ECLI:NL:GHAMS:2011:BT7139

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-003801-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in vuurwerk- en fiscale fraudezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte, directeur van een vuurwerkbedrijf, werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder het opzettelijk leveren van vuurwerk zonder de vereiste meldingen te doen en fiscale fraude. Het hof oordeelde dat niet bewezen was dat de verdachte op de hoogte was van de illegale leveringen van vuurwerk aan particulieren, en sprak hem vrij van de tenlastegelegde feiten 1 en 2. Het hof onderschreef de overwegingen van de rechtbank dat, hoewel er vuurwerk was geleverd, de verdachte geen wetenschap had van deze leveringen en geen opdracht had gegeven voor deze gedragingen.

Ten aanzien van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder milieu- en fiscale delicten, oordeelde het hof dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was voor de illegale leveringen van vuurwerk en de fiscale fraude. Het hof achtte bewezen dat de verdachte als feitelijk leidinggever van de BV betrokken was bij het niet voldoen aan de meldingsplicht en het opzettelijk indienen van onjuiste belastingaangiften. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, maar vond geen aanleiding voor verdere strafvermindering. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van leidinggevenden in rechtspersonen voor de naleving van wet- en regelgeving.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-003801-09
Uitspraak d.d.: 21 juni 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Utrecht van 10 september 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode en woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 juni 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadlieden, mr C.J. van Bavel en mr M. Kamp, advocaten te Amsterdam, naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen de onder 2, 5 en 7 tenlastegelegde feiten waarvan de verdachte door de rechtbank is vrijgesproken. Bij akte van intrekking d.d. 1 juni 2011 heeft de advocaat-generaal het hoger beroep ingetrokken voor wat betreft de feiten 5 en 7 zodat het beroep nog slechts is gericht tegen de vrijspraak voor het onder 2 tenlastegelegde. Tevens is vermeld dat het hoger beroep niet is gericht tegen de gegeven deelvrijspraken met betrekking tot (onderdelen van) de feiten 1, 3 en 6.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld bij akte van 6 oktober 2009. Het beroep is gericht tegen de feiten zoals tenlastegelegd onder 1, 3, 4, 6, 8, 9, 10 en 11. Daarbij is aangetekend dat het beroep zich niet richt tegen de deelvrijspraken met betrekking tot het onder 1, 3 en 6 tenlastegelegde.
De verdachte is (gedeeltelijk) vrijgesproken van de hiervoor genoemde feiten. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraken staat niet open. De verdachte zal om die reden in zijn beroep niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover het de feiten betreft tenlastegelegd onder 5 en 7 alsook voor zover het gaat om de deelvrijspraken met betrekking tot het onder 1, 3 en 6 tenlastegelegde.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Het hof houdt de nummering aan van de feiten waarover de rechtbank zich uitsprak. Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in het licht van het bovenstaande nu nog van belang- tenlastegelegd dat:
1.
[naam BV], gevestigd te Veenendaal, in of omstreeks de periode van 02 november 2005 tot en met 20 december 2005 te Veenendaal, althans in Nederland, opzettelijk een hoeveelheid consumentenvuurwerk aan (een) particulier(en), ter beschikking heeft gesteld, immers heeft zij
- op 02 november 2005 te Veenendaal, althans in Nederland, 217,5 kg, althans een hoeveelheid consumentenvuurwerk aan [naam] en/of
ter beschikking gesteld, terwijl hij, verdachte, als leidinggevende van de BV toen en daar tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven.
2.
[naam BV], gevestigd te Veenendaal, op of omstreeks 22 november 2005 te Veenendaal en/of te Baarle-Nassau, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander (te weten [naam medeverdachte]), althans alleen, opzettelijk, 620,4 kg, althans een hoeveelheid consumentenvuurwerk aan een particulier, te weten [naam particulier] te Baarle-Nassau,
ter beschikking heeftgesteld,
terwijl hij, verdachte, als leidinggevende van de BV toen en daar tot vorenomschreven feit opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven.
3.
[naam BV], gevestigd te Veenendaal, op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2004 tot en met 30 december 2004, te Veenendaal, althans in Nederland, opzettelijk, rookbommen/rookballen, zijnde vuurwerk als bedoeld in artikel 6 lid 4 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004, voorhanden heeft gehad en/of aan een ander ter beschikking heeft gesteld en/of heeft opgeslagen, immers heeft zij, opzettelijk,
B)
- in of omstreeks de periode van 08 november 2004 tot en met 18 december 2004, althans in de maand(en) november 2004 en/of december 2004, een hoeveelheid rookballen aan [naam] te Rijssen en/of
- in of omstreeks de periode van 08 november 2004 tot en met 13 november 2004, althans in of omstreeks de maand november 2004, een hoeveelheid rookballen aan [naam] te Ridderkerk
ter beschikking gesteld,
terwijl hij, verdachte, als leidinggevende van de BV toen en daar tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven.
4.
