GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
zaaknummer gerechtshof 200.087.154
(zaaknummer rechtbank 296358 / JE RK 10-2771)
beschikking van de familiekamer van 8 november 2011
[verzoeker],
verblijvende te [plaatsnaam],
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen “[de minderjarige]”,
advocaat: mr. H.P. Scheer te Utrecht,
Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht,
gevestigd te Utrecht,
verweerster in hoger beroep, verder te noemen “de stichting”.
als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende sub 1] en [belanghebbende sub 2],
wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen respectievelijk “de vader” en “de moeder”,
samen verder te noemen “de ouders”,
advocaat: mr. A.M.C.J. Klostermann te Utrecht,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, verder te noemen “WSJ”.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Utrecht, verder te noemen “de kinderrechter”, van 7 december 2010 en de beschikking van de rechtbank Utrecht, verder te noemen “de rechtbank”, van 2 februari 2011, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 3 mei 2011, is [de minderjarige] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 2 februari 2011. [de minderjarige] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zo nodig onder aanvulling van gronden:
– de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 1 juli 2011;
– te bepalen dat hij eens in de veertien dagen van vrijdag na school tot zondag 20.00 uur bij zijn ouders mag verblijven en voorts altijd de eerste helft van de schoolvakanties.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 10 augustus 2011, heeft de stichting het verzoek in hoger beroep van [de minderjarige] bestreden. De stichting verzoekt het hof de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, te bekrachtigen.
2.3 WSJ heeft binnen de gestelde termijn geen verweerschrift ingediend.
2.4 Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- op 7 juni 2011 een brief van WSJ van diezelfde datum;
- op 22 juni 2011 een brief van de stichting van diezelfde datum met bijlage;
- op 10 oktober 2011 een brief van mr. Scheer van diezelfde datum.
3.1 Uit de relatie van de ouders zijn negen kinderen geboren. Een van deze negen kinderen is [de minderjarige], verder te noemen “[de minderjarige]”, geboren op [geboortedatum] 1997.
3.2 Bij beschikking van 29 september 2008 heeft de kinderrechter, op verzoek van de raad, [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de stichting met ingang van diezelfde datum voor de duur van drie maanden.
3.3 Bij beschikking van 29 september 2008 heeft de kinderrechter, op verzoek van de raad, een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor crisisopvang danwel pleegzorg zonder daartoe strekkend indicatiebesluit met ingang van diezelfde datum voor de duur van vier weken, indien het indicatiebesluit daartoe strekt.
3.4 Bij beschikking van 9 oktober 2008 heeft de kinderrechter, op verzoek van de raad, [de minderjarige] uithuisgeplaatst, welke termijn laatstelijk is verlengd bij beschikking van 7 december 2010 tot 3 februari 2011.
3.5 Bij beschikking van 23 december 2008 heeft de kinderrechter, op verzoek van de raad, [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de stichting voor de duur van een jaar, welke termijn laatstelijk is verlengd bij beschikking van 7 december 2010 tot 3 februari 2011.
3.6 Bij beschikking van 7 augustus 2009 heeft de rechtbank de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengd met ingang van 13 augustus 2009 tot 23 december 2009, de omgangsregeling gehandhaafd zoals vastgesteld door de kinderrechter bij beschikking van 29 april 2009 tot de datum waarop de gezinsopname in de Bellenbergh zal starten, bepaald dat vanaf de datum waarop de gezinsopname in de Bellenbergh zal starten de omgangsregeling door de gezinsvoogd zal worden vastgesteld en het meer of anders verzochte afgewezen.
3.7 De stichting heeft op 2 oktober 2009 een herindicatiebesluit genomen als bedoeld in artikel 6 lid 1 van de Wet op de jeugdzorg.
3.8 Bij beschikking van 9 december 2009 heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengd tot 23 juni 2010 en de omgangsregeling tussen de ouders en de kinderen, waaronder [de minderjarige], van een uur per drie weken bij De Rading gehandhaafd en de bij beschikking van 29 april 2009 voorlopig vastgestelde omgangsregeling gewijzigd en bepaald dat de ouders recht hebben op omgang met [de minderjarige] een uur per vier weken bij het pleeggezin onder begeleiding van De Rading.
3.9 Op 18 juni 2010 heeft de stichting de vader een schriftelijke aanwijzing gegeven waarbij de aanwezigheid van de vader op de familiemiddagen is stopgezet totdat bevestigd is dat de vader zich bij MEE Utrecht heeft aangemeld voor een individueel hulpverleningstraject.
3.10 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 5 november 2010, heeft WSJ verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar alsmede de machtigingen tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.11 Bij twee afzonderlijke beschikkingen van 7 december 2010 aangaande respectievelijk de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] heeft de kinderrechter de termijn waarvoor [de minderjarige] onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht is gesteld en de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verlengd met zes weken, met ingang van 23 december 2010, dus tot 3 februari 2011 en de zaak voor het overige verwezen naar de meervoudige kamer in de stand waarin deze zich bevindt.
