parketnummer: 23-003052-10
datum uitspraak: 7 oktober 2011
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 22 juni 2010 in de strafzaak onder parketnummer 14-810290-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in [detentieadres].
1. Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld dat het hoger beroep van het openbaar ministerie zich niet richt tegen de door de rechtbank gegeven beslissingen tot vrijspraak van het als feit 2, primair en subsidiair, ten laste gelegde en hij heeft vervolgens gevorderd dat het openbaar ministerie in zoverre niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep. De raadsman van de verdachte heeft verzocht de advocaat-generaal in deze vordering te volgen.
Bij deze stand van zaken zal het hof, nu het ook overigens geen belangen aanwezig acht die nopen tot een beoordeling van het onder 2 ten laste gelegde, de advocaat-generaal in diens vordering volgen.
De verdachte is door de rechtbank Alkmaar vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 in beide varianten is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 4 februari 2010, 22 maart 2010, 25 mei 2010, 26 mei 2010 en 8 juni 2010 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 11 maart 2011 en 20 en 23 september 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 juli 2009 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, een of meer kogel(s) geschoten in het hoofd en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
[medeverdachte 1] op of omstreeks 09 juli 2009 in de gemeente Alkmaar opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft die [medeverdachte 1] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, een of meer kogel(s) geschoten in het hoofd en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, bij en/of tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf verdachte op of omstreeks 8 juli 2009 en/of 9 juli 2009 in de gemeente Alkmaar en/of elders in het arrondissement Alkmaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door (voorafgaand aan dat misdrijf) genoemde [medeverdachte 1] een vuurwapen ter beschikking te stellen en/of meergenoemde [medeverdachte 1], vanaf een plaats waar hij, verdachte, (gedeeltelijk) zicht had op de komst en/of het verplaatsen van genoemde [slachtoffer], die [medeverdachte 1] (telefonisch) van de plaats waar die [slachtoffer] zich bevond op de hoogte te houden, zodat die [medeverdachte 1] op de juiste plaats en/of tijd ter plaatse kon komen en/of die [medeverdachte 1] (aldaar) op de juiste plek kon gaan staan om zijn daad te voltooien;
hij op of omstreeks 7 juli 2009 in de gemeente(n) Rotterdam en/of Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf van zware mishandeling (artikel 302 Wetboek van Strafrecht), waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te plegen tegen [slachtoffer], als volgt heeft gehandeld:
-verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) hebben/heeft enige dagen, althans kort, voor 7 juli 2009, het plan gemaakt om [slachtoffer] dood te schieten en/of door zijn benen en/of armen te schieten en/of
-een of meer van verdachtes mededaders hebben/heeft contact gezocht met [medeverdachte 3] en/of een of meer van verdachtes mededaders hebben die [medeverdachte 3] opgehaald in Rotterdam en/of
-verdachtes mededader(s) zijn/is in een of meer auto's gereden naar Alkmaar en/of -verdachtes mededader heeft tussen Rotterdam en Alkmaar met [medeverdachte 3] het plan besproken om [slachtoffer] (slechts) door armen en/of benen te schieten en/of -verdachte en/of zijn mededader(s) hebben/heeft in Alkmaar, althans op een plaats gelegen tussen Rotterdam en Alkmaar, een (vuur)wapen verstrekt aan [medeverdachte 3] en/of
-verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zijn/is in een of meer auto's gereden naar de plaats in Alkmaar waar het misdrijf diende te worden voltrokken,
en aldus hebben/heeft verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) toen en daar tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk een (vuur)wapen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden gehad;
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 7 juli 2009, althans in of omstreeks de maand(en) juni 2009 en/of juli 2009 in de gemeente(n) Alkmaar en/of Delft en/of Rotterdam, in elk geval (telkens) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft gepoogd om [medeverdachte 3] door in artikel 47, eerste lid, onder 2e van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen, te weten door een belofte en/of (een) gift(en) en/of het verschaffen van inlichtingen en/of middelen en/of gelegenheid, te bewegen om [slachtoffer] te vermoorden, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, althans enig misdrijf te begaan, bestaande die belofte en/of gift(en) in het betalen van 4000 euro, althans enig geldbedrag, vóór het plegen van het misdrijf en/of de toezegging na het plegen van het misdrijf over te gaan tot het betalen van (nogmaals) 4000 euro, althans enig geldbedrag, en/of het verschaffen van een auto aan die [medeverdachte 3] en bestaande het verschaffen van inlichtingen en/of middelen en/of gelegenheid uit het halen van [medeverdachte 3] uit Rotterdam en/of het vervoeren van die [medeverdachte 3] in een door verdachte en/of zijn mededader(s) bestuurde auto naar Alkmaar en/of het verschaffen van een (vuur)wapen door verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) aan die [medeverdachte 3] en/of het door verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) brengen van die [medeverdachte 3] naar de plaats waar het misdrijf diende te worden voltrokken, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid omdat die [medeverdachte 3], nadat verdachte en/of zijn mededader(s) waren/was vertrokken, eveneens de plaats van het misdrijf heeft verlaten en de komst van die [slachtoffer] niet heeft afgewacht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof komt tot deels andere overwegingen met betrekking tot de bewijsvoering.
