ECLI:NL:GHAMS:2011:BV3167
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Griffierecht bij meerdere verzoekers en advocaten in civiele procedures
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2011, hebben meerdere verzoekers, vertegenwoordigd door verschillende advocaten, bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de griffier om tweemaal griffierecht te heffen. De verzoekers, waaronder verschillende besloten vennootschappen en natuurlijke personen, stelden dat volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) slechts eenmaal griffierecht geheven zou moeten worden voor een gezamenlijk verzoekschrift, ongeacht het aantal indieners. De griffier had echter geoordeeld dat, gezien de vertegenwoordiging door verschillende advocaten, er voor elke verzoeker apart griffierecht moest worden geheven.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 31 maart 2011 door de griffie was ontvangen, waarin de verzoekers in verzet kwamen tegen de beslissing van de griffier van 3 maart 2011. De verzoekers voerden aan dat de interpretatie van de griffier van artikel 3 lid 2 Wgbz onjuist was, en dat de wetgeving hen niet verplichtte om voor elke indiener griffierecht te betalen. Het hof oordeelde echter dat de griffier terecht had gehandeld, aangezien de verzoekers door verschillende advocaten waren vertegenwoordigd, wat volgens de wet leidde tot de verplichting om voor elke verzoeker griffierecht te heffen.
Het hof concludeerde dat de huidige wetgeving, ondanks de argumenten van de verzoekers, niet in hun voordeel was en dat de beslissing van de griffier om tweemaal griffierecht te heffen, correct was. Het verzet van de verzoekers werd ongegrond verklaard, en de beschikking werd in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum.