ECLI:NL:GHAMS:2011:BT8659

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.094.858/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van Body Control Concepts Holding B.V. en onmiddellijke voorzieningen

Op 14 oktober 2011 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen M.L. Investments B.V. en Body Control Concepts Holding B.V. (BCCH). M.L. Investments verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van BCCH over de periode van 29 april 2008 tot en met 25 juli 2011, en om onmiddellijke voorzieningen te treffen. De verzoekster stelde dat er ernstige bedenkingen waren tegen het functioneren van Hagebosch, de meerderheidsaandeelhouder en voormalig bestuurder van BCCH, en dat er gegronde redenen waren voor twijfel aan een juist beleid van de vennootschap. Hagebosch verzocht op zijn beurt om afwijzing van het verzoek en om schorsing van de huidige bestuurder, H.A.W. Verlind.

De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de verhoudingen tussen de aandeelhouders ernstig verstoord zijn en dat er vraagtekens zijn bij het beleid van zowel Hagebosch als het huidige bestuur van BCCH. De Ondernemingskamer oordeelde dat een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van BCCH noodzakelijk was, en dat de status quo in het bestuur van de vennootschap moest worden gehandhaafd om schade aan de onderneming te voorkomen. De Ondernemingskamer heeft een onderzoek bevolen en een commissaris benoemd die toezicht zal houden op het bestuur van BCCH. Tevens werd bepaald dat de algemene vergadering van aandeelhouders geen besluiten mocht nemen die wijziging in de samenstelling van het bestuur met zich meebrachten, behoudens met unanieme stemmen.

De kosten van het onderzoek werden ten laste van BCCH gesteld, en de Ondernemingskamer compenseerde de kosten van het geding tussen de partijen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKING in de zaak met nummer 200.094.858/01 OK van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M.L. INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
VERZOEKSTER,
advocaat: mr. C.W. Reintjes, kantoorhoudende te Duiven,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BODY CONTROL CONCEPTS HOLDING B.V. ,
gevestigd te Opijnen,
VERWEERSTER,
advocaat: mr. H.G. Pomper, kantoorhoudende te Assen,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAGEBOSCH BEHEER B.V.,
gevestigd te Opijnen,
BELANGHEBBENDE,
advocaat: mr. W.Th.A. Schermer, kantoorhoudende te Utrecht.
1. Het verloop van het geding
1.1 In het vervolg zal verzoekster (ook) worden aangeduid met ML Investments, verweerster met BCCH of de vennootschap en belanghebbende met Hagebosch.
1.2 ML Investments heeft bij op 3 oktober 2011 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van BCCH over de periode 29 april 2008 tot en met 25 juli 2011. Daarbij heeft zij tevens verzocht - zakelijk weergegeven - bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
- primair te gelasten dat Hagebosch haar bevoegdheid als aandeelhouder niet mag aanwenden ter verkrijging van ontslag van het huidige bestuur en het benoemen van een bestuurder ten aanzien van wie geen overeenstemming bestaat met ML Investments;
- subsidiair te bepalen dat besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van BCCH tot ontslag van het bestuur slechts kunnen worden genomen met algemene stemmen;
- meer subsidiair te bepalen dat de hiervoor bedoelde besluiten slechts kunnen worden genomen met instemming van een door de Ondernemingskamer te benoemen commissaris;
- althans zodanige voorzieningen te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht,
met veroordeling van BCCH in de kosten van het geding.
1.3 BCCH heeft bij op 5 oktober 2011 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift de Ondernemingskamer verzocht de verzoeken toe te wijzen.
1.4 Hagebosch heeft bij op 5 oktober 2011 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht - zakelijk weergegeven - :
a. primair het verzoek tot het gelasten van een onderzoek en het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen af te wijzen en daarbij tevens te bepalen dat het verzoek tot het gelasten van een onderzoek niet op redelijke grond is gedaan;
b. subsidiair, voor het geval de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van BCCH mocht bevelen, bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding de huidige bestuurder H.A.W. Verlind (hierna: Verlind) te schorsen als bestuurder van BCCH en een derde persoon te benoemen tot bestuurder, althans een zodanige voorziening te treffen die de Ondernemingskamer geraden acht;
met veroordeling van ML Investments in de kosten van het geding.