4.1 Feiten waarvan het hof uitgaat
Op 9 juli 2009, omstreeks 02.45 uur, is bij de regionale meldkamer van de politie Alkmaar een melding binnengekomen dat op de Geulstraat te Alkmaar een man op de grond zou liggen en dat er schoten zouden zijn gehoord. De ter plaatse gegane verbalisanten hebben ter plaatse een man, liggend op de grond aangetroffen. Gebleken is dat het hoofd van de man zich in een plas bloed bevindt en aan de linkerzijde van zijn hoofd een gat zit, waaruit bloed loopt. Ondanks reanimatiepogingen is de man ter plaatse overleden. 1 Een van de verbalisanten herkent de man als de hem ambtshalve bekende [slachtoffer].2
Uit de inhoud van het naar aanleiding van het pathologisch onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer] door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) opgestelde rapport blijkt dat uit onderzoek is gebleken dat de dood is ingetreden als gevolg bloedverlies, hersenfunctieverlies, longfunctieverlies en weefselschade ten gevolge van meervoudig schotletsel. In het lichaam waren vijf schotbanen traceerbaar en werden drie kogels aangetroffen. 3
Het is de medeverdachte [medeverdachte 1] geweest die op 9 juli 2009 te Alkmaar omstreeks 2.45 uur met een vuurwapen meer kogels op [slachtoffer] heeft afgevuurd en hem heeft neergeschoten.4
4.2 Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het als feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen van moord op [slachtoffer]. Hiertoe heeft de advocaat-generaal het volgende aangevoerd. Aangezien al de handelingen van de medeverdachte [medeverdachte 1] wijzen op een voorgenomen besluit om die [slachtoffer] met een vuurwapen om het leven te brengen, waarbij hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is geen andere conclusie gerechtvaardigd dan dat sprake is van voorbedachte raad en daarmee van moord.
De moord had bovendien zonder de handelingen van de verdachte niet plaatsgevonden. Door verdachtes tussenkomst heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] de beschikking gekregen over een auto. Bovendien heeft de verdachte zelf het vuurwapen waarmee [slachtoffer] is neergeschoten afgeleverd aan [medeverdachte 1] en de verdachte heeft [medeverdachte 1] aanwijzingen gegeven over de plaats waar [medeverdachte 1] het best kon staan en [medeverdachte 1] op de hoogte gehouden van de bewegingen van [slachtoffer]. Aldus heeft de verdachte een actieve en essentiële bijdrage geleverd aan de moord. Om die redenen is de advocaat-generaal van mening dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] bewust en nauw hebben samengewerkt, zodat sprake is van medeplegen.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van moord op [slachtoffer] op 9 juli 2009. De raadsman heeft hiertoe -samengevat- het volgende aangevoerd.
In de onderhavige zaak kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] dermate bewust en nauw hebben samengewerkt dat het primair ten laste gelegde medeplegen kan worden bewezen verklaard. De verdachte heeft geen wezenlijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming en de uitvoering van het ten laste gelegde; hij heeft immers geen rol gepeeld bij de voorbereiding van de schietpartij. Niet kan worden bewezen dat de verdachte het vuurwapen aan [medeverdachte 1] heeft geleverd en evenmin kan de inhoud van de telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en de verdachte worden vastgesteld.
Voorts kan niet worden bewezen dat de verdachte het opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad.
Tenslotte heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat geen sprake is geweest van een voorgenomen besluit om [slachtoffer] om het leven te brengen, zodat de voorbedachte raad evenmin bewezen kan worden verklaard.
5. Het oordeel van het hof
Het hof zal - evenals de rechtbank in het vonnis waarvan beroep - achtereenvolgens beoordelen in hoeverre de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1] voor de bewijsvoering kunnen worden gebruikt, er ten aanzien van feit 1 al dan niet sprake is geweest van voorbedachte raad en of het ten laste gelegde medeplegen bewezen kan worden. Hierna zal blijken dat het hof ten aanzien van het antwoord op de vragen achtereenvolgens of sprake is geweest van voorbedachte raad en medeplegen tot deels andere overwegingen komen dan de rechtbank in het vonnis waarvan beroep.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1]
Ten aanzien van de vraag of de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1] kunnen worden gebruikt voor de bewijsvoering, heeft de rechtbank in het vonnis waarvan beroep het navolgende overwogen:
De rechtbank zal de hier na te noemen verklaringen van [medeverdachte 1] voor het bewijs gebruiken, omdat deze naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar zijn. Daartoe is redengevend dat [medeverdachte 1] bij zijn eerste verhoor bij de politie met name zichzelf heeft belast door te vertellen dat hij [slachtoffer] heeft doodgeschoten. Hij heeft gedetailleerd en uitvoerig aangegeven hoe één en ander is gegaan voorafgaand, tijdens en na het schietincident en hij heeft hierover ook consistent verklaard. Daarbij zijn de verklaringen voor zover mogelijk door de politie gecontroleerd door getuigen te horen, telefoongegevens te onderzoeken en camerabeelden op te vragen, hetgeen op verschillende onderdelen heeft geresulteerd in ondersteunend bewijsmateriaal.