[naam BV], gevestigd te Veenendaal, op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2004 tot en met december 2005 telkens vuurwerk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, immers heeft zij
- in of omstreeks de maand(en) november 2004 en/of december 2004, in elk geval in het jaar 2004 en/of in of omstreeks de maand(en) november 2005 en/of december 2005, in elk geval in het jaar 2005, aan [naam verhuurbedrijf] te Lommel in België en/of
- in of omstreeks de maand(en) november 2004 en/of december 2004, in elk geval in het jaar 2004 en/of in of omstreeks de maand november 2005, in elk geval in het jaar 2005, aan [naam bedrijf] te Lanaken in België en/of
- in of omstreeks de maand(en) oktober 2004 en/of december 2004, in elk geval in het jaar 2004 en/of in of omstreeks de maand maart 2005, in elk geval in het jaar 2005 aan [naam bedrijf] te Baarle-Hertog in België,
vuurwerk geleverd,
terwijl zij telkens opzettelijk niet ten minste drie werkdagen dan wel in de periode van 15 december tot 1 januari ten minste 24 uur voorafgaand aan het binnen en/of buiten Nederland brengen van dat vuurwerk, schriftelijke melding heeft gedaan bij Onze Minister,
terwijl hij, verdachte, als leidinggevende van de BV toen en daar tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven.
6.
[naam BV], gevestigd te Veenendaal, op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 01 december 2005 tot en met 31 december 2005, in elk geval in het jaar 2005, beroepshalve, een stof of een preparaat, te weten consumentenvuurwerk, opzettelijk,
- aan [naam] te Westervoort en/of te Bemmel, h.o.d.n.[naam bedrijf], in of omstreeks de periode van 01 december 2005 tot en met 16 december 2005, althans in de maand december 2005, 2730 kg, althans meer dan 1000 kg ter beschikking heeft gesteld,
terwijl zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door haar handelingen met die stof of dat preparaat gevaren heeft kunnen optreden voor mens of milieu, zonder dat zij alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van haar kunnen worden gevergd teneinde die gevaren zoveel mogelijk te beperken,
terwijl hij, verdachte, als leidinggevende van de BV toen en daar tot vorenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijk leiding heeft gegeven.
8.
Primair
(de besloten vennootschap) [naam BV], op een of meertijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 20 december 2005, te (gemeente) Veenendaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte] en/of [naam medeverdachte] en/of [naam holding] en/of (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, (telkens) opzettelijk, een zodanige administratie niet en/of niet volledig heeft/hebben gevoerd,
immers heeft/hebben genoemde rechtsperso(o)n(en) en/of haar mededader(s), (telkens) opzettelijk in de (bedrijfs)administratie van de besloten vennootschap(pen) [naam BV] en/of [naam holding], (telkens) (een) (samenstel van) geschrift(en) te weten
(A.) (een) vals(e) en/of vervalst(e) (verkoop)factu(u)r(en) gericht aan [naam bedrijf] (hierna [bedrijf]) (zie bijlage(n) D-184 tot en met D-233), en/of
(B.) (een) vals(e) en/of vervalst(e) kasboek(en) betreffende het/de ja(a)r(en) 2004 en/of 2005 (zie bijlage(n) D-234/A1119-03 mbt 2004 en/of D-235 / A1119-03 mbt 2005), opgenomen en/of samengesteld en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen samenstellen en/of doen verwerken (door een of meerdere medewerk(st)er(s) van de besloten vennootschap(pen) [naam BV] en/of [naam BV] en/of door (eenmanszaak) [naam], in elk geval (een) ander(en),
bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin – zakelijk weergegeven –:
(met betrekking tot A.)
dat in strijd met de waarheid in/op bedoelde factu(u)r(en) is geschreven en/of vermeld en/of aangegeven dat aan voornoemde [bedrijf] circa 30% korting is verleend op het/de factuurbedrag(en), althans dit/deze factu(u)r(en) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) vermelden en/of aangeven, terwijl in werkelijkheid bovenbedoelde [bedrijf] deze circa 30% korting, althans (een) bedrag(en) bovenop dit/deze factuurbedrag(en), contant heeft betaald en/of afgerekend aan/met haar, de [naam BV], en/of [naam holding], al dan niet aan/met een of meer van haar/hun medewerk(st)er(s), en/of haar mededader(s),
en/of
(met betrekking tot B.)
dat een of meerdere ontvangst(en) uit (een) contante verko(o)p(en) en/of contante omzet(ten) niet is/zijn verantwoord en/of opgenomen en/of vermeld in vorenbedoeld(e) kasboek(en),
terwijl die feiten/dat feit er toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feiten verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven.
Subsidiair
(de besloten vennootschap) [naam BV], op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 20 december 2005, te (gemeente) Veenendaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte] en/of [naam medeverdachte] en/of [naam holding] en/of (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) (samenstel van) geschrift(en) (te weten de gehele/gedeeltelijke bedrijfsadministratie) die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) opzettelijk valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers hebbende genoemde rechtsperso(o)n(en) en/of genoemde rechtsperso(o)n(en) haar mededader(s), (telkens) opzettelijk in de (bedrijfs)administratie van de besloten vennootschap(pen) [naam BV] en/of [naam holding], zijnde (telkens) een samenstel van geschriften bestemd om tot bewijs van het daarin vermelde te dienen, te weten
(A.)
(een) vals(e) en/of vervalst(e) (verkoop)factu(u)r(en) gericht aan [bedrijf] [naam bedrijf] (hierna [bedrijf]) (zie bijlage(n) D-184 tot en met D-233), en/of
(B.)