1.5 De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 6 oktober 2011. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van - aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde - aantekeningen. Partijen hebben vragen van de Ondernemings-kamer beantwoord.
2. De feiten
De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1 BCCH, opgericht door Hagebosch op 29 april 2008, drijft een onderneming die zich bezig houdt, via een daartoe opgezette franchiseorganisatie, met het bestrijden van overgewicht met behulp van (onder meer) een spierverstevigingsapparaat en het geven van adviezen en trainingen op het gebied van gewichtsverlies en gewichtsbehoud. Op 11 juni 2008 heeft ML Investments 15% van de aandelen in BCCH, voor een bedrag van € 225.000, van Hagebosch gekocht en geleverd gekregen. Hagebosch en ML Investments vormden sindsdien gezamenlijk het bestuur van BCCH.
2.2 De echtelieden M.C.P. Lubberhuizen en B.I. Dekens houden de aandelen in ML Investments en vormen van deze vennootschap het bestuur. Gevabos International Holding B.V. (hierna: Gevabos) en Vanoos International Holding B.V. (hierna Vanoos) houden de aandelen in Hagebosch en vormen daarvan het bestuur. Enig bestuurder en aandeelhouder van Gevabos is G.G. van den Bosch (hierna: Van den Bosch); enig aandeelhouder en bestuurder van Vanoos is J.S.M. van Oosterbosch (hierna: Van Oosterbosch). Van den Bosch en Van Oosterbosch zijn gehuwd.
2.3 BCCH houdt drie 100% dochtervennootschappen, waarvan zij ook enig bestuurder is, te weten Body Control International Development B.V., Body Control Nutrition B.V. en Body Control Franchise B.V. (hierna: Franchise).
2.4 Hagebosch en ML Investments hebben op 20 januari 2009 Hama Rent B.V. (Hierna: Hama) opgericht, in welke vennootschap zij elk voor 50% deelnamen. Hama houdt zich bezig met de aankoop van de spierverstevingsapparaten die bij de franchisenemers in gebruik zijn. Hama betrekt die apparaten van Franchise, en Franchise op haar beurt koopt deze van een maatschap van Van Oosterbosch en Van den Bosch (welke maatschap aanvankelijk de thans door BCCH gedreven onderneming exploiteerde; hierna: de Maatschap). Bestuurder van Hama werd ML Investments. Hagebosch en ML Investments hebben voorts op 20 maart 2009 Body Control Deutschland B.V. (hierna: BCD) opgericht, waarin beide eveneens voor 50% deelnamen en waarvan ML Investments eveneens de enige bestuurder werd. BCD houdt zich bezig met het opzetten van de franchiseorganisatie in Duitsland.
2.5 Op 30 juni 2011 zijn de aandelen in Hama en de aandelen in BCD alle door Hagebosch en ML Investments aan BCCH overgedragen, voor een koopprijs van respectievelijk € 400.000 en € 18.000. BCCH is vervolgens enig bestuurder geworden van Hama en van BCD. ML Investments heeft van haar vordering op de koopsom ten bedrage van € 218.000 afstand gedaan. Dit bedrag heeft zij bij overeenkomst van geldlening, eveneens van 30 juni 2011, geleend aan BCCH onder de verplichting van BCCH om dit bedrag inclusief rente volgens een aflossingsschema uiterlijk in 2016 te hebben afgelost. Hagebosch heeft zich borg gesteld voor de nakoming van alle verplichtingen uit de overeenkomst van geldlening, evenals Van Oosterbosch en Van den Bosch, ieder tot een bedrag van € 50.000, in privé. Voorts zijn tot zekerheid van de terugbetaling de aandelen in BCCH, Hama en BCD aan ML Investments verpand.
2.6 Op 25 juli 2011 heeft een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders van BCCH plaatsgevonden. In die vergadering is met unanieme stemmen besloten om Hagebosch te ontslaan als bestuurder van BCCH en Verlind tot bestuurder te benoemen. Verlind was, tezamen met E.J. Lutgert (hierna: Lutgert), eind 2010 bij BCCH betrokken geraakt als adviseur. Vanaf omstreeks medio 2011 zijn Verlind en Lutgert fulltime voor BCCH werkzaam.