De gebeurtenissen op 8 juli 2009; de confrontatie met [slachtoffer] en het brengen van de Suzuki Swift en het vuurwapen naar [medeverdachte 1]
[medeverdachte 1] heeft in zijn eerste verhoor bij de politie het volgende verklaard:
"...diezelfde middag, 8 juli, komt [verdachte] thuis. Staat [slachtoffer] [verdachte] op te wachten in de trappenhal. Die vraagt aan [verdachte] van waar is [medeverdachte 1]. En [verdachte] zegt ja ik weet ook niet waar [hij] is. Waarop [slachtoffer] zegt van [verdachte] als ik [medeverdachte 1] niet kan vinden dan pak ik jou...Op een gegeven moment probeerde hij [verdachte] ook mee te lokken, kom we gaan even praten op een rustig plekkie....[verdachte] is naar binnen gegaan en die is niet meer naar buiten gegaan. [verdachte] die was zo bang dat hij niet naar buiten durfde. En ik belde [verdachte] op van ik zeg tegen [verdachte] zo van nou is het, nou is het over. Ik zeg probeer dat ding van je te regelen en probeer om het mij te brengen hier. Nou op een gegeven moment heb [verdachte] een taxi gepakt, heeft dat ding voor mij gebracht. Toen ben ik het gaan ophalen bij de Vomar in Heerhugowaard. En ik ging even op de bank liggen bij waar ik was. Heel goed nadenken, hoe moet ik het doen, moet ik het niet doen, moet ik het doen. En op een gegeven moment zegt tegen mij iets van goh, [medeverdachte 1] ga effe daar kijken, (onverstaanbaar) en ga kijken." 5
De verklaringen van [medeverdachte 1] worden ondersteund door de getuigenverklaring van de vriendin van verdachte, [betrokkene 1], inhoudende dat verdachte de avond vóór de moord tussen 19.00 uur en 20.00 uur het huis uit ging om sigaretten te halen, en dat hij [slachtoffer] tegenkwam. Omdat hij toen werd bedreigd door [slachtoffer], ging hij terug naar huis.6 Blijkens de analyse van het telefoonverkeer is er op 8 juli 2009 om 19:44 uur een 132 seconden durend contact tussen het nummer van verdachte en dat van [medeverdachte 1].7
[medeverdachte 1] heeft voorts verklaard dat hij verdachte in de avond van 8 juli 2009 heeft gevraagd om hem kleding en de Suzuki Swift te brengen. Omdat verdachte na de confrontatie met [slachtoffer] niet meer naar buiten durfde te gaan, heeft verdachte zijn broer [betrokkene 2], gevraagd om kleding voor [medeverdachte 1] op te halen bij diens moeder en deze naar Heerhugowaard te brengen met de Suzuki Swift, die vervolgens bij [medeverdachte 1] is achtergelaten. [betrokkene 2], die werd vergezeld door zijn vriendin [betrokkene 3], is toen met de taxi teruggegaan naar Alkmaar. Dit was ongeveer tussen 22.00 uur en 23.00 uur. 8
Deze verklaringen van [medeverdachte 1] worden ondersteund door de getuigenverklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 1]. [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij op 8 juli 2009 rond 20.00 uur werd gebeld door verdachte met het verzoek naar hem toe te komen. Toen hij daar was, vroeg verdachte hem bij [betrokkene 7] een geldkistje op te halen. Nadat hij dit gedaan had, vroeg verdachte hem om zijn, verdachtes, auto naar [medeverdachte 1] te brengen, bij de Vomar in Heerhugowaard. Onderweg kregen ze van verdachte het verzoek om een tas kleren bij de moeder van [medeverdachte 1] op te halen en die ook aan [medeverdachte 1] te geven. Verdachte had er inmiddels voor gezorgd dat er een taxi klaar stond bij de Vomar, waarmee [betrokkene 2] en zijn vriendin [betrokkene 3] weer terug gingen naar Alkmaar.9
[betrokkene 1] bevestigt dat [betrokkene 2] die avond bij haar en verdachte thuis kwam. Op verzoek van verdachte hebben [betrokkene 2] en zijn vriendin [betrokkene 3] de Suzuki Swift naar [medeverdachte 1] in Heerhugowaard gebracht. Ze kwamen terug met een taxi die verdachte voor hen had gebeld.10
[betrokkene 4], werkzaam als taxichauffeur, herinnert zich dat hij op de avond van 8 juli 2009 een belletje kreeg van de Vechtstraat of de Geulstraat en dat hij daar een jongen en een meisje heeft opgehaald en gebracht naar Heerhugowaard, in de buurt van de Vomar. Hij moest hen ook weer terugbrengen naar de Geulstraat.11
In zijn tweede verhoor bij de politie heeft [medeverdachte 1] over het vuurwapen nog het volgende verklaard:
"Eh, op een gegeven moment heb [verdachte] eh heb ik tegen [verdachte] gezegd van eh ik zeg jij heb toch ook een vuurwapen dus [verdachte] ja (niet te verstaan) ik zeg geef maar op, breng dat ding maar naar mij. Die had [verdachte] ergens verstopt waar die niet bij kon nog, waar die niet bij kon dus hij zegt ik ga moeite doen om dat ding voor elkaar te krijgen. Ik denk dat hij twaalf uur, kwart over twaalf, twaalf uur bij mij was of nee, daarvoor heb ie me nog een belletje gegeven van [medeverdachte 1] ik heb het, ik kom dat ding bij je brengen. Toen heb hij met de taxi, is hij gekomen aan de achterkant van de poort bij [betrokkene 5] en dat ding overhandigd en is weer weg gegaan daarna.... [verdachte] was thuis ik heb hem opgebeld en dat ding van [verdachte] heb nog nooit een proef gedaan een schot gemaakt dus ik zeg tegen [verdachte] hoe zeker weet je ie werkt. Toen zegt [verdachte] tegen mij ja ik weet als je die kogels eruit haalt die cilinder dan als ie leeg is en schiet dan zie je dat ie draait. Dus dat was het enigste waar ik uit van kon gaan dat ie werkt.... Ik had geen garantie of dat ding werkte daar was ik alleen bang voor. Want ik zeg tegen [verdachte] weet je zeker dat ie werkt, zegt ie haal die kogels eruit dan zie je dat die cilinder draait ik heb dat gedaan en op dat moment zie ik ja hoor de cilinder draait.
