ECLI:NL:GHAMS:2011:BV1564
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- P.C. Römer
- M.E. Leijten
- J.A. Peters
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verdachte in hoger beroep door gebrekkige volmacht
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem van 30 juni 2011. De verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De advocaat van de verdachte had een schriftelijke volmacht aan de griffiemedewerker gestuurd om het hoger beroep in te stellen. Echter, het hof constateerde dat deze volmacht niet voldeed aan de eisen van artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering. De advocaat had niet de vereiste verklaringen afgelegd en de brief voldeed niet aan de wettelijke vereisten voor het machtigen van de griffier.
Het hof heeft vastgesteld dat de advocaat niet op rechtsgeldige wijze het hoger beroep had ingesteld, waardoor de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep. De beslissing van het hof is gebaseerd op de inhoud van de akte rechtsmiddel en de brief van de raadsman, waarin de machtiging tot het instellen van het hoger beroep werd verzocht. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verdachte niet in het hoger beroep kon worden ontvangen, en het hof heeft deze beslissing bevestigd.
De uitspraak is gedaan door de twaalfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de raadsheren P.C. Römer, M.E. Leijten en J.A. Peters aanwezig waren. De griffier, mr. D. Hwang, was ook aanwezig tijdens de openbare terechtzitting. De jongste raadsheer was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.