ECLI:NL:GHAMS:2011:BV3167

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.084.837/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Griffierecht bij meerdere verzoekers en advocaten in civiele procedures

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2011, hebben meerdere verzoekers, vertegenwoordigd door verschillende advocaten, bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de griffier om tweemaal griffierecht te heffen. De verzoekers, waaronder verschillende besloten vennootschappen en natuurlijke personen, stelden dat volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) slechts eenmaal griffierecht geheven zou moeten worden voor een gezamenlijk verzoekschrift, ongeacht het aantal indieners. De griffier had echter geoordeeld dat, gezien de vertegenwoordiging door verschillende advocaten, er voor elke verzoeker apart griffierecht moest worden geheven.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 31 maart 2011 door de griffie was ontvangen, waarin de verzoekers in verzet kwamen tegen de beslissing van de griffier van 3 maart 2011. De verzoekers voerden aan dat de interpretatie van de griffier van artikel 3 lid 2 Wgbz onjuist was, en dat de wetgeving hen niet verplichtte om voor elke indiener griffierecht te betalen. Het hof oordeelde echter dat de griffier terecht had gehandeld, aangezien de verzoekers door verschillende advocaten waren vertegenwoordigd, wat volgens de wet leidde tot de verplichting om voor elke verzoeker griffierecht te heffen.

Het hof concludeerde dat de huidige wetgeving, ondanks de argumenten van de verzoekers, niet in hun voordeel was en dat de beslissing van de griffier om tweemaal griffierecht te heffen, correct was. Het verzet van de verzoekers werd ongegrond verklaard, en de beschikking werd in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ELFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
op het verzet op grond van artikel 29 Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) van:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HOEFIJZER BEHEER B.V.,
gevestigd te Leusden,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MASCH BEHEER B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid O&P VASTGOED BEHEERMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Driebergen-Rijsenburg,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid P.J. BERGER B.V.,
gevestigd te Houten,
5. de heer X,
6. de heer Y,
7. de heer Z,
8. mr. J.H. Tonino, advocaat te Amsterdam.
verzoekers.
1. De procedure
Bij op 31 maart 2011 door de griffie ontvangen verzoekschrift zijn verzoekers in verzet gekomen tegen de hierna te noemen beslissing van de griffier van dit hof van 3 maart 2011.
2. Bestreden beslissing
Bij beslissing van 3 maart 2011 heeft de griffier van dit hof in de zaak met zaaknummer 200.082.066/01 de beslissing tweemaal griffierecht te heffen gehandhaafd, omdat voor de indiening van een verzoekschrift voor elke verzoeker griffierecht wordt geheven.
3. Verzoek
3.1. Verzoekers maken bezwaar tegen de vorengenoemde beslissing, stellende dat zij het niet eens zijn met de wijze waarop artikel 3 lid 2 Wgbz door de griffier is geïnterpreteerd. In tegenstelling tot lid 1 van artikel 3 Wgbz dat geldt voor dagvaardingszaken en waarin is bepaald dat van elke eiser griffierecht wordt geheven, bepaalt lid 2 van dat artikel dat voor het indienen van een verzoekschrift griffierecht wordt geheven en dus niet van elke indiener van een verzoekschrift. Dit komt ook overeen met artikel 2 leden 1 en 2 van de voorheen geldende Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken (Wtbz). Volgens verzoekers is dit niet veranderd en geldt nog steeds dat voor één verzoekschrift ingediend door meer verzoekers, bijgestaan door meer advocaten slechts eenmaal griffierecht wordt geheven. Verzoekers verzoeken de toegezonden beschikking tot heffing griffierecht te vernietigen.
4. Beoordeling
4.1. De vraag die door verzoekers ter beantwoording aan het hof wordt voorgelegd, is of in hun zaak slechts eenmaal griffierecht geheven dient te worden.
Artikel 15 lid 1 Wgbz komt volgens het voorstel van de Reparatiewet Wet griffierechten burgerlijke zaken (het wetsvoorstel)(gepubliceerd op www.overheid.nl voor internetconsultatie) als volgt te luiden:
Van partijen die bij dezelfde advocaat of gemachtigde verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen, wordt slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht geheven. Hetzelfde geldt voor verzoekers en belanghebbenden die bij dezelfde advocaat of gemachtigde verschijnen en gelijkluidende verzoekschriften of verweerschriften indienen.
Hoewel de tweede volzin niet in de thans geldende wet staat, moet de huidige wettekst reeds overeenkomstig die volzin worden uitgelegd. Daarom is in dit geval terecht tweemaal griffierecht geheven, nu in het inleidende verzoekschrift onder zaaknummer 200.082.066/01 verzoekers 1 tot en met 7 door de ene advocaat en verzoekers 8 tot en met 13 door een andere advocaat zijn vertegenwoordigd.
4.2. Ook onder het oude recht werd bij iedere verzoeker die niet bij dezelfde advocaat of gemachtigde verscheen apart griffierecht geheven, met ene bijzondere regeling voor een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding (artikel 3 lid 1 jo 6 Wtbz (oud)).
4.3. Ook overigens is niet gebleken van omstandigheden die tot het door verzoekers gewenste resultaat leiden. Het verzet is daarom ongegrond.
5. Beslissing
Het hof:
- verklaart het verzet ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.J.J. Los, W.J. van den Bergh en G.C.C. Lewin en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 augustus 2011.