[verbalisant]: Oké, hoeveel kogels zaten er in
[medeverdachte 1]: Zes."
[medeverdachte 1] heeft ook verklaard dat verdachte, nadat hij het vuurwapen naar Heerhugowaard had gebracht, met de taxi is teruggegaan naar Alkmaar.12
Deze verklaring wordt ondersteund door de getuigenverklaring van taxichauffeur [betrokkene 4], voornoemd, inhoudende dat hij, nadat hij de jongen en het meisje bij de Geulstraat had afgezet, een jongen die hij herkent als verdachte van de Geulstraat in Alkmaar naar een adres in Heerhugowaard heeft gereden en na nog geen 5 minuten wachten weer heeft teruggebracht naar de Geulstraat.13
Op de beelden van de beveiligingscamera in de toegangshal van de flat aan de Geulstraat waar verdachte bij zijn vriendin [betrokkene 1] verbleef is te zien dat verdachte de flat aan de Geulstraat op 9 juli 2009 om 00.05 uur verlaat en dat hij om 00.30 uur weer terugkeert.14
De gebeurtenissen in de nacht van 8 op 9 juli 2009
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij, kort nadat verdachte hem het vuurwapen had gebracht, met de Suzuki Swift naar Alkmaar is gereden. Toen hij daar aankwam, heeft hij tot aan het schietincident - ruim twee uur later - meermalen telefonisch contact gehad met verdachte waarbij verdachte hem, kijkend door het keukenraam van zijn woning aan de Geulstraat, van informatie voorzag met betrekking tot de aanwezigheid van [slachtoffer] [slachtoffer] bij de flat aan de Geulstraat:
"Dus op een gegeven moment ik rij die kant... Ik bel naar [verdachte].... [verdachte] zegt tegen mij beter ga je van mij, anders ga je achter de flat staan. Dus ik ben achter die flat gegaan. Op een gegeven moment..eehh..ik had telefonisch contact met [verdachte], zat in de keuken thuis achter zijn raam van de keuken....Ik heb mijn auto bij de Vechtstraat geparkeerd. Zie, zie ik [slachtoffer], ik was er om half één, vanaf half één 's nachts stond ik al daar, ken je nagaan. Ehh...was [slachtoffer] dingen aan het uitladen...[verdachte] keek uit zijn raam. [verdachte] zegt tegen mij van ja ze, ze zijn met zes man, ze zitten dingen uit te laden... Enehh, op een gegeven moment, tja ik kon niets anders dan wachten, anders moet ik er dadelijk zes opruimen en vijf hadden er niks mee te maken, het was echt ik of [slachtoffer]. Dus op een gegeven moment ben ik blijven wachten, wachten wachten, wachten, wachten, wachten, vier man gingen in een auto weg..... [slachtoffer] bleef alleen met een Marokkaan over....Op een gegeven moment [verdachte] belt mij, hij zegt [medeverdachte 1] hij gaat weg met die Marokkaan....In principe heb ik het ook samen gedaan met [verdachte]. .... Kijk, [verdachte] zat in de keuken thuis. Ik zat in de Vechtstraat. [verdachte] pleegde alle informatie telefonisch door, wat ze aan het doen waren en noem maar op. Op een gegeven moment, [verdachte] belt me....Op een gegeven moment, [medeverdachte 1] hij brengt nu volgens mij een Saudische Marokkaanse vriend thuis bij hem.. .[slachtoffer] die ging altijd via de nooduitgang naar Bibi in de flat wat ik weet via [verdachte] en niet via de hoofdingang....Op een gegeven moment dat hij die Marokkaanse vriend naar huis is gaan brengen ben ik naar die nooduitgang gelopen ja. Daar hadden ze een stok tussen de deur gezet zodat de deur open bleef staan. Weet je welke nooduitgang ik bedoel ?.... Ja, ja de brandtrap ja. Ik ben in die tussentijd dat hij die Marokkaan naar huis is gaan brengen, ben ik naar boven gegaan, heb die stok tussen de deur weggehaald en ik heb de deur gesloten. Toen ben ik weer naar beneden gegaan en ik ben achter de flat gaan staan. En nu zeg ik [verdachte] nu moet ik op jou vertrouwen werken. Ten eerste hoop ik dat het vuurwapen werkt, ten tweede, ik ben afhankelijk van jouw informatie want ik sta achter de flat....Op een gegeven moment....[verdachte] belt me op en zegt [medeverdachte 1],,,ik kon het al in de verte horen ook....hij komt weer aanrijden. Ik sta achter de flat en op een gegeven moment...we hadden ook even zeker 10 min verbinding, [slachtoffer] bleef bij zijn auto dralen.....Dus op een gegeven moment [verdachte] zegt hij sluit nu zijn kofferbak en hij loopt nu naar de zijkant van de flat. Waar [verdachte] hem dus niet meer kan zien. De zijkant loopt naar de stalen trap. Dus hoe hij zegt, [verdachte] zegt tegen mij hij loopt nu naar de zijkant en....ik heb mijn oren zo scherp dat ik hem de trap hoor oplopen. Op dat moment dat ik geen...eehh... stappen meer hoorde op de trap kom ik van de hoek vandaan. [slachtoffer] ziet me en hoe die mij ziet, hij aarzelt geen seconde, hij springt tegelijk naar beneden....Waar op, hoe hij springt, begin ik te schieten en hij werd of voor hij neerkomt was al mijn schoten al gelost. Ik ben...nee, voor hij neerkwam, ik was nog op hem afgerend en de laatste heb ik van een paar meter, zo, kunnen doen.
