ECLI:NL:GHAMS:2011:BU3805
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- K. van der Meijde
- H. Harmsen
- T.A. de Roos
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak voor overtreding van de Wet bodembescherming wegens onvoldoende bewijs van bodemverontreiniging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het overtreden van artikel 13 van de Wet bodembescherming, omdat hij een lekkend motorvoertuig had geparkeerd, waardoor olie in de bodem zou zijn geraakt. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een geldboete van EUR 390,- of vervangende hechtenis.
Tijdens de zitting heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof oordeelde dat de economische politierechter niet had voldaan aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering, wat leidde tot de vernietiging van het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de vloeistof die uit de camper van de verdachte lekte, op het asfalt terecht was gekomen, maar er was onvoldoende bewijs dat deze vloeistof ook daadwerkelijk op of in de bodem was geraakt, zoals gedefinieerd in de Wet bodembescherming.
Gelet op deze bevindingen heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging. Het hof heeft het vonnis van de economische politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging.