3.4 Met grief III stelt [ Appellante ] de aantastbaarheid van de koopovereenkomst aan de orde op verschillende grondslagen.
3.4.1. Voor zover [ Appellante ] aanvoert dat voor de verkoop van de auto toestemming van haar bewindvoerder was vereist, die ontbrak, heeft zij ook in hoger beroep het ontbreken van die toestemming niet onderbouwd, bijvoorbeeld met een verklaring van haar bewindvoerder. Reeds op die grond faalt haar betoog. Er veronderstellenderwijs van uitgaande dat de toestemming inderdaad heeft ontbroken geldt overigens krachtens artikel 1:439, tweede lid, BW dat dit de verkrijger slechts kan worden tegengeworpen indien de verkrijger het bewind kende of behoorde te kennen. [ Appellante ] stelt weliswaar dat [ Geïntimeerde ] wist dat zij onder bewind stond, maar heeft dit niet onderbouwd, noch bewijs van die stelling aangeboden, terwijl [ Geïntimeerde ] gemotiveerd heeft aangevoerd en onderbouwd dat hij ten tijde van de verkoop van de auto niet van haar bewind op de hoogte was. Dat de koopprijs voor de auto klaarblijkelijk te laag was, zoals [ Appellante ] stelt, is onvoldoende ter onderbouwing van het standpunt dat [ Geïntimeerde ] het bewind kende of behoorde te kennen.
3.4.2. [ Appellante ] stelt voorts dat de overeenkomst vernietigbaar is wegens misbruik van omstandigheden. In dat verband voert [ Appellante ] (bij deze grief alsmede bij de toelichting op grief V) aan, samengevat, dat zij in die periode kwetsbaar was, dat zij geen verstand heeft van auto’s, dat [ Geïntimeerde ] wist van haar problemen, dat zij de lasten van de auto niet kon dragen en dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn vertrouwenspositie door (terwijl hij de prijs kende waarvoor de auto recent was gekocht) de koopprijs op € 5.000,00 te bepalen zonder eerst de waarde van de auto door een onafhankelijke deskundige te laten vaststellen.
3.4.3. De rechtbank heeft het oordeel over de vraag, of onder deze omstandigheden sprake was van misbruik van omstandigheden, terecht afhankelijk gesteld van de vraag, of de koopprijs van € 5.000,-- in de buurt kwam van de dagwaarde. Zo ja, dan valt immers niet in te zien waarom het kopen van een auto voor een reëel bedrag van [ Appellante ], die in financiële moeilijkheden verkeerde en de auto niet zelf kon besturen, als misbruik van omstandigheden zou moeten gelden. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat de koopprijs van € 5.000,-- reëel was, en – zoals uit het hierna volgende blijkt - de tegen dat oordeel gerichte grieven falen, is het beroep op misbruik van omstandigheden ook in hoger beroep vergeefs voorgesteld.
3.4.4. Dat de overeenkomst vernietigbaar is wegens dwaling dan wel bedrog is ook in hoger beroep door [ Appellante ] niet verder toegelicht, laat staan onderbouwd, zodat ook aan dit betoog zal worden voorbijgegaan. Hetzelfde geldt voor haar stelling dat [ Geïntimeerde ] niet te goeder trouw een beroep op de overeenkomst zou mogen doen, nu hetgeen zij heeft aangevoerd die conclusie niet kan dragen.
3.4.5. De slotsom luidt dat ook grief III faalt.