Opmerking verbalisant: [medeverdachte 1] strekt zijn rechterhand uit en wijst naar beneden...
En [verdachte] had me daarna gebeld van: En? Ik zeg ja, zo goed als ik het weet is het gelukt."15
[medeverdachte 1] heeft voorts verklaard:
"Ik heb [verdachte] gezegd [verdachte] kijk goed of er geen vuurwapen, want ik krijg altijd te horen hij heb altijd een vuurwapen en hij zoekt mij met een vuurwapen. Dus ik zeg tegen [verdachte] kijk of hij geen vuurwapen heb. Ja op het moment [verdachte] kijkt en zegt nee ik zie de tas in zijn hand ik zie niets anders in zijn hand, wat [verdachte] omschreef als een buikspier apparaat. En [verdachte] zag geen vuurwapen bij hem".16
Op de vraag hoe vaak [medeverdachte 1] en verdachte met elkaar hebben gebeld die nacht heeft [medeverdachte 1] verklaard:
"Veel, ja veel....Ja constant contact gehad, kleine gesprekjes steeds maar wel constant. Je ken het echt zien als een eh computerspel waar [verdachte] mij bestuurt zeg maar.. Ja klopt, het vertrouwen van [verdachte] moet ik gehad hebben omdat ik niks zag, ja schuin (niet te verstaan) van [verdachte] zijn vertrouwen uitgaan en ook het vuurwapen en noem maar op. Het is net alsof een spel ja wat ik zeg waarmee [verdachte] mij bestuurd heb."17
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij na het schietincident [medeverdachte 1] naar de woning van [betrokkene 5] in Heerhugowaard is gegaan en dat hij daar verdachte heeft gebeld met de mededeling dat hij [slachtoffer] had neergeschoten.18
Ook deze laatste verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Blijkens de analyse van het telefoonverkeer19 van de telefoonnummers van verdachte en [medeverdachte 1] zijn er op 9 juli 2009 tussen 00.30 uur en het laatste contact tussen beide telefoons om 02.44 uur ruim 25 telefooncontacten geweest, van kortere en langere duur. Om 02.31 uur was er een contact van 106 seconden en om 02.39 uur was er gedurende 98 seconden contact. Het laatste telefonische contact tussen beide nummers werd gelegd om 02:44:30 uur, ongeveer anderhalve minuut nadat de melding van het schietincident bij de meldkamer was binnengekomen. Met het telefoonnummer van verdachte is op 9 juli 2009 om 02:53:21 uur een sms-bericht verstuurd naar het telefoonnummer van [medeverdachte 1] met de tekst: "Kink je gsm".20 Blijkens de printlijsten is er daarna geen enkel telefonisch contact meer geweest tussen beide mobiele nummers.
Om 03:18 uur is er gedurende 22 seconden contact geweest tussen de vaste telefoonlijnen van [betrokkene 5] en [betrokkene 1], de vriendin van verdachte.21
Het hof onderschrijft deze overwegingen van de rechtbank, neemt deze over en komt daarmee tot het oordeel dat de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1], in het licht van de inhoud van de overige door het hof gebezigde bewijsmiddelen, in voldoende mate als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en daarmee ook voor de bewijsvoering in de zaak van de verdachte kunnen worden gebruikt.
De verdachte heeft zich bij alle hem geboden gelegenheden om een verklaring af te leggen telkens beroepen op zijn zwijgrecht. Ook deze omstandigheid betrekt het hof bij de waardering van de bewijskracht van de verklaringen van [medeverdachte 1], in die zin dat de verdachte geen ontzenuwende uitleg heeft gegeven voor de, tot dusver en hierna nog te bespreken, voor de bewezenverklaring redengevende inhoud van [medeverdachte 1]s verklaringen.