2.7 Bij brieven van 3 en 5 augustus 2011 die als opschrift dragen: “ingebrekestelling”, heeft ML Investments BCCH respectievelijk Hagebosch gewezen op artikel 4g van de overeenkomst van geldlening, welke bepaalt, zakelijk weergegeven, dat de hoofdsom met rente en kosten onmiddellijk opeisbaar is als de schuldenaar tekort schiet in de nakoming van de verplichtingen uit die overeenkomst en na ingebrekestelling in verzuim is geraakt.
2.8 Op 9 augustus 2011 heeft een algemene vergadering van aandeelhouders van BCCH plaatsgevonden, alwaar namens het bestuur van BCCH naast Verlind als bestuurder tevens Lutgert aanwezig was, blijkens de concept-notulen van die vergadering als non-executive director van BCCH. In de concept-notulen staat onder punt 2 van de gevolgde agenda vermeld de “[s]chriftelijke vastlegging van de nieuwe directie t.a.v. hun bevindingen van het functioneren van de gewezen directie”. De hier bedoelde rapportage van Verlind en Lutgert is ter vergadering voorgelezen en “maakt onlosmakelijk onderdeel uit van de onderhavige notulen”. Blijkens de concept-notulen is vervolgens, “[o]p grond van de inhoud van [die rapportage] en de hierboven (…) geconstateerde onjuistheden, onwaarheden dan wel halve waarheden van de zijde van de gewezen directie, maar bovenal op grond van het feit, dat er een volledig gebrek aan vertrouwen en het voordurend beschamen van vertrouwen ten aanzien van c.q. door de gewezen directie heeft plaatsgehad, (door) de nieuwe directie, daarin gesteund door de heer en mevrouw Lubberhuizen, besloten, dat er voor de heer en mevrouw Van Oosterbosch geen enkele rol meer is weggelegd binnen [BCCH] dan wel de onder haar ressorterende vennootschappen, anders dan het zijn van aandeelhouder. Medegedeeld wordt, dat de sloten op het pand (…) inmiddels zijn vervangen en dat de gewezen directie per direct van de toegang tot het computersysteem van het bedrijf wordt afgesloten. (…) Indien de gewezen directie als aandeelhouder nog contact wil opnemen met de huidige directie, dan zal hiertoe slechts via e-mail contact worden opgenomen.”
2.9 Bij brief van 17 augustus 2011 hebben Verlind en Lutgert aan de advocaat van Hagebosch, Van Oosterbosch en Van den Bosch onder meer medegedeeld dat de financiële situatie van BCCH betaling aan ML Investments van hetgeen uit hoofde van de leningovereenkomst verschuldigd is, niet toelaat en dat BCCH niet aan haar verplichtingen kan en zal voldoen. Het ligt voor de hand, zo staat in de brief, dat Van Oosterbosch en Van den Bosch de verschuldigde betaling aan ML Investments zullen doen, teneinde te voorkomen “dat zij ineens voor het bedrag van de borgstelling kunnen worden aangesproken”.
2.10 Bij brief van 25 augustus 2011 is Hagebosch, en bij brief van 26 augustus 2011 zijn Van Oosterbosch en Van den Bosch, door ML Investments aangesproken als borg tot betaling van het verschuldigde bedrag uit de overeenkomst van geldlening.
2.11 Bij brief van 26 augustus 2011 heeft Hagebosch aan BCCH, Verlind en Lutgert, geschreven dat het onjuist is dat BCCH het aan ML Investments verschuldigde bedrag niet kan voldoen omdat BCCH beschikt over “diverse, bestendige, bronnen van inkomsten, te weten franchisefees, omzet van Nutrition en omzet van de beide eigen vestigingen”. Hagebosch heeft voorts verzocht een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders uit te schrijven voor 12 september 2011 met onder meer als agendapunten de gang van zaken “(directieverslag over het door de directie sedert haar aantreden gevoerde beleid)”, het ontslag van Verlind als bestuurder van BCCH en de benoeming van een nieuw bestuur. Deze vergadering is niet doorgegaan, waarna op 22 september 2011 een (nieuwe) uitnodiging voor een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders, te houden op 6 oktober 2011, aan de aandeelhouders is verstuurd. Aan de agenda is toegevoegd het agendapunt “Bijzonder accountantsonderzoek en de mogelijke consequenties daarvan”.