(een) vals(e) en/of vervalst(e) kasboek(en) betreffende het/de ja(a)r(en) 2004 en/of 2005 (zie bijlage(n) D-234 A1119-03 mbt 2004 en/of D-235 A1119-03 mbt 2005), opgenomen en/of samengesteld en/of verwerkt en/of doen opnemen en/of doen samenstellen en/of doen verwerken (door een of meerdere medewerk(st)er(s) van de besloten vennootschap(pen) [naam] de [naam BV] en/of [naam holding] en/of door (eenmanszaak) [naam], in elk geval een ander(en), bestaande die valshe(i)d(en) en/of vervalsing(en) (telkens) hierin – zakelijk weergegeven –:
(met betrekking tot A.)
dat in strijd met de waarheid in/op bedoelde factu(u)r(en) is geschreven en/of vermeld en/of aangegeven dat aan voornoemde [bedrijf] circa 30% korting is verleend op het/de factuurbedrag(en), althans dit/deze factu(u)r(en) (een) te la(a)g(e) bedrag(en) vermelden en/of aangeven, terwijl in werkelijkheid bovenbedoelde [bedrijf] deze circa 30% korting, althans (een) bedrag(en) bovenop dit/deze factuurbedrag(en), contant heeft betaald en/of afgerekend aan/met haar, de [naam BV], en/of [naam holding], al dan niet aan/met een of meer van haar/hun medewerk(st)er(s), en/of haar mededader(s),
en/of
(met betrekking tot B.)
dat een of meerdere ontvangst(en) uit (een) contante verko(o)p(en) en/of contante omzet(ten) niet is/zijn verantwoord en/of opgenomen en/of vermeld in vorenbedoeld(e) kasboek(en),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door ander(en) te doen gebruiken, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feiten verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met en ander of anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft/gegeven.
9.
(de besloten vennootschap) [naam BV] en/of de fiscale eenheid (bestaande uit) '[naam holding] en [naam BV]', op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 februari 2002 tot en met 25 januari 2006, te (gemeente) Amersfoort en/of (gemeente) Utrecht en/of (gemeente) Heerlen en/of (gemeente) Veenendaal en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam holding] en/of (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk, (een of) meerdere bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake de rijksbelastingen, te weten (een of) meerdere aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de fiscale eenheid '[naam holding] en [naam BV]', met betrekking tot een of meerdere aangiftetijdvak(ken) gelegen in het/de ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004 en/of 2005,
- te weten de maand(en) april en/of augustus en/of september en/of oktober en/of november en/of december in het jaar 2002 (D-272) en/of
- te weten over of meerdere maand(en) in het jaar 2003: maart (D-261) en/of april (D-262) en/of juli (D-265) en/of september (D-267) en/of oktober (D-268) en/of november (D-269) en/of december (D-270), en/of
- te weten over of meerdere maand(en) in het jaar 2004: januari (D-013) en/of februari
(D-014) en/of maart (D-015) en/of april (D-016) en/of juni (D-018) en/of juli (D-019) en/of augustus (D-020) en/of september (D-021) en/of oktober (D-022) en/of november (D-023) en/of december (D-024) en/of
- te weten over of meerdere maand(en) in het jaar 2005: mei (D-146) en/of juli (D-147) en/of augustus (D-148) en/of september (D-149) en/of oktober (D-150) en/of november (D-151),
onjuist en/of onvolledig heef gedaan en/of heeft doen of laten doen door een ander(en), immers heeft voornoemde rechtsperso(o)n(en) en/of haar mededader(s), toen daar, (telkens) opzettelijk, op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te (gemeente) Amersfoort en/of (gemeente) Utrecht en/of (gemeente) Heerlen en/of elders in Nederland, (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over vorenbedoelde maand(en) van het/de ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004 en/of 2005, een te laag bedrag aan leveringen/diensten belast met 19% en/of een te laag bedrag aan leveringen naar landen binnen EU en/of een te laag bedrag aan totaal te betalen omzetbelasting en/of een te hoog bedrag aan Voorbelasting en/of een te hoog bedrag aan totaal terug te vragen (omzet)belasting en/of een te laag belastbaar bedrag, althans een te laag en/of onjuist bedrag aan belasting opgegeven en/of aangegeven en/of vermeld en/of geschreven en/of door (eenmanszaak) [naam] en/of ander(en) doen opgeven en/of doen aangeven en/of doen vermelden en/of doen schrijven, terwijl die/dat feit(en) er toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feiten verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven.
10
(de besloten vennootschap) [naam holding], op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 8 mei 2003 tot en met 29 april 2005, te (gemeente) Amersfoort en/of (gemeente) Utrecht en/of (gemeente) Heerlen en/of (gemeente) Veenendaal en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,althans eenmaal, (telkens) opzettelijk, (een of) meerdere bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een of) meerdere aangifte(n) voor de vennootschapsbelasting ten name van [naam holding], met betrekking tot (een of meerdere aangiftetijdvak(ken) gelegen in het/de ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004,
- te weten betreffende het jaar 2002 (D-257), en/of
- te weten betreffende het jaar 2003 (D-258), en/of
- te weten betreffende het jaar 2004 (D-141),
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen of laten doen door (een) ander(en), immers heeft voornoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s), toen daar, (telkens) opzettelijk, op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Amersfoort en/of Utrecht en/of Heerlen en/of elders in Nederland, (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljet(ten) vennootschapsbelasting over het/de ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004, een te laag bedrag aan (totale) (netto)omzet en/of een te laag bedrag aan (totaal) opbrengsten en/of een te laag bedrag aan (totaal) te betalen vennootschapsbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag, althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of aangegeven en/of vermeld en/of geschreven en/of door (eenmanszaak) [naam] en/of ander(en) doen opgeven en/of doen aangeven en/of doen vermelden en/of doen schrijven, terwijl die/dat feit(en) er toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feiten verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven.
11.