Met betrekking tot de vraag of de ten laste gelegde voorbedachte raad voor bewezenverklaring in aanmerking komt, overweegt het hof het navolgende. Voorbedachte raad is naar het oordeel van het hof niets anders dan het tegenovergestelde van handelen in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Er dient een moment geweest te zijn, voorafgaand aan het handelen, waar de redelijke mogelijkheid voor nadenken over die handelingen heeft opengestaan. Nu de verdachte geen verklaring heeft afgelegd, dient aan de hand van de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1] te worden beoordeeld of deze al dan niet heeft gehandeld anders dan in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
[medeverdachte 1] heeft bij verschillende gelegenheden onder meer het navolgende verklaard:
"En ik belde [verdachte] op van ik zeg tegen [verdachte] zo van nou is het, nou is het over. Ik zeg probeer dat ding van je te regelen ten probeer om het mij te brengen hier. Nou op een gegeven moment heb [verdachte] een taxi gepakt, heeft dat ding voor mij gebracht. En ik ging op de bank liggen bij waar ik was. Heel goed nadenken, hoe moet ik het doen, moet ik het niet doen, moet ik het doen. Op een gegeven moment zegt iets tegen mij van goh, [medeverdachte 1], ga effe daar kijken, (onverstaanbaar) en ga kijken"22
"Dus ik, ik had helemaal geen nood en ik ben helemaal stuk bij mijn moeder gegaan. De situatie uitgelegd en noem maar op en. Dat mij moeder nog zelfs zei zal ik het niet doen. Ik zei ma je bent gek. Maar, uit...ze hoopt niet dat je gekke dingen doet. Maar ja, ik kan mijn moeder hier niet voor laten opdraaien ofwel?23
"tja, ik kon niet anders dan wachten, anders moet ik er dadelijk zes opruimen en vijf hadden er niets mee te maken, het was echt ik of [slachtoffer]. Dus op een gegeven moment ben ik blijven wachten, wachten, wachten, wachten, wachten, wachten. [..] Ik ben in de tussentijd dat hij die Marokkaan naar huis is gaan brengen, ben ik naar boven gegaan, heb die stok tussen de deur weggehaald en ik heb die deur gesloten. Toen ben ik weer naar beneden gegaan en ik ben achter de flat gaan staan. En nu zeg ik [verdachte] nu moet ik op jou vertrouwen werken. Ten eerste hoop ik dat dit vuurwapen werkt, ten tweede, ik ben afhankelijk van jouw informatie want ik sta achter de flat.24
En voorts heeft [medeverdachte 1] verklaard:
"En [verdachte] had me daarna gebeld van: En? Ik zeg ja, zo goed als ik het weet is het gelukt.25
Het hof is van oordeel dat uit de hiervoor weergegeven, aan verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1] ontleende passages blijkt, dat deze zich gedurende geruime tijd heeft beraden op zijn voornemen om [slachtoffer] te doden en dat hij de verdachte in dat voornemen heeft betrokken. Dat zich daarbij wellicht ook momenten van twijfel of aarzeling hebben voorgedaan brengt niet met zich dat daardoor niet langer sprake is geweest van kalm beraad of rustig overleg in de hiervoor bedoelde zin van het niet handelen uit louter een opwelling. Derhalve is sprake geweest van voorbedachte raad.
Voor de bewezenverklaring van medeplegen is in casu vereist dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] zodanig nauw en bewust met elkaar hebben samengewerkt dat op grond daarvan moet worden aangenomen dat zij het onder feit 1 ten laste gelegde tezamen en in vereniging hebben gepleegd.
Het hof leidt uit de in het voorgaande gemotiveerd geselecteerde en weergegeven bewijsmiddelen de volgende gang van zaken af.
In de avond voorafgaand aan de schietpartij heeft op de galerij van de flat van de verdachte een confrontatie plaatsgevonden tussen hemzelf en het latere slachtoffer [slachtoffer] [slachtoffer]; [slachtoffer] informeerde toen bij verdachte naar de verblijfplaats van [medeverdachte 1] en meldde dat als hij [medeverdachte 1] niet zou vinden, hij in dat geval wel verdachte te pakken zou nemen. Aldus is de verdachte in ieder geval op dat moment bekend geworden met de spanningen tussen [medeverdachte 1] en die [slachtoffer].
De verdachte heeft hierna telefonisch contact opgenomen met [medeverdachte 1] en hem over deze confrontatie ingelicht. [medeverdachte 1] heeft de verdachte vervolgens gezegd dat het nu afgelopen moest zijn en hij heeft gevraagd om hem het ding (het hof begrijpt: een vuurwapen) te brengen, waaraan verdachte
- niettegenstaande zijn wetenschap over de spanningen tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer] - gevolg heeft gegeven. Het hof is van oordeel, dat de verklaring van [medeverdachte 1] dat het de verdachte is geweest die zelf het wapen heeft afgeleverd in Heerhugowaard, gebruikt kan worden voor de bewijsvoering, aangezien deze - zoals hierboven reeds overwogen - wordt ondersteund door de inhoud van overige bewijsmiddelen in het dossier. [medeverdachte 1] heeft deze gang van zaken bovendien als getuige ter terechtzitting in hoger beroep nogmaals bevestigd.
Voorts blijkt uit de inhoud van de bewijsmiddelen dat de verdachte heeft gezorgd dat de medeverdachte [medeverdachte 1] de beschikking over een setje kleding en de beschikking over een vervoermiddel (een auto van het merk Suzuki) heeft gekregen.
Na de levering van het wapen heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact gezocht met de verdachte over de vraag of het vuurwapen wel functioneerde, waarop de verdachte heeft gezegd dat hij de kogels uit de cilinder van dat wapen moest halen en als die leeg was moest schieten om te kijken of de cilinder draait.
Nadat [medeverdachte 1] in de Suzuki naar de flat aan de Geulstraat is gereden, hebben de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] wederom onderling vele malen telefonisch contact met elkaar onderhouden. De verdachte had uitzicht op de bij de flat behorende parkeerplaats, waardoor hij moet hebben kunnen waarnemen welke personen zich daar ophielden en in welke richting zij zich begaven. De verdachte heeft bij die telefonische contacten aanwijzingen gegeven aan die [medeverdachte 1] over welke positie hij het best kon innemen, de bewegingen van die [slachtoffer] doorgegeven en hem ingelicht over het moment waarop die [slachtoffer], midden in de nacht, zonder gezelschap van anderen in de richting van de nooddeur van het flatgebouw liep. Voorts heeft verdachte na afloop van de schietpartij geïnformeerd naar het resultaat daarvan.
