ECLI:NL:GHAMS:2011:BU9089

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.087.701/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over nietigheid van dagvaarding en verkorting van dagvaardingstermijn in kort geding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van de stichting Dudok Wonen tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in kort geding. De zaak betreft een geschil over de nietigheid van een dagvaarding en de verkorting van de dagvaardingstermijn. De voorzieningenrechter had eerder geoordeeld dat de dagvaarding nietig was, omdat de voorwaarden voor de verkorting van de termijn niet in de dagvaarding waren opgenomen. Dudok Wonen had op 24 januari 2011 een dagvaarding uitgebracht tegen de geïntimeerde, die kort daarvoor de woning had gekraakt die aan Dudok toebehoorde. De voorzieningenrechter had op diezelfde dag de zittingsdatum voor het kort geding vastgesteld op 25 januari 2011. De geïntimeerde was echter niet verschenen op de zitting, wat leidde tot een verstekvonnis tegen hem. In de verzetprocedure voerde de geïntimeerde aan dat hij niet op de hoogte was van de dagvaarding en dat hij door het gebrek in de dagvaarding onredelijk in zijn belangen was geschaad. Het hof oordeelde dat de dagvaarding wel degelijk aan de voorwaarden voldeed en dat de geïntimeerde niet onredelijk in zijn belangen was geschaad. Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en verklaarde het verzet ongegrond. Tevens werd Dudok niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de beslissing in reconventie. De kosten van de procedure werden toegewezen aan Dudok Wonen.

Uitspraak

zaaknummer 200.087.701/01 KG
13 december 2011 (bij vervroeging)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de stichting STICHTING DUDOK WONEN,
gevestigd te Hilversum,
APPELLANTE,
advocaat: mr. M. van Schie te Amsterdam,
t e g e n
[ GEÏNTIMEERDE ],
wonende te [ H ],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. S. Bharatsingh te Hilversum.
Partijen zullen worden aangeduid als Dudok en [ Geïntimeerde ].
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Bij dagvaarding van 11 april 2011 is Dudok in hoger be-roep gekomen van het door de voorzieningenrechter in de recht-bank Amsterdam onder zaaknummer/rolnummer 483672 / KG ZA 11-311 tussen [ Geïntimeerde ] als opposant, (oorspronkelijk) ge-daagde in conventie tevens eiser in reconventie, en haar, Du-dok, als geopposeerde, (oorspronkelijk) eiseres in conventie tevens verweerster in reconventie, gewezen en op 15 maart 2011 uitgesproken vonnis in kort geding.
1.2. Dudok heeft bij memorie tegen het vonnis waarvan beroep drie grieven aangevoerd en geconcludeerd, samengevat, dat het hof het vonnis zal vernietigen en alsnog, opnieuw rechtdoende, het verzet ongegrond zal verklaren, met veroordeling van [ Ge-intimeerde ] in de kosten van het geding in beide instanties.
1.3. Bij memorie van antwoord (in de aanhef per kennelijke ver-schrijving tevens aangeduid als memorie van grieven in inciden-teel appel, evenwel zonder dat grieven zijn aangevoerd) heeft [ Geïntimeerde ] de grieven van Dudok bestreden en geconcludeerd, samengevat, tot bekrachtiging van het vonnis, met veroordeling van Dudok in de kosten van (begrijpt het hof) het geding in ho-ger beroep, met inbegrip van de nakosten, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na dagtekening van het ar-rest indien en voor zover de kosten dan nog niet zijn voldaan.
1.4. Dudok heeft het hof verzocht arrest te wijzen.
2. Feiten
Geen geschil bestaat omtrent de door de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.4 opgesomde feiten, zodat deze feiten ook het hof tot uitgangspunt zullen dienen.
Of, zoals in grief 1 wordt aangevoerd, de opsomming onvolledig is, zal, zo nodig, hierna aan de orde komen.