(de besloten vennootschap) [naam BV], op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 1 oktober 2002 tot en met 10 oktober 2005, te (gemeente) Amersfoort en/of (gemeente) Utrecht en/of (gemeente) Heerlen en/of (gemeente) Veenendaal en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte] en/of [naam medeverdachte] en/of (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk, (een of) meerdere bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een of) meerdere aangifte(n) voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [naam BV], met betrekking tot (een of meerdere aangiftetijdvak(ken) gelegen in) het/de ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004 en/of 2005,
- te weten betreffende het/de derde (D-241) en/of vierde (D-242) kwarta(a)l(en) in het jaar 2002, en/of
- te weten betreffende het/de eerste (D-243) en/of tweede (D-244) en/of derde (D-245) en/of vierde (D-246) kwarta(a)l(en) in het jaar 2003, en/of
- te weten betreffende het/de eerste (D-247) en/of tweede (D-248) en/of derde (D-249) en/of vierde (D-250) kwarta(a)l(en) in het jaar 2004, en/of
- te weten betreffende het/de eerste(D-251) en/of tweede (D-252) en/of derde (D-253) kwarta(a)l(en) in het jaar 2005, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft doen of laten doen door (een) ander(en) ((eenmanszaak) E. De Blauw), immers heeft voornoemde rechtspersoon en/of haar mededader(s) toen daar, (telkens) opzettelijk, op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Amersfoort en/of Utrecht en/of Heerlen en/of (elders) in Nederland, (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljet(ten) loonbelasting/premie volksverzekeringen over het/de ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004 en/of 2005, een te laag bedrag aan (totaal) (bruto) loon en/of een te laag bedrag aan (totaal) te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen en/of een te laag belastbaar bedrag, althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of aangegeven en/of vermeld en/of geschreven en/of door (eenmanszaak) [naam] en/of ander(en) doen opgeven en/of doen aangeven en/of doen vermelden en/of schrijven, terwijl dat/die feit(en) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, tot het welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feiten verdachte (telkens) opdracht heeft/hebben gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft/hebben gegeven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte veroordeeld wordt voor zover het gaat om de levering van vuurwerk aan [naam].
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit omdat de verdachte geen wetenschap had van deze levering en hij om die reden geen opdracht tot het verrichten van deze gedraging heeft gegeven of daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
Voor wat betreft de levering van vuurwerk aan [naam] acht het hof, anders dan de rechtbank, niet bewezen dat de verdachte op enig moment wetenschap had van het gegeven dat door [naam medeverdachte] vuurwerk van de [naam BV] werd geleverd aan [naam]. Gelet op het voorgaande is niet bewezen dat verdachte opdracht heeft gegeven voor het verrichten van die gedraging, of dat hij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven. Het hof spreekt de verdachte derhalve vrij van het (nog resterende deel van het) hem onder 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal een veroordeling geëist omdat de verdachte wetenschap zou hebben gehad van de levering aan [bedrijf].
De raadsvrouw heeft betwist dat verdachte deze wetenschap had en heeft vrijspraak verzocht.
Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank, die erop neerkomen dat – hoewel er door [naam BV] wel vuurwerk is geleverd aan [naam] – niet gebleken is, laat staan bewezen, dat de verdachte (de directeur van die bv) daarvan wetenschap had en evenmin dat eerder zulke leveringen hebben plaatsgevonden, waarvan de verdachte wetenschap had of had kunnen hebben en waartegen hij geen maatregelen heeft getroffen. Niet bewezen is (dus) dat verdachte opdracht heeft gegeven aan de levering aan [naam] of dat hij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven. Het hof spreekt de verdachte (alsnog; per abuis werd feit 2 in het dictum door de rechtbank wel bewezenverklaard) vrij van het onder 2 tenlastegelegde.
Overweging met betrekking tot het bewijs van het onder 3, 4, 6, 8 primair, 9, 10 en 11 tenlastegelegde
Het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende met betrekking tot de onder 3, 4 en 6 tenlastegelegde, de milieu-delicten die op vuurwerk betrekking hebben.
De advocaat-generaal heeft een veroordeling geëist van deze feiten.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde betoogd dat de rookballetjes aan [naam] te Rijssen en [naam] te Ridderkerk zijn geleverd vóór 25 oktober 2004 (de datum waarop handel in rookballen werd verboden), omdat (toen nog, vóór die datum) dit vuurwerk het hele jaar door mocht worden geleverd en meestal ook rond of vlak na de zomer werd geleverd. De verdediging heeft dit afgeleid uit de door [naam] bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring, uit de door [naam] afgelegde verklaring en uit de verklaring die [naam]. heeft afgelegd. Ook is gewezen op de bestellijst van [naam]. De raadsvrouw heeft vrijspraak verzocht.
Feit 4: volgens de raadsvrouw is onvoldoende is gebleken dat het transport van het vuurwerk van [naam] (Duitsland) naar België steeds over Nederlands grondgebied heeft plaatsgevonden, in welk gevalhet niet verplicht was om dit transport te melden bij het LMIP. Voor zover de transporten wel over Nederlands grondgebied zijn gegaan, zou een rol moeten spelen dat er geen meldingsformulier bestond voor doorvoer. Bovendien zou dat (het achterwege blijven van die meldingen) verdachte niet aan te rekenen zijn, omdat eerder genoemde [naam medeverdachte] daarvoor verantwoordelijk was. Het oordeel van de rechtbank dat de meldingsplicht zo essentieel is dat deze niet kan worden gedelegeerd, acht de raadsvrouw onhoudbaar omdat zo een nieuw criterium is geïntroduceerd voor de vraag of sprake is van feitelijk leidinggeven en toerekening waar het om verdachte gaat. Ook voor dit feit is vrijspraak gevraagd.