Uit de inhoud van de hierboven omschreven bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - leidt het hof af dat er een vooropgezet, door verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte 1] gedeeld, plan is geweest om het vuurwapen te gebruiken en hiermee [slachtoffer] om het leven te brengen. Het door de raadsman voorgestelde alternatief dat de verdachte geen wetenschap had van de bedoelingen van [medeverdachte 1] heeft zich naar het oordeel van het hof niet voorgedaan.
De betrokkenheid van de verdachte – die heeft bestaan in het brengen van het vuurwapen en in het geven van actuele telefonische inlichtingen gebaseerd op directe waarnemingen van de omgeving van de plaats van het delict gedurende de gehele periode dat [medeverdachte 1] buiten heeft staan wachten - is naar het oordeel van het hof dermate substantieel en essentieel geweest en de samenwerking tussen hen beiden is daarbij dermate nauw en bewust geweest, dat, mede in het licht van de wetenschap die verdachte had omtrent het voornemen van [medeverdachte 1], van hun medeplegen sprake is geweest. Ook wat dit onderdeel betreft wordt de raadsman in zijn betoog door het hof niet gevolgd.
Het hof acht de onder verwijzing met de voetnoten 1 tot en met 21 weergegeven feiten en omstandigheden redengevend voor het bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het doden van [slachtoffer] met voorbedachte raad.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 09 juli 2009 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hebbende zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg kogels geschoten in het hoofd en elders in het lichaam van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
8. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het onder feit 1 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en in voorlopige hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van moord op [slachtoffer] [slachtoffer]. Door zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een totaal gebrek aan respect voor het leven van een medemens. Hij heeft door zijn samen met zijn mededader verrichte daad onherstelbaar leed en verdriet toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer, zoals daarvan ook blijkt uit de verklaring die door een van de nabestaanden van het slachtoffer ter terechtzitting in hoger beroep is afgelegd.
Feiten als de onderhavige veroorzaken bovendien ernstige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen, hetgeen ook in het onderhavige geval aannemelijk is geworden.
De aard en ernst van het bewezenverklaarde feit rechtvaardigen op zichzelf een langdurige gevangenisstraf. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij kennelijk geen beletsel heeft gezien mee te werken aan het elimineren van een persoon met wie zijn vriend en mededader een conflict had. Van enige bedenkingen of scrupules daarbij is niet gebleken. Doordat de verdachte zich steeds heeft beroepen op zijn zwijgrecht, heeft het hof geen inzicht kunnen krijgen in de motieven of beweegredenen die de verdachte tot zijn handelen hebben gebracht. Ook is daardoor niet kunnen blijken dat de verdachte zich rekenschap heeft gegeven van de ernst van zijn handelen en van de gevolgen daarvan voor de nabestaanden van het slachtoffer.
Het hof overweegt dat de verdachte evenwel niet degene is geweest die het initiatief tot de moord heeft genomen. Ook is het niet de verdachte maar diens mededader geweest die het slachtoffer [slachtoffer] daadwerkelijk heeft neergeschoten. Gelet op de weliswaar essentiële doch evenzeer beperkte rol van de verdachte bij de uitvoering van het bewezen verklaarde, zal het hof aan de verdachte een aanzienlijk lagere straf opleggen dan aan zijn mededader [medeverdachte 1] [medeverdachte 1]. Het hof heeft bij dit oordeel bovendien betrokken de relatief bescheiden omvang van het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 september 2011.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 12.487,85. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 10.987,85, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Het betreft hier de posten "grafkosten gemeente Alkmaar", grafmonument incl plaatsing" en "uitvaartkosten". Deze kosten betreffen kosten van lijkbezorging als bedoeld in artikel 108, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en komen derhalve op grond van het bepaalde in artikel 51f, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, voor vergoeding in aanmerking. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof zal hierbij toepassing geven aan de hoofdelijkheidsclausule nu de mededader Cairo evenals de verdachte hoofdelijk voor dit gehele bedrag aansprakelijk is.
Voor wat betreft de zogenoemde ‘bijkomende kosten’ geldt dat deze in de eerste plaats onvoldoende zijn onderbouwd en in de tweede plaats dat deze niet geacht kunnen worden te vallen onder kosten van lijkbezorging als bedoeld in artikel 108, tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Deze bijkomende kosten komen derhalve niet voor vergoeding in aanmerking en de vordering zal in zoverre worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Met betrekking tot de gevorderde kosten van rechtsbijstand geldt dat het gevorderde bedrag wordt onderbouwd door de in het geding gebrachte declaraties en dat dit het overeenkomstig het liquidatietarief voor vergoeding in aanmerking komende bedrag niet overschrijdt. Met toepassing van het bepaalde in artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering zal het hof beslissen dat de verdachte wordt verwezen in deze kosten van de benadeelde partij. Het hof geeft ook hierbij toepassing aan de hoofdelijkheidsclausule.
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voorzover gericht tegen het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde partij] terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 10.987,85 en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het schade veroorzakend feit, zijnde 9 juli 2009.
Wijst de vordering van de benadeelde [benadeelde partij] voor het overige af.
Verwijst de verdachte evenals zijn mededader in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten tot aan de datum van deze uitspraak begroot op EUR 1092,00 (duizend tweeënnegentig euro), met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van EUR 10.987,85 (tienduizend negenhonderdzevenentachtig euro en vijfentachtig cent) aan materiële schade, vermeerder met de wettelijke rente vanaf het moment van het schade veroorzakend feit, zijnde 9 juli 2009, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 62 (tweeënzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P.P. Hoekstra, mr. R. Veldhuisen en mr. R.M. Steinhaus, in tegenwoordigheid van mr. A. Binken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 oktober 2011.