3. Beoordeling
3.1. Deze zaak gaat, samengevat, over het volgende.
(i) [ Geïntimeerde ] heeft, zeer kort voordat de renovatiewerk-zaamheden aan de aan Dudok in eigendom toebehorende woning aan de [ adres ] te [ plaatsnaam ] een aanvang zouden nemen, deze woning gekraakt, met gevolg dat de werkzaamheden slechts gedeel-telijk konden worden gestart en schade ontstond voor Dudok;
(ii) Op verzoek van Dudok heeft op 24 januari 2011 de (admini-stratie van de) voorzieningenrechter te Amsterdam (naar Dudok stelt: eerst mondeling en daarna, nadat de dagvaarding naar de deurwaarder was verzonden,) schriftelijk de zittingsdatum en het tijdstip van een door Dudok tegen [ Geïntimeerde ] te voeren kort geding bepaald op dinsdag 25 januari 2011 te 15.00 uur. In de schriftelijke beschikking is verlof verleend de dagvaarding met verkorte termijn uit te brengen onder de voorwaarden (1) dat de dagvaarding uiterlijk aan [ Geïntimeerde ] op 24 januari 2011 zou worden betekend en (2) dat de onder (1) genoemde voorwaarde in de dagvaarding zou worden vermeld.
(iii) Dudok heeft de dagvaarding op 24 januari 2011 aan [ Geïn-timeerde ], op het adres [ adres ], doen betekenen. In het hoofd van de dagvaarding staat ”Krachtens mondelinge last”. In de dag-vaarding wordt geen melding gemaakt van de voorwaarde dat de dagvaarding op 24 januari 2011 diende te worden uitgebracht.
(iv) Ter zitting van 25 januari 2011 te 15.00 uur is [ Geïnti-meerde ] niet verschenen en is tegen hem verstek verleend. Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 27 januari 2011 is [ Geïntimeerde ] veroordeeld om binnen 2 dagen na betekening van het vonnis de woning aan de [ adres ] te [ plaatsnaam ] met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten. [ Geïnti-meerde ] is tevens in de proceskosten veroordeeld.
(v) Het vonnis van 27 januari 2011 is op diezelfde dag aan [ Ge-intimeerde ] betekend en bij exploot van 31 januari 2011 is hem de ontruiming aangezegd. Op 3 februari 2011 heeft vervolgens de ontruiming plaatsgevonden.
(vi) Bij verzetdagvaarding van 24 februari 2011 heeft [ Geïnti-meerde ] gevorderd Dudok alsnog in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren en hem, [ Geïntimeerde ], te ontheffen van de in het vonnis van 27 januari 2011 uitgesproken veroorde-ling. In deze verzetdagvaarding voert [ Geïntimeerde ] onder meer aan
- dat hij van de dagvaarding van 24 januari 2011 pas later, toen de zitting al had plaatsgevonden en het vonnis reeds bij verstek was gewezen, kennis had genomen,
- dat [ Geïntimeerde ] aan de dagvaarding niet kon zien of een verkorting van de dagvaardingstermijn was toegewezen en zo ja, onder welke voorwaarden,
- dat het exploot van dagvaarding van 24 januari 2011 wegens het niet in acht nemen van de wettelijke dagvaardingstermijn c.q. het achterwege laten van vermelding van verleende toestemming tot het dagvaarden op verkorte termijn, nietig was, en
- dat hij als gevolg van het gebrek op onredelijke wijze in zijn belangen is geschaad.
3.2. In het vonnis waarvan beroep heeft de voorzieningenrechter
het verzet gegrond verklaard, het vonnis van 27 januari 2011 vernietigd, de door Dudok gevraagde voorzieningen alsnog gewei-gerd en Dudok in de kosten van de verzetprocedure veroordeeld.
Het hoger beroep is tegen deze beslissing - en de gronden waarop zij berust - gericht.
3.3. In grief 2 keert Dudok zich tegen het oordeel dat de dag-vaarding nietig was. Voorts klaagt Dudok dat de voorzieningen-rechter ten onrechte is voorbijgegaan aan het door haar gevoerde verweer dat [ Geïntimeerde ] door het gebrek in de dagvaarding niet onredelijk in zijn belangen is geschaad.