3.12 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 21 januari 2011, heeft [de minderjarige] verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de machtiging uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden en te bepalen dat hij eens in de veertien dagen van vrijdag na school tot zondag 20.00 uur bij de ouders mag verblijven en voorts altijd de eerste helft van de schoolvakanties.
3.13 Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank:
- de termijn waarvoor [de minderjarige] onder toezicht is gesteld van de stichting verlengd voor de
duur van een jaar, dus tot 23 december 2011 en de uitvoering opgedragen aan WSJ;
- de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening verblijf
pleeggezin 24 uurs als bedoeld in het indicatiebesluit van 2 oktober 2009 verlengd voor de
duur van een jaar, te weten tot 23 december 2011;
- de beschikking van 9 december 2009 gewijzigd met betrekking tot de omgangsregeling en
een omgangsregeling tussen de ouders en [de minderjarige] vastgesteld van twee uur per maand bij
De Rading (de familiemiddag), waarbij ook de vader aanwezig is; voorts is er eenmaal per
twee weken een belcontact tussen de ouders en [de minderjarige].
3.14 Bij beschikking van 22 april 2011 heeft de kinderrechter het verzoek van de ouders om een bijzonder curator te benoemen over [de minderjarige] afgewezen.
3.15 Bij beschikking van 16 juni 2011 heeft de rechtbank naar aanleiding van een aantal ingediende verzoeken van de ouders en onder meer [de minderjarige] de bestreden beschikking gewijzigd in die zin dat waar is bepaald dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling is opgedragen aan WSJ, dit wordt ingetrokken, in die zin dat de stichting de uitvoering van de ondertoezichtstelling zelf zal uitvoeren, het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling van [de minderjarige] zoals door mr. Scheer ter zitting is geformuleerd afgewezen, de bestreden beschikking, met inachtneming van hetgeen hiervoor is beslist voor het overige ongewijzigd heeft gelaten, het verzoek om WSJ te veroordelen in de proceskosten afgewezen, de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, het verzoek tot benoeming van een bijzonder curator pro forma aangehouden tot 19 juli 2011 in afwachting van de reactie van mr. Klostermann en het meer of anders verzochte afgewezen.
3.16 [de minderjarige] is in een pleeggezin geplaatst.
4. De motivering van de beslissing
4.1 [de minderjarige] was ten tijde van het indienen van zijn verzoek in hoger beroep minderjarig. Een minderjarige heeft geen zelfstandige rechtsingang behoudens in de wet vermelde uitzonderingen. De minderjarige moet door de ouders, een voogd of een bijzonder curator in rechte worden vertegenwoordigd. Dit volgt uit het systeem van de wet. Artikel 1:245 lid 4 BW in samenhang met artikel 1:253i BW bepaalt dat de ouders de minderjarige in burgerlijke handelingen vertegenwoordigen in en buiten rechte. Een minderjarige van twaalf jaar en ouder is in een familierechtelijke procedure die hem betreft belanghebbende in de zin van artikel 798 Rv. Hij moet in staat worden gesteld zijn mening kenbaar te maken, maar heeft in beginsel niet de mogelijkheid zelfstandig in rechte op te treden. De uitzondering op deze regel ingevolge artikel 29a lid 2 WJZ is in deze zaak niet aan de orde nu geen sprake is van een gesloten uithuisplaatsing.
Op grond van artikel 1:263 lid 2 juncto lid 4 BW kan een minderjarige van twaalf jaren of ouder de kinderrechter verzoeken de machtiging tot uithuisplaatsing geheel of gedeeltelijk in te trekken of de duur ervan te beperken. Een dergelijk beroep bij de kinderrechter staat echter pas open indien dit verzoek eerst bij de stichting is gedaan en de stichting het verzoek heeft afgewezen. Van een dergelijk verzoek ingediend bij en afgewezen door de stichting, is uit de stukken echter niet gebleken. Het hof zal daarom [de minderjarige] niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek in hoger beroep voor zover het betreft de uithuisplaatsing.
4.2 Ingevolge artikel 1:377g BW jo 1:377a BW heeft een minderjarige van twaalf jaar of ouder een eigen rechtsingang bij de kinderrechter ter zake van de omgang en informatie. Gelet hierop kan [de minderjarige] wel worden ontvangen in zijn verzoek voor zover dat ziet op de omgangsregeling tussen hem en de ouders. Omdat dit verzoek in hoger beroep is ingetrokken, maakt het hof hieruit op [de minderjarige] de gronden van zijn verzoek niet handhaaft. Dit brengt mee dat het hof dit verzoek in hoger beroep dient af te wijzen.
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart [de minderjarige] niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep voor zover dat ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.M. Mens, J.H. Lieber en A.J.H. Blaisse-Ozinga, bijgestaan door mr. C. Nijhuis als griffier, en is op 8 november 2011 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.