemende dat [ X ] de identiteit van de ondernemer die het achterste gedeelte van het pand in gebruik had (maar volgens [ X ] dat gedeelte wel tijdig had ontruimd) in geen enkele fase van het geding heeft bekend gemaakt. Grief 5 faalt in zoverre.
[ straatnaam ]
3.13. Niet in geschil is dat De Coogh in mei en juni 2008 in opdracht van [ X ] heiwerkzaamheden onder het pand [ adres ] heeft uitgevoerd alsmede dat De Coogh deze werkzaamheden niet heeft afgemaakt: de buispalen zijn wel aangebracht, maar deze palen zijn niet afgestort met beton. De Coogh stelt dat voor de heiwerkzaamheden een prijs van € 14.000,- exclusief btw is overeengekomen. [ X ] betwist dit. Volgens haar is telefonisch tussen haar directeur E. [ O ] en een medewerker van De Coogh – bij pleidooi is toegelicht dat dit [ N ] betrof - een lagere prijs van € 13.000,- exclusief btw afgesproken. Voor deze prijs zou ook de werkvloer worden gestort.
3.14. De Coogh heeft gesteld dat een prijs van € 13.000,- exclusief btw voor het heiwerk is afgesproken. In het licht van de volgende niet althans onvoldoende gemotiveerd betwiste omstandigheden heeft [ X ] deze stelling onvoldoende gemotiveerd betwist:
- de offerte van 14 mei 2008 bevat een duidelijke omschrijving van de heiwerkzaamheden tegen een prijs van € 14.000,-;
- bij factuur van 1 juli 2008 heeft De Coogh deze prijs (onder aftrek van een bedrag van € 1.010,- aan 7 m3 minder geleverd en verwerkt beton) aan [ X ] in rekening gebracht;
- niet is gebleken dat [ X ] deze factuur binnen bekwame tijd heeft betwist; hierbij neemt het hof in aanmerking dat [ X ] niet heeft aangetoond dat de brief van 27 augustus 2008 De Coogh heeft bereikt (als overwogen in rechtsoverweging 3.10).
Het bewijsaanbod van [ X ] dat haar directeur E. [ O ] telefonisch een prijs van € 13.000,- exclusief btw voor de heiwerkzaamheden en het aanleggen van de werkvloer heeft afgesproken is in het licht van bovengenoemde omstandigheden te vaag. Het had op de weg van [ X ] gelegen aan te geven of dit telefoongesprek vóór of na de toezending van de offerte van 14 mei 2008 is gevoerd. Grief 1 faalt.
3.15. De Coogh heeft in de factuur van 1 juli 2008 een bedrag van € 480,- exclusief btw aan stagnatiekosten heimachine gedurende drie uren in rekening gebracht. [ N ], procuratiehouder van De Coogh, heeft op de comparitie in eerste aanleg verklaard dat het werk anderhalve dag heeft stilgelegen maar dat daarvoor slechts drie uren in rekening zijn gebracht omdat de manuren voor een andere klus konden worden ingezet. [ X ] heeft hiertegen aangevoerd dat de stagnatie haar oorzaak vond in de omstandigheid dat de gemeente het heiwerk had afgekeurd. [ X ] beroept zich op de brief van 25 juni 2008 waarin zij aan De Coogh heeft bericht: “Er zijn fouten gemaakt daar.” Bij gelegenheid van de pleidooien heeft [ X ] voorts ‘Inspectie informatie’ met van de Afdeling handhaving Bouwen en Wonen van het stadsdeel Oud Zuid, gedateerd 4 december 2008, met betrekking tot het adres [ adres ] overgelegd. [ N ] heeft bij gelegenheid van de pleidooien namens De Coogh verklaard dat de adressen [ adres ] hetzelfde werk betreffen. Uit deze inspectie informatie blijkt echter niet dat de funderingspalen zijn afgekeurd. Wel blijkt daaruit dat bij inspectie op 13 juni 2008 is geconstateerd dat de ‘sprong vloer’ verkeerd was gelegd en geconstrueerd en dat op 17 juni 2008 is geconstateerd dat funderingswerkzaamheden zonder vergunning werden uitgevoerd. Uit het eveneens bij gelegenheid van de pleidooien overgelegde Rapport van Genio Bouwkundig Adviseurs met betrekking tot het onderhavige pand komt naar voren dat de locaties van paal 2 en paal 3 afwijken van de bouwtekening en dat de ‘sprong’ in de vloer (verkeerd) is uitgemeten vanaf paal 3. Daarnaast wordt geconstateerd dat de werkvloer verkeerd is gestort. Uit het rapport blijkt voorts dat de heiwerkzaamheden ten tijde van de opname door Genio Bouwkundig Adviseurs op 16 juni 2008 al waren voltooid. [ X ] heeft in dit licht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de stagnatie in de heiwerkzaamheden gedurende anderhalve dag is veroorzaakt door de in het Rapport en in de Inspectie informatie geconstateerde fouten of door de fouten waarover in de brief van 25 juni 2008 wordt geklaagd.
