ECLI:NL:GHAMS:2011:BU7555

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-000477-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling door portier in Hoorn met letsel als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar. De verdachte, een portier van café Racso in Hoorn, was beschuldigd van mishandeling van twee personen op 30 april 2009. De mishandeling vond plaats toen de verdachte de toegang tot het café weigerde aan [slachtoffer 1], die daarop reageerde door de portier aan te tikken. De portier sloeg vervolgens met zijn vuist tegen de neus van [slachtoffer 1], wat resulteerde in een gebroken neus. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 1], waarbij letsel is veroorzaakt. De verdachte werd eerder door de politierechter veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur, maar ging in hoger beroep. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een werkstraf van 40 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de totale schade werd vastgesteld op EUR 758,64, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de verdachte verplicht om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

parketnummer: 23-000477-11
datum uitspraak: 12 december 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 26 januari 2011 in de strafzaak onder parketnummer
14-056920-09 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
adres: [adres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 26 januari 2011 en op de terechtzitting in hoger beroep van 28 november 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 april 2009 in de gemeente Hoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2])
- (met kracht) (met de tot vuist gebalde) hand(en) heeft gestompt/geslagen op/tegen de neus, althans het hoofd, van die [slachtoffer 1] en/of
- (met kracht) (met de tot vuist gebalde hand(en)) heeft gestompt/geslagen op/tegen de mond, althans het hoofd, van die [slachtoffer 2] en/of
- (met kracht) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of heeft weggesmeten/geworpen en/of heeft geduwd, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 april 2009 in de gemeente Hoorn, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] heeft geslagen tegen de neus, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009008610-1 van 11 mei 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [R.] [doorgenummerde pagina's 16-21].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11 mei 2009 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 30 april 2009 was ik met [slachtoffer 2] en [getuige] (het hof begrijpt: De Boer) in het centrum van Hoorn. Op het plein de Roode Steen was een café dat Racso heette. Bij dit café wilden wij naar binnen. Ik hoorde dat de portier tegen mij zei: "Jij komt er niet in".
Ik stak mijn vinger omhoog in de richting van de borstkas van de portier en riep dat ik wilde weten waarom ik er niet in mocht. Vervolgens voelde ik een harde klap op mijn neus. Ik was geslagen door de portier. Hij sloeg mij met zijn vuist. Ik voelde dat mijn neus bloedde. Later bleek mijn neus gebroken te zijn.
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009034106-1 van 6 mei 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [J.] [doorgenummerde pagina's 5-9].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 mei 2009 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 30 april 2009 was ik in het Racso, gelegen aan de Roode Steen in Hoorn. Ik was daar samen met twee vrienden van mij, [slachtoffer 1] en [getuige]. [slachtoffer 1] werd niet binnen gelaten door de uitsmijter. [slachtoffer 1] tikte hem op de borst. Ik zag dat de uitsmijter welke door [slachtoffer 1] aangetikt werd, [slachtoffer 1] sloeg. Ik zag dat de uitsmijter zijn hand balde tot een vuist en deze naar achteren bewoog. Ik zag dat de uitsmijter deze vuist met kracht naar voren bewoog. Ik zag dat deze vuist op het gezicht van [slachtoffer 1] terecht kwam.
3. Een proces-verbaal met nummer 2009034106-6 van 22 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [A.] [doorgenummerde pagina's 37-39].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 22 juli 2009 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van verdachte:
Ik ben portier van cafe Racso. Op donderdag 30 april 2009 stond ik in de deuropening van het café. Ik zag dat er op een gegeven moment drie voor mij onbekende jongens in mijn richting liepen. Een van de drie jongens ging tegenover mij staan en begon met zijn rechterwijsvinger te prikken tegen mijn borst.
4. Een proces-verbaal met nummer PL10HR 2009034106-12 van 1 maart 2010, opgemaakt door de bevoegde opsproingsambtenaar [G.]
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 1 maart 2010 afgelegde verklaring van [Getuige 2] (gevoegd achter RC-verhoren):
In de nacht van 29 op 30 april 2009 zag ik bij Racso dat de bewaker een klap gaf aan [slachtoffer 1] (het hof begrijpt: [slachtoffer 1]). [slachtoffer 1] draaide zich om en ik zag dat het gezicht van [slachtoffer 1] helemaal onder het bloed zat.
5. Een geneeskundige verklaring van 28 augustus 2009 opgemaakt door een huisarts van de huisartsenpraktijk Adriaansens en Matser, [doorgenummerde pagina 24a].
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Medische informatie betreffende:
Achternaam: [slachtoffer 1]
Voornamen: [slachtoffer 1]
Geboren: 1 april 1991
Uitwendig waargenomen letsel: 1/5/09 scheefstand neus: deviatie naar rechts. Onderrand linkeroog klein haematoom.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 1 mei 2009.
6. Een schrijven van 7 juli 2007 van dr. J.A.M. Engel, KNO arts, en V.J.O Verhaegen, arts-assistent KNO betreffende [slachtoffer 1],, [doorgenummerde pagina 24a]
Dit schrijven houdt in, zakelijk weergegeven:
Onlangs zagen wij bovengenoemde patiens vanwege een neusfractuur. Op 30 april 2009 heeft patient een klap tegen de neus aangekregen.
Conclusie: fractuur os nasale.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis en gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en heeft door zijn handelen letsel bij het slachtoffer veroorzaakt. Hij is - wat er zij van het gedrag van het slachtoffer die avond - veel te ver gegaan bij zij optreden tegen een klant van de horecagelegenheid waar hij werkzaam was.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 november 2011 is de verdachte op 23 september 2011 ter zake van mishandeling veroordeeld. Deze veroordeling is niet onherroepelijk en zal het hof niet meewegen, mede omdat het een feit betreft gepleegd na het onderhavige feit.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 1.258,64. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 758,64. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof begroot deze schade op EUR 258,64 ter zake van materiële schade en op EUR 500,- ter zake van immateriële schade. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot een bedrag van EUR 758,64 zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 758,64 (zevenhonderdachtenvijftig euro en vierenzestig cent) bestaande uit EUR 258,64 (tweehonderdachtenvijftig euro en vierenzestig cent) materiële schade en EUR 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van EUR 758,64 (zevenhonderdachtenvijftig euro en vierenzestig cent) bestaande uit EUR 258,64 (tweehonderdachtenvijftig euro en vierenzestig cent) materiële schade en EUR 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.A.J. Dun, mr. A.E.M. Röttgering en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Winkels, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2011.
mr. Wildenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.