ECLI:NL:GHAMS:2011:BT7150
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.V.T. de Bie
- M. Wigleven
- R.P. IJland-van Veen
- Rechtspraak.nl
Uithuisplaatsing van een minderjarige vanwege diagnose Münchhausen by Proxy syndroom
In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige], die is ondergebracht in een accommodatie van OCK Het Spalier. De ouders van [de minderjarige] zijn in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Haarlem, waarin de uithuisplaatsing werd verlengd. De ouders betogen dat de uithuisplaatsing onterecht is, omdat deze is gebaseerd op een niet aangetoond vermoeden van het Münchhausen by Proxy syndroom (PCF) bij de moeder. Ze stellen dat er geen diagnose is gesteld, omdat de moeder niet is onderzocht en dat de uithuisplaatsing in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De ouders hebben van meet af aan aangeboden mee te werken aan een onderzoek naar het syndroom, maar zijn niet betrokken bij enig onderzoek. BJZNH, de instantie die de uithuisplaatsing heeft verzocht, stelt dat de diagnose PCF is gesteld door de Bascule op basis van de ziektegeschiedenis van [de minderjarige]. BJZNH verdedigt de uithuisplaatsing door te wijzen op de positieve ontwikkeling van [de minderjarige] tijdens haar verblijf bij OCK Het Spalier en de zorgelijke gedragingen die zij vertoont.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is voor haar verzorging en opvoeding, en dat er zorgvuldig is gehandeld bij het stellen van de diagnose. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij het belang van [de minderjarige] voorop staat. De ouders hebben niet voldoende onderbouwd dat de diagnose onterecht is en het hof ziet geen aanleiding om aan de diagnose te twijfelen. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de minderjarige, waarbij ook de noodzaak van een persoonlijkheidsonderzoek is benadrukt.