2.12 Ter terechtzitting is door partijen overeengekomen dat de vergadering van 6 oktober 2011 in elk geval niet op die datum zal doorgaan (maar, in het voorkomende geval, binnen een week na de afwijzende beschikking van de Ondernemingskamer).
3. De gronden van de beslissing
3.1 ML Investments heeft aan haar stelling, dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid van BCCH en dat onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen, ten grondslag gelegd dat zij ernstige bedenkingen heeft tegen de wijze waarop Hagebosch (en haar bestuurders) hebben gefunctioneerd. Daartoe heeft zij een aantal bezwaren aangevoerd die onder meer het volgende betreffen:
- in de maanden voor haar aftreden als bestuurder van BCCH heeft Hagebosch - ondanks liquiditeitsproblemen bij de vennootschap - aan zichzelf een bedrag van € 43.200 uitgekeerd als management fee;
- BCCH verkeert in een slechte financiële situatie; zij is ‘technisch failliet’;
- Hagebosch heeft willekeurige en onderling wisselende bedragen aan de franchisenemers doorberekend voor de aanschaf van de spierverstevigingsapparaten; mede hierdoor hebben diverse aanvaringen met ontevreden franchisenemers/salonhouders plaatsgehad;
- daarnaast is er een te hoge marge begrepen in de bedragen die (eerst) de Maatschap en (vervolgens) Franchise voor de apparaten in rekening brengt aan Hama, waardoor (naar de Ondernemingskamer begrijpt) Hama die apparatuur met een (te) lage marge bij de franchisenemers moet afzetten;
- het aantal franchisenemers is onder het bestuur van Hagebosch gedaald van ruim 60 naar minder dan 35, hetgeen Hagebosch aan te rekenen valt;
- Hagebosch heeft namens BCCH contante betalingen in ontvangst genomen die niet in de administratie van BCCH zijn verantwoord;
- Hagebosch bemoeit zich, ondanks het feit dat zij geen bestuurder meer is, met de bedrijfsvoering van BCCH, in het bijzonder door nog steeds contacten met de franchisenemers te onderhouden;
- Hagebosch heeft zichzelf ongeautoriseerd toegang verschaft tot het automatiseringssysteem van BCCH, hetgeen tot een ontregeling van dit systeem heeft geleid.
Het verzoek tot onmiddellijke voorzieningen heeft tot doel, aldus ML Investments, om te voorkomen dat het huidige bestuur van BCCH, dat orde op zaken stelt, door de algemene vergadering van aandeelhouders wordt ontslagen en dat een door Hagebosch voorgedragen persoon onderscheidenlijk Hagebosch zelf tot bestuurder van BCCH wordt benoemd.
3.2 BCCH heeft onder meer aangevoerd dat Lutgert en Verlind in december 2010 bij BCCH betrokken zijn geraakt als adviseurs en aanvankelijk met Hagebosch althans Van Oosterbosch hebben samengewerkt met als doel om de exploitatie van de spierverstevigingsapparatuur en de franchiseorganisatie in het buitenland op te zetten en te helpen bij het herstructureren en mogelijk herfinancieren van BCCH. Na de hierboven onder 2.5 genoemde ‘verhanging’ van Hama en BCD zijn zij (Lutgert en Verlind) op de hoogte geraakt van de deplorabele financiële staat van BCCH. Daarop is een buitengewone aandeelhoudersvergadering ingelast waarin die financiële situatie aan de orde is gekomen en unaniem is besloten tot ontslag van Hagebosch als bestuurder en benoeming van Verlind als zodanig, per 25 juli 2011. Uit vervolgens door Verlind en Lutgert gehouden nader onderzoek naar de staat en de bedrijfsvoering van BCCH is een “schokkend beeld” naar voren gekomen. Zo blijkt, aldus BCCH, onder meer dat (i) privé-uitgaven van Hagebosch bij BCCH zijn ondergebracht, (ii) er sprake was van “big spendersgedrag” van (de bestuurders van) Hagebosch ten koste van het bedrijf, (iii) een adequaat voorraadbeheer ontbrak, (iv) de jaarrekeningen 2009 en 2010 door ML Investments vanwege daarin voorkomende onregelmatigheden zijn afgewezen, zodat vaststelling en goedkeuring van die jaarrekeningen niet heeft plaatsgevonden, (v) de onderneming geen financiële buffers heeft, (vi) er mede door belastingschulden een uiterst wankele situatie voor de continuïteit van de onderneming bestaat, (vii) het aantal franchisenemers aanzienlijk is teruggelopen en (viii) meer in het algemeen de bedrijfsvoering en het management volstrekt onder de maat zijn, aldus nog steeds BCCH. Ter terechtzitting heeft BCCH het voorgaande genuanceerd in die zin dat uit het in 2.11 bedoelde externe accountantsonderzoek niet is gebleken van kwade wil van Hagebosch, van grote malversaties door haar als bestuurder of van door haar genoten buitensporige management fees, dat over de afgelopen drie jaren (slechts) tot een bedrag van € 7.000 ten onrechte privé uitgaven ten laste van BCCH zijn gekomen (niet in rekening-courant zijn geboekt) en dat (slechts) tot een bedrag van € 32.000 kan worden getwist of uitgaven terecht als zakelijk, ten laste van BCCH, zijn geboekt maar dat de administratie wel op veel punten aanleiding geeft tot vragen.