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde is door de raadsman (die dit onderdeel van het verweer voor zijn rekening nam) bepleit dat het vuurwerk in kwestie in Westervoort en dus niet in Bemmel) is afgeleverd, waar [naam] (los van de vraag wat hem aan opslag was vergund) over voldoende veilige voorzieningen beschikte en dat er geen sprake is geweest van gevaarzetting.
Subsidiair, indien het hof bewezen zou vinden dat het vuurwerk of een deel daarvan toch in Bemmel is afgeleverd, is aangevoerd dat niet is gebleken dat daardoor een gevaarlijke toestand is ontstaan omdat aangenomen moet worden dat het vuurwerk degelijk was verpakt. De verdediging heeft erop gewezen dat de verdachte niet wist of met zekerheid kon weten, laat staan moest weten, wat de vergunningssituatie van zijn klanten was en dat de Wet milieugevaarlijke stoffen, noch het Vuurwerkbesluit, vereist dat een leverancier daarvan op de hoogte is. De raadsman heeft verzocht om vrijspraak.
Het hof onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en voegt daar mede naar aanleiding van de in hoger beroep daartegen ingebrachte bezwaren het navolgende aan toe.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde, geldt voor wat betreft de leveringen aan [naam] en [naam] het volgende.
[naam], gevestigd te Rijssen, heeft op 8 november 2004 een bestelling bij [naam BV] geplaatst waarbij ook de verboden rookballen zijn aangevinkt op de bestelformulieren. De factuur van deze bestelling is gedateerd op 11 november 2008.
De levering stond gepland in week 49/50, tussen 29 november 2004 en 10 december 2004. Dat is na de datum waarop de handel in rookballetjes niet meer mocht.
Op de bestellijst staat omcirkeld bij 46-5 ‘levering vooruit’, maar uit de vermeldde artikelnummers is niet af te leiden dat dit om de rookballetjes ging. Bij ‘levering 2’ op die bestellijst staat omcirkeld 51-4. [naam medeverdachte] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij deze (dergelijke)codes op de bestellijsten plaatste en dat de eerste twee cijfers (51 in laatst genoemde geval) het weeknummer aangaven en het laatste cijfer de werkdag van die week (donderdag dus in dat geval). De levering vond uitgaande van die notering derhalve plaats op 21 december 2004, dus ná 25 oktober 2004.
Voor wat betreft de levering aan [naam] te Ridderkerk geldt dat deze is geplaatst op 8 november 2004. De factuur is gedateerd op 10 november 2004 en daarop staan de rookballetjes vermeld. De levering stond, uitgaande van die notatie,gepland op dag 4 van week 46, dat wil zeggen op 16 november 2004.
Gelet op voorgaande acht het hof bewezen dat de rookballetjes door medewerkers van [naam BV] aan [naam] en [naam] zijn geleverd ná 25 oktober 2004. Dat handelen kan worden toegerekend aan [naam BV] en aan haar directeur, verdachte. Bij het voorgaande (die toerekening) is mede van belang geacht dat er vóór de datum waarop de rookballetjes verboden werden (25 oktober 2004) reeds een brancheafspraak gold, inhoudende dat dit vuurwerk niet meer geleverd zou worden. Met ingang van 25 oktober 2004 is de wetgeving waarbij de rookballetjes verboden werden in werking getreden. Desondanks zijn bij het bedrijf waaraan verdachte leiding gaf nadien formulieren aangetroffen waarmee dergelijke rookballetjes besteld konden worden. Ondanks de aanwezigheid van de hiervoor genoemde brancheafspraak en nadien het in de wet neergelegde verbod inzake de verkoop van rookballen (alles kwesties waarvan niet is gesteld of gebleken dat verdacht als leidinggever daarvan destijds geen weet had) door [naam BV] rookballen verkocht en was dat artikel nog altijd te vinden op de bestelformulieren. Tegen de achtergrond van het voorgaande acht het hof de in hoger beroep overgelegde verklaring van [naam], dat de rookballen vóór de vaker genoemde datum zouden zijn geleverd, niet aannemelijk.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde is het hof met de rechtbank van oordeel dat uit onderzoeken van het Interregionale Milieuteam van de politie is gebleken dat op of omstreeks 28 december 2004, 30 december 2004, 7 november 2005 en 13 december 2005 door (chauffeurs van) verdachte vuurwerk is geleverd aan [naam] Kostuumverhuur te Lommel in België. Er zijn geen meldingen gedaan bij het LMIP voor deze transporten. Bovendien heeft getuige [naam medeverdachte] verklaard dat hij in 2004 in het geheel geen meldingen heeft gedaan bij het LMIP. Dat past bij het verweer op dit punt, dat het om doorvoer ging waarvan niet bekend was dat zulks (ook) moest worden gemeld.
Op of omstreeks 11 november 2004, 16 december 2004 en 16 november 2005 is door (chauffeurs van) [naam BV] vuurwerk geleverd aan [naam bedrijf] te Lanaken in België. Er zijn geen exportmeldingen gedaan voor deze transporten.
Op of omstreeks 5 oktober 2004, 7 december 2004, 21 december 2004 en 21 maart 2005 is door (chauffeurs van) verdachte vuurwerk geleverd aan [bedrijf] BVBA te Baarle-Hertog in België. Er zijn - ook hier - geen exportmeldingen gedaan voor deze transporten.