3.4. De bepaling door de voorzieningenrechter, op 24 januari 2011, van het tijdstip van de zitting op 25 januari 2011 te 15.00 uur, geldt als beslissing tot verkorting van de dagvaar-dingstermijn volgens artikel 117 Rv. Het feit dat de in dat ka-der gestelde voorwaarde, dat de dagvaarding op 24 januari 2011 moest worden uitgebracht, niet in de dagvaarding is opgenomen, vormt een aan de dagvaarding klevend gebrek.
3.5. Niet doet zich voor dat het exploot als gevolg van het ge-brek [ Geïntimeerde ] niet heeft bereikt. Ook kan in het onder-havige geval niet worden geoordeeld dat [ Geïntimeerde ], inmid-dels in het geding verschenen zijnde, (anderszins) door het ge-brek van de dagvaarding onredelijk in zijn belangen is geschaad. Uit de eigen stellingen van [ Geïntimeerde ] blijkt immers dat hij “pas later, toen de zitting al had plaatsgevonden en het vonnis reeds bij verstek was gewezen”, dus niet vóór 27 januari 2011, van de dagvaarding kennis heeft genomen. Dit zo zijnde kan zich niet hebben voorgedaan, zoals [ Geïntimeerde ] heeft aange-voerd, dat hij, omdat uit de dagvaarding niet was op te maken of, en zo ja onder welke voorwaarden een beschikking tot verkor-ting van de termijn was gegeven, erop mocht vertrouwen dat de dagvaarding ambtshalve nietig verklaard zou worden dan wel dat de behandeling zou worden aangehouden, en dat hij om die reden niet ter zitting is verschenen.
Het hof voegt hieraan nog toe dat in het onderhavige geval van enige (onredelijke) benadeling van [ Geïntimeerde ] als bedoeld in art. 122 Rv sowieso geen sprake is omdat aan de gestelde voorwaarde (het uitbrengen van de dagvaarding op 24 januari 2011) is voldaan en voorts omdat de dagvaarding wel melding maakt van een mondeling verleende last, met gevolg dat moeilijk aangenomen kan worden dat [ Geïntimeerde ], indien de dagvaar-ding hem vóór de zitting zou hebben bereikt, zou hebben kunnen vertrouwen op ambtshalve nietigverklaring/aanhouding wegens een vormverzuim.
3.6. Grief 2 treft derhalve doel. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en het door [ Geïntimeerde ] ingestelde verzet zal alsnog ongegrond worden verklaard. Bij (verdere) behandeling van grief 1 bestaat geen belang.
3.7. Grief 3 heeft betrekking op de door [ Geïntimeerde ] niet in de verzetdagvaarding ingestelde, maar wel voorafgaand aan de behandeling van het kort geding aangekondigde reconventionele vordering tot vergoeding van schade die [ Geïntimeerde ] als ge-volg van de executie van het vonnis van 27 januari 2011 zou heb-ben geleden. Deze vordering is door de voorzieningenrechter op juridisch technische gronden afgewezen. [ Geïntimeerde ] heeft geen incidenteel appel ingesteld. Tegen deze achtergrond valt, zonder toelichting – die evenwel is uitgebleven -, niet in te zien welk rechtens te respecteren belang Dudok heeft bij de be-handeling van haar grief. Dit leidt ertoe dat Dudok in haar ho-ger beroep tegen de beslissing het vonnis, voor zover in recon-ventie gewezen, niet ontvankelijk zal worden verklaard.
3.8. [ Geïntimeerde ] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de beide instanties.
4. Beslissing
Het hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart het door [ Geïntimeerde ] ingestelde verzet onge-grond;
- verklaart Dudok niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het vonnis in reconventie;
- veroordeelt [ Geïntimeerde ] in de kosten van het geding in beide instanties, tot deze uitspraak aan de zijde van Dudok in eerste aanleg begroot op € 527,- aan salaris (alleen conven-tie) en hoger beroep op € 739,81 aan verschotten en op € 894,- aan salaris;
- verklaart dit arrest wat betreft de proceskostenveroordelin-gen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell, G.J. Visser en N. van Lingen en in het openbaar door de rol-raadsheer uitgesproken op 13 december 2011.