3.3 Hagebosch heeft zich verweerd. In de kern komt dit verweer er op neer dat Van Oosterbosch en Van den Bosch als bestuurders van Hagebosch geen vertrouwen (meer) hebben in Verlind en Lutgert. Zij hebben ter toelichting gewezen op een betaling van € 20.000 die Verlind omstreeks 21 juli 2011 aan zichzelf en aan Lutgert heeft gedaan. De titel van deze betalingen is onbekend, terwijl in het kader van de benoeming van Verlind als bestuurder de hoogte van de managementvergoeding niet is vastgesteld. Zij hebben zich, onder verwijzing naar onder meer de brief van Verlind en Ludgert van 17 augustus 2011 op het standpunt gesteld dat de gang van zaken rond de termijnbetalingen op de geldlening onduidelijk en onbehoorlijk is. Er zouden voldoende middelen in BCCH of haar dochtervennootschappen aanwezig moeten zijn (maandelijkse huurtermijnen en waarborgsommen) om die termijnbetalingen te doen; kennelijk heeft BCCH ervoor gekozen om niet te betalen en streven Lutgert en Verlind uitsluitend hun eigen belangen na, “in die zin dat zij [BCCH] zo voordelig mogelijk in handen wil(len) krijgen” althans dat zij de onderneming in hun eigen voordeel ‘leeghalen’. Voorts menen Van Oosterbosch en Van den Bosch dat zij als (indirecte) bestuurders ten onrechte volledig buiten spel zijn gezet. Zij achten het onverantwoord dat het bestuur tevens iedere feitelijke bemoeienis aan Van den Bosch, die ‘het gezicht’ van BCCH is, het concept achter de onderneming heeft ontwikkeld en tot voor kort franchisenemers/salonhouders opleidde en begeleidde, heeft verboden. Deze handelwijze leidt tot onrust en vragen bij de franchisenemers, die dan ook regelmatig contact met Van den Bosch opnemen en over het gebrek aan ondersteuning door BCCH klagen. De teruggang in het aantal franchiseondernemingen is volgens Hagebosch, zoals zij ter terechtzitting heeft toegelicht, met name aan deze onverantwoorde gang van zaken te wijten. Er zijn volgens Hagebosch geen zwaarwegende redenen om haar als meerderheidsaandeelhouder het uitoefenen van haar recht tot ontslag van Verlind als bestuurder van BCCH, en tot benoeming van een door haar voorgedragen bestuurder te ontzeggen.