Met de rechtbank acht het hof bewezen dat deze transporten (zo niet vanaf of vanuit, dan toch in elk geval; het hof) over Nederlands grondgebied hebben plaatsgevonden, ook indien de transporten rechtstreeks vanuit [naam] (Duitsland) naar België gingen. Uit de verklaringen van meerdere chauffeurs, alsmede uit de verklaring van [naam medeverdachte] leidt het hof af dat vanuit Duitsland via Nederland naar de in de tenlastelegging genoemde klanten in België gereden werd. Derhalve bestond voor deze transporten een meldingsplicht. Dit nalaten om melding te doen aan het LMIP door [naam medeverdachte] kan aan [naam BV] worden toegerekend, nu [naam medeverdachte] bedrijfsleider van de B.V. is en dit handelen naar moet worden aangenomen praktijk was en paste binnen de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon, te weten het handelen in vuurwerk. Verdachte, immers directeur van van genoemde bv moet daar weet van hebben gehad (hij was degene die de contacten met de (Belgische) klanten had), maar ingegrepen heeft hij niet.
Voor wat betreft het onder 6 tenlastegelegde is het hof voor wat betreft de levering van vuurwerk aan [naam], opnieuw met de rechtbank, van oordeel dat bewezen is dat dit vuurwerk in Bemmel is afgeleverd. Dit blijkt uit de verklaring die [naam] daarover heeft afgelegd en bovendien blijkt uit de bestelformulieren dat het adres te Bemmel daarop was genoteerd. Voorts heeft [naam medeverdachte] het handschrift van de verdachte daarin herkend.
Het verweer van de raadsman dat er geen sprake was van gevaarzetting wordt verworpen, omdat aan de opslag van grote hoeveelheden vuurwerk inherent is dat sprake is van gevaarzetting. [naam] en verdachte wisten dit of moeten dit hebben beseft en het vuurwerk (dat volgens de bestelformulieren van De [naam BV] 2730 kg bedroeg) had daarom niet bij een schuur afgeleverd mogen worden waarvan in een oogopslag kon worden gezien dat deze zonder specifieke voorzieningen niet geschikt was voor het opslaan van dergelijke grote hoeveelheden.
Met de rechtbank constateert het hof dat deze levering aan [naam BV] kan worden toegerekend en aan verdachte als feitelijk ledinggever van die bv aangezien de haar directeur samen met [naam] de contacten onderhield met de klanten, terwijl [naam medeverdachte] de verantwoordelijkheid had over de leveranties. Daarbij is gelet op de functies die deze personen bekleedden binnen [naam BV] en en de omstandigheid dat het handelen binnen de normale bedrijfsvoering paste.
Ten aanzien van de fiscale feiten zoals deze zijn tenlastegelegd onder 8 tot en met 11 geldt dat de redenering van de rechtbank wordt onderschreven. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat deze feiten zijn bewezen zoals hieronder bewezenverklaard. De vertegenwoordiger van de verdachte (haar directeur, ook destijds) heeft deze feiten ter terechtzitting van het hof bovendien erkend.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 3, 4, 6, 8 primair, 9, 10 en 11 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
3.
[naam BV],in de periode van 1 november 2004 tot en met 30 december 2004 in Nederland, opzettelijk rookbommen/rookballen, zijnde vuurwerk als bedoeld in artikel 6 lid 4 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004, aan een ander ter beschikking heeft gesteld, immers heeft zij, opzettelijk,
- in de periode van 08 november 2004 tot en met 18 december 2004, een hoeveelheid rookballen aan [naam] te Rijssen en
- in de periode van 08 november 2004 tot en met 13 november 2004, een hoeveelheid rookballen aan [naam] te Ridderkerk
ter beschikking gesteld,
terwijl hij, verdachte, als leidinggevende van de BV toen en daar tot vorenomschreven feiten opdracht heeft gegeven en aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.
4.
[naam BV], in de periode van 01 oktober 2004 tot en met december 2005 telkens vuurwerk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, immers heeft zij
- in het jaar 2004 en de maanden november 2005 en december 2005, aan [naam] Kostuumverhuur te Lommel in België en
- in het jaar 2004 en het jaar 2005, aan [naam bedrijf] te Lanaken in België en
- in het jaar 2004 en het jaar 2005 aan [bedrijf] BVBA te Baarle-Hertog in België,
vuurwerk geleverd,
terwijl zij telkens opzettelijk niet ten minste drie werkdagen dan wel in de periode van 15 december tot 1 januari ten minste 24 uur voorafgaand aan het binnen en/of buiten Nederland brengen van dat vuurwerk, schriftelijke melding heeft gedaan bij Onze Minister,
terwijl hij, verdachte, als leidinggevende van de BV toen en daar aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.
6.
[naam BV], in de periode van 01 december 2005 tot en met 16 december 2005, beroepshalve, een stof of een preparaat, te weten 2730 kg consumentenvuurwerk, opzettelijk,
- aan [naam] te Bemmel, h.o.d.n.[naam bedrijf], ter beschikking heeft gesteld,
terwijl zij redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door haar handelingen met die stof of dat preparaat gevaren heeft kunnen optreden voor mens of milieu, zonder dat zij alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van haar kunnen worden gevergd teneinde die gevaren zoveel mogelijk te beperken,
terwijl hij, verdachte, als leidinggevende van de BV toen en daar aan die verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven.
8.