1 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] , beide hoofdagent van politie, bijlage E003, p. 16 e.v.
2 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juli 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , hoofdagent van politie, bijlage E002, p. 13 e.v.
3 Deskundigenrapport Nederlands Forensisch Instituut met zaaknummer 2009.07.09.172 d.d. 6 oktober 2009, opgemaakt door F.R.W. van de Goot, arts en patholoog, bijlage F011, p. 98 e.v.
4 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009065755 d.d. 14 april 2010, betreffende de verbatim uitwerking van het 1e verhoor van [medeverdachte 1] op 1 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , hoofdagent van politie, (losse aanvulling bij dossier) p. 35.
5 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009065755 d.d. 14 april 2010, betreffende de verbatim uitwerking van het 1e verhoor van [medeverdachte 1] op 1 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt [opsporingsambtenaar] , hoofdagent van politie, (losse aanvulling bij dossier) p. 33-35.
6 Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1] d.d. 7 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] , resp. inspecteur en hoofdagent van politie, bijlage G036.2, p. 282.
7 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen mbt historische verkeersgegevens telecom 'K2' d.d. 7 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , hoofdagent/rechercheur van politie, bijlage E088, p. 346.
8 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met nummer 1003231112.AMB.[medeverdachte 1] d.d. 23 maart 2010, betreffende de verbatim uitwerking van het verhoor van [medeverdachte 1] op 4 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , rechercheassistent/buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Noord-Holland Noord (losse aanvulling bij dossier) p. 52-53.
9 Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2] d.d. 13 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] , beiden hoofdagent/rechercheur van politie, bijlage B3.006.2., p. 2-4.
10 Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1] d.d. 7 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] en[opsporingsambtenaar] , resp. inspecteur en hoofdagent van politie, bijlage G036.2, p. 281-285.
11 Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 4] d.d. 20 oktober 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] , beiden hoofdagent/rechercheur van politie, bijlage G68.1, p. 442-443 + G68.2 proces-verbaal van bevindingen tonen foto's, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] , resp. inspecteur en hoofdagent van politie, p. 445-443.
12 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met nummer 1003231112.AMB.[medeverdachte 1] d.d. 23 maart 2010, betreffende de verbatim uitwerking van het verhoor van [medeverdachte 1] op 4 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , rechercheassistent/buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Noord-holland Noord (losse aanvulling bij dossier) p. 54-55.
13 Het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 4] d.d. 20 oktober 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] , beiden hoofdagent/rechercheur van politie, bijlage G68.1 + G68.2 proces-verbaal van bevindingen tonen foto's, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] en [opsporingsambtenaar] , resp. inspecteur en hoofdagent van politie, p. 442.
14 het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen 'camerabeelden [verdachte] & [betrokkene 2]' d.d. 3 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar], bijlage E081.2, p. 323-326.
15 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009065755 d.d. 14 april 2010, betreffende de verbatim uitwerking van het 1e verhoor van [medeverdachte 1] op 1 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , hoofdagent van politie, (losse aanvulling bij dossier) p. 33-35.
16 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met nummer 1003231112.AMB.[medeverdachte 1] d.d. 23 maart 2010, betreffende de verbatim uitwerking van het verhoor van [medeverdachte 1] op 4 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar], rechercheassistent/buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Noord-Holland Noord (losse aanvulling bij dossier) p. 67.
17 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met nummer 1003231112.AMB.[medeverdachte 1] d.d. 23 maart 2010, betreffende de verbatim uitwerking van het verhoor van [medeverdachte 1] op 4 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , rechercheassistent/buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Noord-Holland Noord (losse aanvulling bij dossier) p. 65.
18 Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 10042016255010 d.d. 3 mei 2010, betreffende de verbatim uitwerking van het 6e verhoor van [medeverdachte 1] op 4 november 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door[opsporingsambtenaar], rechercheassistent/buitengewoon opsporingsambtenaar regiopolitie Noord-Holland Noord (losse aanvulling bij dossier) p. 17-18.
19 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen mbt historische verkeersgegevens telecom 'K2' d.d. 7 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , hoofdagent/rechercheur van politie, bijlage E088, p. 340-349.
20 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen telecom schietincident d.d. 7 september 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , hoofdagent/rechercheur van politie, bijlage E121, p. 667 e.v.
21 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen telecom schietincident d.d. 7 september 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , hoofdagent/rechercheur van politie, bijlage E121, p. 671-675.
22 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met het nummer 2009065755 van 14 april 2010, betreffende de verbatim uitwerking van het 1e politieverhoor van[medeverdachte 1] op 1 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , hoofdagent van politie, losse aanvulling bij dossier, p. 33.
23 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met het nummer 2009065755 van 14 april 2010, betreffende de verbatim uitwerking van het 1e politieverhoor van H.M. [medeverdachte 1] op 1 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , hoofdagent van politie, (losse aanvulling bij dossier, p. 37).
24 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met het nummer 2009065755 van 14 april 2010, betreffende de verbatim uitwerking van het 1e politieverhoor van [medeverdachte 1] op 1 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , hoofdagent van politie, (losse aanvulling bij dossier, p. 34).
25 Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen met het nummer 2009065755 van 14 april 2010, betreffende de verbatim uitwerking van het 1e politieverhoor van [medeverdachte 1] op 1 augustus 2009, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , hoofdagent van politie, (losse aanvulling bij dossier, p. 35).