3.4 De Ondernemingskamer overweegt als volgt.
3.5 Uit de hierboven weergegeven stellingen van partijen, uit hetgeen overigens ter terechtzitting naar voren is gebracht en uit de gedingstukken blijkt dat de verhoudingen tussen de aandeelhouders onderling en tussen het huidige bestuur van BCCH en Hagebosch als meerderheidsaandeelhouder ernstig verstoord zijn. Zulks hebben partijen ook alle bevestigd; zij wijzen elkaar aan als de veroorzaker daarvan en maken elkaar over en weer daarvan verwijten. Bij meerderheidsaandeelhouder Hagebosch is bovendien sprake van een diepgaand wantrouwen jegens de overige partijen, ML Investments en het zittende bestuur van BCCH. Los daarvan moet tevens worden vastgesteld dat de door ML Investments bij het in het verleden door Hagebosch gevoerde beleid geplaatste vraagtekens (ter zake van onder meer de financiële administratie en de management fees, de aansturing van de franchise-nemers, de verrekenprijzen van de spierverstevigingsapparaten) niet bij voorbaat onterecht kunnen worden geacht, terwijl anderzijds ook vraagtekens kunnen worden geplaatst bij het beleid van Verlind als huidige bestuurder van BCCH (ter zake van onder meer het niet-voldoen van de termijnbetalingen aan ML Investments, de functie en beloning van Lutgert, het doen van ‘onduidelijke’ betalingen aan zichzelf en aan Lutgert, het volledig buiten de bedrijfsuitoefening houden van Van den Bosch). Alles bijeengenomen is aannemelijk te achten dat het beleid en de gang van zaken van BCCH zodanig worden gefrustreerd dat (de ondernemingen van) BCCH en haar dochtervennootschappen schade wordt berokkend dan wel kan worden berokkend. Reeds op deze gronden moet worden getwijfeld aan een juist beleid van BCCH.
3.6 De Ondernemingskamer acht een onderzoek naar dat beleid en naar de gang van zaken van BCCH dan ook noodzakelijk. Dat onderzoek zal zich dienen uit te strekken over de periode vanaf 29 april 2008, de datum van de oprichting van BCCH.
3.7 Daarnaast vereist de toestand van BCCH dat er een onmiddellijke voorziening wordt getroffen in dier voege dat gedurende het onderzoek de status quo in het bestuur van de vennootschap wordt gehandhaafd, nu het immers niet in het belang van (de continuïteit van) dier onderneming is te achten dat het bestuur - mogelijk (wederom) tijdelijk - wordt gewijzigd. De Ondernemingskamer zal derhalve de algemene vergadering van aandeelhouders van BCCH verbieden om besluiten te nemen die wijziging brengen in de samenstelling van het bestuur van de vennootschap, behoudens met unanieme stemmen. De Ondernemingskamer zal voorts, gelet op de verstoorde verhouding tussen Hagebosch en Verlind (en Lutgens) enerzijds en tussen Hagebosch en ML Investments anderzijds, een commissaris benoemen die toezicht zal houden op het bestuur van BCCH, zulks mede ter behartiging van de belangen van Hagebosch als meerderheidsaandeelhouder. Voor het treffen van meer of andere voorzieningen acht de Ondernemingskamer - vooralsnog - geen termen aanwezig.
3.8 De Ondernemingskamer wijst er nog op dat ML Investments ter terechtzitting naar voren heeft gebracht dat zij er geen bezwaar tegen heeft dat Van den Bosch die feitelijke werkzaamheden voor BCCH en haar dochtervennootschappen verricht die zij voorheen ook verrichtte, met name in de vorm van het geven van trainingen en adviezen aan (potentiële) franchisenemers/salonhouders. ML Investments heeft ter terechtzitting voorts toegezegd dat hangende deze procedure het verschuldigde bedrag uit de leningovereenkomst niet zal worden opgeëist.
3.9 De Ondernemingskamer acht ten slotte termen aanwezig de kosten van het geding tussen partijen te compenseren zoals hierna te vermelden. Het meer of anders verzochte zal worden afgewezen.
4. De beslissing
De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Body Control Concepts Holding B.V., gevestigd te Opijnen, over de periode vanaf 29 april 2008;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten;
stelt het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vast op € 15.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Body Control Concepts Holding B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoege van de onderzoeker voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding
- voor zover nodig in afwijking van de statuten - een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot commissaris van Body Control Concepts Holding B.V.;
bepaalt dat het salaris en de kosten van deze commissaris ten laste komen van Body Control Concepts Holding B.V. en dat deze vennootschap voor de betaling daarvan ten genoege van de commissaris zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van diens werkzaamheden;
verbiedt bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding de algemene vergadering van aandeelhouders van Body Control Concepts Holding B.V. om besluiten te nemen die wijziging brengen in de samenstelling van het bestuur van de vennootschap, behoudens met unanieme stemmen;
compenseert de kosten van het geding tussen de verschenen partijen aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.F. Faase, voorzitter, mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en mr. J.H.M. Willems, raadsheren, G.A. Cremers en H. de Munnik, raden, in tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 14 oktober 2011.