Primair
[naam BV], in de periode van 1 januari 2004 tot en met 20 december 2005, te (gemeente) Veenendaal, als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de Belastingwet gestelde eisen, opzettelijk een zodanige administratie niet volledig heeft gevoerd en/of doen voeren,
immers heeft zij opzettelijk in de administratie van de besloten vennootschap [naam BV] een samenstel van geschriften te weten
(A.) valse verkoopfacturen gericht aan [naam bedrijf] (hierna [bedrijf]) en
(B.) valse kasboeken betreffende de jaren 2004 en 2005 opgenomen en/of doen opnemen door een of meerdere medewerkers van de besloten vennootschap [naam BV] bestaande die valsheid telkens hierin – zakelijk weergegeven –:
met betrekking tot A.
dat in strijd met de waarheid in/op bedoelde facturen is geschreven en/of vermeld en/of aangegeven dat aan voornoemde [bedrijf] circa 30% korting is verleend op het factuurbedrag terwijl in werkelijkheid bovenbedoelde [bedrijf] deze circa 30% korting, contant heeft betaald en/of afgerekend aan/met haar, de [naam BV], of een of meer van haar medewerkers,
en
met betrekking tot B.
dat ontvangsten uit contante verkopen en/of contante omzetten niet zijn verantwoord en/of opgenomen en/of vermeld in vorenbedoelde kasboeken
terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte telkens opdracht heeft gegeven.
9.
[naam BV] in de periode van 1 februari 2002 tot en met 25 januari 2006, te (gemeente) Amersfoort en (gemeente) Veenendaal tezamen en in vereniging met [naam holding] meermalen, telkens opzettelijk, bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake de rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting ten name van de fiscale eenheid '[naam holding] en [naam BV]', met betrekking tot meerdere aangiftetijdvakken gelegen in de jaren 2002 en 2003 en 2004 en 2005,
- te weten de maanden april en augustus en september en oktober en november en december in het jaar 2002 en
- te weten over meerdere maanden in het jaar 2003: maart en april en juli en september en oktober en november en december, en
- te weten over meerdere maanden in het jaar 2004: januari en februari en maart en april en juni en juli en augustus en september en oktober en november en december en
- te weten over meerdere maanden in het jaar 2005: mei en juli en augustus en september en oktober en november
onjuist heeft gedaan immers heeft voornoemde rechtspersoon en haar mededader, toen daar, telkens opzettelijk, op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te (gemeente) Amersfoort en/of (gemeente) Utrecht en/of (gemeente) Heerlen en/of elders in Nederland, (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over vorenbedoelde maand van de jaren 2002 en 2003 en 2004 en 2005, een te laag bedrag aan leveringen/diensten belast met 19% en/of een te laag bedrag aan leveringen naar landen binnen EU en/of een te laag bedrag aan (totaal) te betalen (omzet)belasting en/of een te hoog bedrag aan Voorbelasting en/of een te hoog bedrag aan totaal terug te vragen (omzet)belasting en/of een te laag belastbaar bedrag, opgegeven en/of aangegeven en/of vermeld en/of geschreven terwijl die feit er toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte telkens opdracht heeft gegeven.
10.
de besloten vennootschap [naam holding], in of omstreeks de periode van 8 mei 2003 tot en met 29 april 2005, te (gemeente) Amersfoort en/of (gemeente) Utrecht en/of (gemeente) Heerlen en/of (gemeente) Veenendaal en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander meermalen, telkens opzettelijk, bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de vennootschapsbelasting ten name van [naam holding], met betrekking tot (een of meerdere aangiftetijdvak(ken) gelegen in de jaren 2002 en 2003 en 2004,
- te weten betreffende het jaar 2002, en
- te weten betreffende het jaar 2003 en
- te weten betreffende het jaar 2004
onjuist heeft gedaan, immers heeft voornoemde rechtspersoon en haar mededaders, toen daar, telkens opzettelijk, op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Amersfoort en/of Utrecht en/of Heerlen en/of elders in Nederland, (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljet(ten) vennootschapsbelasting over de jaren 2002 en 2003 en 2004, een te laag bedrag aan (totale) (netto)omzet en/of een te laag bedrag aan (totaal) opbrengsten en/of een te laag bedrag aan (totaal) te betalen vennootschapsbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag, opgegeven en/of aangegeven en/of vermeld en/of geschreven terwijl die feiten er toe strekten dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte telkens opdracht heeft gegeven.
11.
[naam BV], in omstreeks de periode van 1 oktober 2002 tot en met 10 oktober 2005, te (gemeente) Amersfoort en/of (gemeente) Utrecht en/of (gemeente) Heerlen en/of (gemeente) Veenendaal en/of (elders) in Nederland, meermalen, telkens opzettelijk, bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen ten name van [naam BV], met betrekking tot aangiftetijdvakken gelegen in) de jaren 2002 en 2003 en 2004 en 2005,
- te weten betreffende het derde en vierde kwartaal in het jaar 2002, en
- te weten betreffende het eerste en tweede en derde en vierde kwartaal in het jaar 2003, en
- te weten betreffende het eerste en tweede en derde en vierde kwartaal in het jaar 2004, en
- te weten betreffende het eerste en tweede en derde kwartaal in het jaar 2005,
onjuist heeft gedaan immers heeft zij toen daar, telkens opzettelijk, op bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te (gemeente) Amersfoort en/of (gemeente) Utrecht en/of (gemeente) Heerlen en/of (gemeente Veenendaal) (elders) in Nederland, (elektronisch) ingeleverde aangiftebiljetten loonbelasting/premie volksverzekeringen en een te laag belastbaar bedrag, opgegeven en/of aangegeven en/of vermeld en/of geschreven terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte telkens opdracht heeft gegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen (oud), begaan door een rechtspersoon terwijl hij opdracht en feitelijk leiding heeft gegeven tot respectievelijk aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijke overtreding van een voorschift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen (oud), begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij aritkel 2 Wet milieugevaarlijke stoffen (oud), gegaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
het onder 8 primair en 11 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
een bij de belastingwet voorziene aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, terwijl hij tot dat feit opdracht heeft gegeven, meermalen gepleegd.
het onder 9 en 10 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
medeplegen van een bij de belastingwet voorziene aangifte opzettelijk onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven terwijl hij tot dat feit opdracht heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – de volgende omstandigheden.