3.16. Het bedrag van € 480,- exclusief btw aan stagnatiekosten is aldus onvoldoende gemotiveerd betwist en derhalve toewijsbaar. Ook in zoverre faalt grief 5.
Verrekening met tegenvorderingen
3.17. Met betrekking tot het werk [ straatnaam ] stelt [ X ] dat er sprake was van gebreken aan het werk, te weten onvoldoende paaldiepten en een scheve betonvloer, en dat [ X ] in totaal voor een bedrag van € 4.400,- exclusief btw aan arbeidsuren van eigen personeel en aan materialen heeft besteed om deze gebreken te verhelpen, een en ander zoals omschreven in de brief van 14 april 2008. De Coogh heeft de gebreken gemotiveerd betwist.
3.18. Naar het oordeel van het hof heeft [ X ] tegenover de betwisting door De Coogh onvoldoende toegelicht dat de buispalen onvoldoende diep waren ingeheid. Zij heeft in het bijzonder niet toegelicht dat en hoe het mogelijk was de reeds met beton afgestorte buispalen (zoals ook blijkt uit de eindfactuur van 10 april 2008) alsnog dieper in te heien. Het had voorts op haar weg gelegen de gebreken aan de buispalen en de betonvloer door De Coogh of door een bouwkundig bureau te laten opnemen en in elk geval De Coogh hiervoor in gebreke te stellen alvorens de herstelwerkzaamheden uit te voeren. De brief van 14 januari 2008 kan niet als een ingebrekestelling worden aangemerkt, nu daarin de gebreken niet worden genoemd, waarbij nog komt dat De Coogh de ontvangst van deze brief heeft betwist. Nu deze tegenvordering niet is komen vast te staan, is voor verrekening hoe dan ook geen plaats.
3.19. Met betrekking tot het werk aan de [ straatnaam ] stelt [ X ] met een beroep op het rapport van Genio Bouwkundig Adviseurs over dit pand dat twee buispalen niet op de in de bouwtekening bepaalde locatie zijn ingeheid, dat de betonvloer gebreken vertoonde en dat de palen niet zijn afgestort met beton. Bij brief van 27 augustus 2008 heeft [ X ] hiervoor een bedrag van € 4.400,- exclusief btw in rekening gebracht. E. de Nijs heeft bij gelegenheid van de pleidooien namens De Coogh verklaard dat de paalposities in overleg met E. [ O ] van [ X ] zijn aangepast omdat nog een trap naar het bovenhuis aanwezig was. De kosten van herstel van de betonvloer en van het afstorten van de buispalen met beton heeft De Coogh eveneens gemotiveerd betwist. De betonvloer behoort niet tot het aangenomen werk en voor het afstorten van de buispalen is een bedrag van € 1.010,- in mindering gebracht.
3.20. In rechtsoverweging 3.14 is al overwogen dat de werkvloer niet tot het aangenomen werk behoort. Voor gebreken aan deze vloer kan De Coogh dan ook niet aansprakelijk worden gehouden. [ X ] heeft het verweer van De Coogh met betrekking tot de locatie van de buispalen niet meer weersproken. De gegrondheid van de tegenvordering van [ X ] is derhalve niet op eenvoudige wijze vast te stellen. Het beroep op verrekening stuit hierop af. Het voorgaande brengt mee dat grief 6 faalt.
4. Slotsom
De grieven falen alle. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [ X ] zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [ X ] in de proceskosten in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van De Coogh begroot op € 1.020,- aan vastrecht en € 3.474,- aan salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, W.J. van den Bergh en C. Uriot, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2011.