ECLI:NL:GHAMS:2011:BU6402

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.064.786-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van loonbetalingen en terugvordering door werkgeefster

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DRAMATIC BEAT B.V. tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. Het hof heeft op 20 september 2011 een arrest gewezen, waarin het vervolg van een eerder tussenarrest van 3 mei 2011 werd behandeld. De werkgeefster, DRAMATIC BEAT B.V., had een vordering ingesteld tot terugbetaling van een bedrag van € 107.940,80, vermeerderd met wettelijke rente, wegens teveel betaald loon aan de werkneemster, aangeduid als [ Geïntimeerde ]. Het hof oordeelde dat de werkgeefster het recht had om de loonbetalingen te verrekenen met haar vordering, en dat er geen wettelijke verhoging over de loonbetalingen verschuldigd was. Dit was gebaseerd op het feit dat de werkgeefster in de periode van juni 2007 tot en met maart 2008 steeds geld van de werkneemster tegoed had, en dat de werkneemster in een eerdere periode teveel loon had ontvangen.

Het hof heeft vastgesteld dat de werkgeefster geen wettelijke verhoging verschuldigd was, omdat de werkneemster het overzicht van de loonbetalingen niet had betwist. De werkgeefster heeft ook onweersproken gesteld dat zij na het bestreden vonnis niets meer aan de werkneemster heeft betaald. Uiteindelijk heeft het hof de vordering van de werkgeefster tot terugbetaling van € 89.396,86 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 juli 2008. De kosten van het geding werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij, de werkneemster.

Uitspraak

zaaknummer 200.064.786/01
20 september 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DRAMATIC BEAT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. A. van Hees te Amsterdam,
t e g e n
[ GEÏNTIMEERDE ]
(voorheen) wonend te [ A ],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. J. de Wit te Amsterdam.
Partijen worden hierna DB en [ Geïntimeerde ] genoemd.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Het hof heeft in deze zaak op 3 mei 2011 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot die datum wordt naar dat arrest (verder: het tussenarrest) verwezen.
Ingevolge het tussenarrest heeft DB – onder kennelijke vermindering van eis - een nadere akte genomen en daarbij producties overgelegd.
[ Geïntimeerde ] heeft hierop een antwoordakte genomen.
Ten slotte hebben partijen wederom arrest gevraagd.
2. De verdere beoordeling in hoger beroep
2.1. In het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat van een tussen partijen overeengekomen maandsalaris van € 5.000,= bru-to moet worden uitgegaan. In verband met de door DB ingestelde vordering tot (terug)betaling van een bedrag van € 107.940,80, vermeerderd met wettelijke rente, heeft het hof DB in de gelegenheid gesteld een nadere berekening van haar vordering in het geding te brengen, zulks met inachtneming van de in overweging 3.21 van het tussenarrest aangegeven uitgangspun-ten. Tevens diende DB aan te geven wat zij na het eindvonnis aan [ Geïntimeerde ] heeft betaald en wanneer zij dat heeft gedaan.
2.2. Met betrekking tot de door de kantonrechter toegewezen wettelijke verhoging van 25% over het eveneens toegewezen loon over de periode van juni 2007 tot en met 31 maart 2008 heeft DB aan de hand van een door haar als productie 26 overgelegd overzicht betoogd, kort gezegd, dat zij in feite nimmer te laat is geweest met de loonbetalingen over de onderhavige periode en daarom te dier zake geen wettelijke verhoging verschuldigd is. Omdat [ Geïntimeerde ] genoemd overzicht niet heeft betwist, zal het hof van de juistheid daarvan uitgaan. Uit het overzicht blijkt dat DB in de periode van juni 2007 tot en met 31 maart 2008 steeds geld van [ Geïntimeerde ] tegoed heeft gehad, alsmede, dat dit voortvloeit uit het feit dat DB [ Geïntimeerde ] in de periode van maart 2006 tot en met april 2007 steeds teveel loon heeft betaald. Op grond van het bepaalde in artikel 7:632 lid 4 BW stond het DB vrij de loonbetalingen over de periode van juni 2007 tot en met 31 mei 2008 te verrekenen met haar vordering op [ Geïntimeerde ]. De thans ingestelde vordering tot terugbetaling behoeft in zoverre dus, anders dan waarvan het hof in het tussenarrest uitging, geen correctie .
2.3. DB heeft in haar akte na het tussenarrest gesteld dat met de vergoeding wegens 43 niet genoten vakantiedagen een bedrag van € 6.254,10 is gemoeid. [ Geïntimeerde ] heeft dit niet betwist, reden waarom het hof van de juistheid daarvan uitgaat. Met betrekking tot de wettelijke verhoging over dit bedrag geldt, gezien de omvang van dit bedrag en de vordering die DB op [ Geïntimeerde ] destijds had, hetzelfde als wat onder 2.2 is overwogen.
2.4. Ten slotte heeft DB onweersproken gesteld dat zij na het bestreden vonnis niets meer aan [ Geïntimeerde ] heeft betaald.
2.5. Gezien al het voorgaande is de opstelling van DB, zoals vervat in haar nadere akte, sub 11, juist. [ Geïntimeerde ] dient DB derhalve een bedrag van € 89.396,86 (terug) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2008 .
3. Slotsom
3.1. Omdat de grieven V tot en met VII gegrond zijn, heeft de kantonrechter ten onrechte het door DB ingestelde verzet tegen de onderdelen I, II en III (voor zover daarbij van een netto salaris van € 5.000,= is uitgegaan) van het verstekvonnis afgewezen.
3.2. Hoewel de beslissing van de kantonrechter het verzet tegen de onderdelen IV en V af te wijzen niet aan het oordeel van het hof is onderworpen, zal het hof – vanwege de toe te wijzen vordering tot terugbetaling waarin de desbetreffende bedragen ten gunste van [ Geïntimeerde ] zijn verdisconteerd – de bestreden vonnissen om praktische redenen geheel vernietigen, het verstekvonnis eveneens vernietigen, de vorderingen van [ Geïntimeerde ] alsnog afwijzen en [ Geïntimeerde ] veroordelen tot terugbetaling aan DB van een bedrag van € 89.396,86, met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2008.
3.3. [ Geïntimeerde ] zal, als de in het ongelijk gestelde partij , worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties, met dien verstande dat de kosten van het verzetexploot voor rekening van DB dienen te worden gelaten.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt de (onder rolnummer 970541 CV EXPL 08-22264) tussen partijen gewezen vonnissen van de kantonrechter te Amsterdam van 27 maart 2009 en 22 januari 2010, waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
vernietigt het (onder kenmerk 839848 CV EXPL 08-7460) tussen partijen gewezen verstekvonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 25 maart 2008, waarvan verzet, en, opnieuw rechtdoende op het verzet:
wijst de vorderingen van [ Geïntimeerde ] af;
veroordeelt [ Geïntimeerde ] tot (terug)betaling aan DB van een bedrag van € 89.396,86 (negenentachtigduizenddriehonderdzesennegentig euro en 86 eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2008 tot de dag der voldoening;
verwijst [ Geïntimeerde ] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van DB begroot op € wegens verschotten en € wegens salaris van de advocaat;
verwijst [ Geïntimeerde ] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van DB begroot op € wegens verschotten en € wegens salaris van de advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het door DB meer of anders gevorderde af .
Dit arrest is gewezen door mrs. S.F. Schütz, R.J.M. Smit en
C. Uriot, en is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2011 door de rolraadsheer.