ECLI:NL:GHAMS:2011:BU9528

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.073.401-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake vergoeding voor artiestenmanagement en bewijsvoering van inkomsten uit sponsorovereenkomsten

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep over de vergoeding voor artiestenmanagement. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.H.J. Slager, heeft een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Los B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. M.N. Mense. De kern van het geschil draait om de vraag of de appellant recht heeft op een percentage van de inkomsten uit sponsorovereenkomsten, ook na de beëindiging van het managementcontract. Het hof heeft in een eerder tussenarrest op 20 september 2011 al enkele overwegingen geuit en heeft de appellant de bewijslast opgelegd om aan te tonen dat er een betalingsverplichting bestond van Los B.V. aan hem, die voortduurt zolang er inkomsten uit sponsorcontracten zijn die tijdens de managementperiode zijn afgesloten.

In het huidige arrest, gewezen op 27 december 2011, oordeelt het hof dat de appellant moet bewijzen dat Los B.V. zich heeft verbonden om een commissie te betalen op basis van de inkomsten uit sponsorcontracten die zijn afgesloten tijdens de periode waarin hij het management voerde. Het hof benadrukt dat de bewijslast voor de inhoud van een eventuele regeling die tussen partijen is getroffen, rust op Los B.V. Het hof laat de appellant toe tot bewijsvoering en benoemt mr. E.M. Polak als raadsheer-commissaris om getuigen te horen. De zitting voor het getuigenverhoor is gepland op 6 maart 2012. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat het bewijs is geleverd.

Dit arrest is openbaar uitgesproken en vormt een belangrijke stap in de beoordeling van de vordering van de appellant, waarbij de uitkomst van het getuigenverhoor cruciaal zal zijn voor de uiteindelijke beslissing in deze zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat: mr. E.H.J. Slager te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LOS B.V.
gevestigd te Haarlem,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.N. Mense te Haarlem.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het hof heeft in deze zaak op 20 september 2011 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum verwijst het hof naar dat tussenarrest (hierna: het tussenarrest). Partijen worden hierna wederom aangeduid als [appellant] en Los B.V., de bestuurder/aandeelhouder van Los B.V. als [G.].
1.2 Bij gelegenheid van de in het tussenarrest bepaalde comparitie van partijen kon geen minnelijke regeling worden bereikt, en heeft [appellant] zijn aanbod bewijs van de aan zijn vorderingen ten grondslag liggende stellingen te leveren nader gespecificeerd. Daarop is de zaak naar de rol van heden verwezen voor arrest, onder mededeling dat het hof thans eerst op dit bewijsaanbod heeft te beslissen.
2. De verdere beoordeling in hoger beroep
2.1 Zoals in het tussenarrest reeds overwogen, staat tussen partijen vast dat tot medio juli 2008 een contractuele relatie tussen hen heeft bestaan die te maken had met het te gelde maken van de door sportieve prestaties bekend geworden naam van [G.], en ook dat [appellant] uit dien hoofde werkzaamheden heeft verricht, maar is tussen partijen in geschil wat die werkzaamheden hebben ingehouden met betrekking tot de door Los B.V. en/of [G.] gesloten sponsorcontracten, en verschillen zij ook van mening over de aard/hoogte van de overeengekomen beloning voor die werkzaamheden.
2.2 Onder verwijzing naar hetgeen in het tussenarrest voorts nog werd overwogen, oordeelt het hof dat [appellant], teneinde zijn vordering te doen slagen, met name zal moeten bewijzen:
- dat Los B.V. zich jegens [appellant] heeft verbonden een commissie te betalen ter grootte van een percentage van de inkomsten die [G.], althans Los B.V., zouden verkrijgen uit sponsorcontracten die tot stand zijn gekomen in de periode waarin [appellant] voor Los B.V. het “artiestenmanagement” voerde;
- dat deze door Los B.V. aanvaarde betalingsverplichting voortduurt zolang [G.], althans Los B.V., inkomsten verkrijgen uit sponsorcontracten die in de zojuist bedoelde periode tot stand zijn gekomen, waarbij niet uitmaakt dat de contractuele band tussen [appellant] en Los B.V. inmiddels is verbroken;
- dat uit hoofde van de sponsorcontracten € 64.513,64 aan commissie opeisbaar is geworden.
2.3 In dit verband merkt het hof, ter vermijding van misverstanden, op dat de tekst in de voorgaande overweging bij het laatste gedachtestreepje niet inhoudt dat het hof terugkomt van overweging 3.9, laatste volzin, van het tussenarrest. Dat betekent dat ook nog moet worden onderzocht of voor die vorderingen al geheel of gedeeltelijk een regeling is getroffen. De bewijslast ten aanzien van de inhoud van die regeling rust op Los B.V. In dit stadium van het geding is het doelmatig [appellant] meteen de gelegenheid te bieden te onderbouwen welke van de aan zijn kant opeisbaar geworden vorderingen niet zijn meegenomen in het overzicht – opgesteld door een toenmalige medewerkster van [appellant] – op basis waarvan in juli 2008 is afgerekend.
2.4 Het hof zal [appellant] tot bewijs van zijn hiervoor genoemde stellingen toelaten, overeenkomstig diens daartoe strekkend aanbod en op de wijze zoals hierna bepaald. Alle verdere beslissingen zal het hof aanhouden.
3. Beslissing
Het hof:
laat [appellant] toe tot het bewijs van diens stellingen zoals hiervoor, onder 2.2 en onder 2.3, laatste volzin, vermeld;
bepaalt dat getuigen zullen worden gehoord door het lid van deze kamer mr. E.M. Polak, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris, die daartoe op dinsdag 6 maart 2012 des namiddags te 13.30 uur zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Prinsengracht 436 te Amsterdam;
bepaalt dat partijen tot twee weken na de uitspraakdatum van dit arrest schriftelijk aan het enquêtebureau van de griffie van dit hof kunnen meedelen dat zij of de getuigen verhinderd zijn op het zojuist genoemde tijdstip te verschijnen, onder opgave van de verhinderdagen van beide partijen en de getuigen in de daaropvolgende drie maanden, in welk geval met inachtneming van die verhinderdagen een nieuw tijdstip voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. Wortel, G.B.C.M. van der Reep en E.M. Polak en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 december 2011.