ECLI:NL:GHAMS:2011:BW0034
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bewijslastverdeling in gemengd contract betreffende loon voor verrichte diensten
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep over een geschil tussen twee besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid over de betaling van loon voor verrichte diensten. De zaak is ontstaan uit een facturatiekwestie waarbij de appellant, een van de vennootschappen, 90 concerten in rekening bracht, terwijl er in werkelijkheid slechts 88 concerten gefactureerd mochten worden. De appellant heeft zijn vordering aangepast en het totaalbedrag verlaagd naar € 98.140, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De geïntimeerde, de andere vennootschap, heeft de vordering betwist en stelde dat er sprake was van een overeenkomst van wederzijdse dienstverlening zonder betaling, behalve in gevallen waar publiciteit aan de orde was. De geïntimeerde heeft bewijsstukken overgelegd ter ondersteuning van haar stelling. Het hof heeft in eerdere arresten de partijen in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren en heeft getuigenverhoren gehouden om de feiten te verhelderen.
In het arrest van 29 november 2011 heeft het hof de appellant opnieuw de gelegenheid gegeven om informatie te verstrekken over de gefactureerde concerten en de omstandigheden rondom de facturen. Het hof heeft benadrukt dat de partijgetuigenverklaringen in de bewijswaardering moeten worden meegenomen, maar dat deze niet de enige basis voor de beslissing mogen zijn. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling en de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten verder toe te lichten.