ECLI:NL:GHAMS:2011:BT7149
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Wigleven
- A.V.T. de Bie
- J.J.M. Bruinsma
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdzorg
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 6 september 2011, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Alkmaar. De moeder is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 3 mei 2011, waarbij haar minderjarige kind onder toezicht is gesteld van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) voor de duur van 12 maanden. De moeder verzoekt om vernietiging van deze beschikking, terwijl de Raad verzoekt om bekrachtiging.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de vader en de moeder zijn getrouwd geweest en hebben samen een minderjarige, geboren in 1994. De ouders oefenen gezamenlijk gezag uit. Op 14 maart 2011 heeft de kinderrechter een voorwaardelijke machtiging verleend voor de minderjarige, die op 20 juni 2011 is omgezet in een voorlopige machtiging wegens het niet naleven van de voorwaarden. De minderjarige is sindsdien opgenomen in een psychiatrische instelling.
Tijdens de zitting is gebleken dat zowel de moeder als de minderjarige gemotiveerd zijn om de behandeling voort te zetten. De gezinsvoogd heeft aangegeven dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk is, terwijl de Raad zorgen heeft over het vervolg van de hulpverlening. Het hof oordeelt dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, maar dat de betrokkenheid van de Raad niet langer opportuun is. Het hof bekrachtigt de beschikking voor zover deze betrekking heeft op de ondertoezichtstelling tot de datum van de uitspraak, maar vernietigt deze voor de periode daarna.
De beslissing van het hof houdt in dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige wordt opgeheven, omdat de moeder en de minderjarige in staat worden geacht om de benodigde hulp zelfstandig te blijven ontvangen.