[getuige a]: “(. . .) vertelde ze mij dat zij haar ouders had onterfd. Ze heeft mij niet verteld hoe dat precies in een testament was geregeld.(. . .) Ik wist niet dat ze haar broer tot erfgenaam had benoemd.”
[getuige b]: “Lies heeft mij (. . .) verteld (. . .) dat zij haar ouders had onterfd. (. . .) Lies heeft mij niet verteld op welke manier zij haar ouders heeft onterfd.”
[getuige c]: “(. . .) vertelde zij mij eens dat zij in onmin leefde met haar ouders en dat zij haar ouders, althans haar moeder, had onterfd. Dat zij in onmin leefde met haar moeder wist ik al (. . .) Lies heeft mij niet verteld hoe ze haar moeder had onterfd, wel heeft zij mij verteld dat ze een testament had gemaakt. (. . .) De verhouding tussen Lies en haar moeder is nooit goed geweest. Ik wist van mijn ouders (. . .) dat het contact tussen Lies en haar moeder slecht was”
[getuige d]: “Zij vertelde mij dat zij een testament had laten opmaken, omdat zij absoluut niet wilde dat haar moeder iets zou krijgen. Zij heeft mij niet verteld hoe zij haar moeder heeft onterfd, wat er in het testament stond.”
[getuige e]: “Ik weet (. . .) dat zij haar moeder wilde onterven. Dat vertelde zij mij. (. . .) Zij had een hekel aan haar moeder, was zelfs bang voor haar. Lies heeft met mij niet besproken hoe zij haar moeder zou onterven. (. . .) Zij heeft mij nooit verteld dat zij een testament had opgemaakt.”
[getuige f]: “Zij heeft diverse keren met mij besproken dat zij absoluut niet wilde dat haar moeder iets van haar zou erven. (. . .) Dat had te maken met de manier waarop zij door haar moeder behandeld was. Zij was zelfs bang voor haar.
(. . .) Zij heeft mij op enig moment ook verteld dat zij een testament had opgemaakt. Zij heeft mij niet verteld hoe zij heeft geregeld dat haar moeder niet zou erven, wat de inhoud van het testament was.”
[getuige g]: “Ze vertelde mij (. . .) dat ze haar moeder wilde onterven. Er waren veel problemen tussen haar en haar moeder.
Zij heeft mij niet verteld hoe ze een en ander precies zou regelen. Wel is de term testament gevallen.”
[getuige h]: “Zij vertelde mij dat zij een testament had gemaakt om haar ouders te onterven. Ze heeft mij niet verteld (. . .) wat daar dan precies in stond. Ik heb haar wel gevraagd “Waar gaat alles dan wel heen?” en zij heeft mij verteld dat dat gewoon zou gaan volgens de stamboomregels van het erfrecht omdat zij niemand anders had aan wie zij wilde nalaten. De erfgenaam zou dan haar broer zijn.”
[getuige i]: “Lies had een haatverhouding met haar moeder. Haar moeder was liefdeloos. (. . .) Zij vertelde mij dat zij niet wilde dat haar bezittingen, voor zover ze die had, na haar overlijden aan haar ouders zouden vervallen. (. . .) Ik weet dat Lies een testament heeft opgemaakt waarbij zij haar broer Bert heeft aangewezen als erfgenaam. Zij heeft Bert aangewezen omdat die haar enige erfgenaam kon zijn. Haar ex-man Joep was inmiddels overleden en ze had maar één broer. Aan wie anders moest ze nalaten? Dit alles heeft ze mij verteld.”
[getuige j]: “(. . .) hadden Lies en ik veel contact en hebben we veel over persoonlijke zaken gesproken. U moet dan denken aan onderwerpen als hoe we zijn opgegroeid en wat er allemaal in onze jeugd gebeurd was. Uit die gesprekken weet ik dat de verhouding tussen Lies en haar ouders slecht was. Met name de verhouding met haar moeder was kapot. Er was sprake van een haatverhouding. Ze vertelde mij over de nare ervaringen in haar jeugd en tijdens de opvoeding door haar moeder (. . .) vertelde ze mij ook dat ze een testament had laten opmaken. Ze vertelde dat ze absoluut niet wilde dat haar moeder van haar zou erven. (. . .) Ze heeft mij niet specifiek verteld wie haar erfgenaam zou zijn, wel dat haar ouders niets zouden erven.”