Verdachte (professioneel vuurwerk handelaar) heeft als feitelijk leidinggever resp. opdrachtgever de regelgeving inzake de handel van vuurwerk op punten die er serieus toe doen naast zich neergelegd en dusdoende een onaanvaardbaar risico in het leven geroepen voor de veiligheid van personen en goederen.
Voorts heeft de verdachte zich als feitelijk leidinggever resp. opdrachtgever gedurende een lange periode en voor een zeer aanzienlijk bedrag schuldig gemaakt aan – kort gezegd –fiscale fraude voor wat betreft de omzet-, loon en vennootschapsbelasting. Het door de belastingdienst berekende ontdoken belastingbedrag uit hoofde van de omzet-, loon-, en vennootschapsbelasting bedraagt in totaal € 464.156,-. Een dergelijke handelwijze ondermijnt het stelsel van belastingheffing en de onderlinge solidariteit van de contribuanten daaraan. Ook wordt daarmee een goed en doelmatig functioneren daarvan belet. Zo zijn verdachtes eigen schattingen van het fraudebedrag en zijn stellingen omtrent de aanwending van de geldsbedragen oncontroleerbaar en onverifieerbaar gebleken. Het hof ziet geen aanleiding om verdachte in deze opzichten tegemoet te komen, noch wat betreft de aannemelijkheid van de bestedingen noch wat betreft de relevantie voor de straftoemeting.
Met de fiscus zijn inmiddels regelingen getroffen die erin voorzien dat aan de fiscus intussen (een belangrijk deel van) hetgeen eerst voor de fiscus was weggehouden alsnog is betaald.
Voor feiten als door de verdachte gepleegd is, gelet op de aard van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en forse periode waarom het gaat, slechts het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan de orde. Gelet op het bedrag waarvoor de fiscus is benadeeld ligt een gevangenisstraf in de orde van grootte van elf maanden in de rede.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk.
Namens verdachte heeft de raadsman betoogd dat overschrijding van de redelijke termijn als bedoel in artikel 6 EVRM in hoger beroep dient te leiden tot strafvermindering. De raadsman heeft betoogd dat de redelijke termijn en aanvang heeft gemaakt op 20 december 2005, toen de woning van de verdachte werd doorzocht. Verder heeft de raadsman betoogd dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf consequenties zal hebben voor het bedrijf van de verdachte, omdat de verdachte in wezen onvervangbaar is.
Uit het proces-verbaal van verhoor (proces-verbaal van verhoor genummerd, 00.V01.01, ordner 4 onderzoek ‘Beuk’) blijkt dat de verdachtes directeur op dat moment is gehoord als verdachte. In dat verhoor kwam ook aan de orde dat een grote hoeveelheid aan contant geld in diens woning van de verdachte is aangetroffen. Dit in aanmerking genomen brengt het hof tot het oordeel dat de redelijke termijn een aanvang heeft gemaakt op 20 december 2005, nu aannemelijk is dat verdachte op dat moment redelijkerwijs kon verwachten dat een strafvervolging tegen haar zou worden ingesteld..
Na onderzoek van de zaak is het volgende gebleken:
• De woning van de verdachte is doorzocht op 20 december 2005;
• Op deze dag is verdachte als verdachte gehoord;
• Op 28 oktober 2008, 3 september 2009 en 10 september 2009 hebben terechtzittingen plaatsgevonden bij de rechtbank, waarbij op de twee laatgenoemde terechtzittingen een inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden;
• Op 10 september 2009 is door de rechtbank vonnis gewezen;
• Op 6 oktober 2009 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld tegen het vonnis;
• Op 7 oktober 2009 is door de officier van justitie hoger beroep ingesteld;
• Het dossier is bij het hof binnengekomen op 3 februari 2010;
• Op 7 juni 2011 heeft de behandeling bij het gerechtshof plaatsgevonden;
• Dit arrest wordt gewezen op 21 juni 2011.
Geconstateerd is dat de gehele procedure vanaf het moment van de aanvang van de redelijke termijn tot het wijzen van het arrest in hoger beroep en het wijzen van het arrest door het hof een periode van 5,5 jaar bedraagt. Dit brengt met zich dat de redelijke termijn is overschreden en dat strafvermindering op zijn plaats is. Het hof is evenwel van oordeel dat de rechtbank reeds ruimhartig rekening heeft gehouden met deze overschrijding. Daarom ziet het hof geen aanleiding om op grond van voorgaande tot verdere strafvermindering over te gaan. De afwikkeling van dit hoger beroep zelf levert geen overschrijding op.
Alles afwegende, en mede in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 mei 2011 niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van strafbare feiten, is het hof van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden is, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof realiseert zich dat de vrijheidsbeneming waartoe deze straf zal leiden consequenties zal hebben voor het thuisfront en voor de bedrijfsvoering in de vennootschap van de verdachte, maar dit is, gelet op voornoemde overwegingen, van onvoldoende gewicht om een andere straf op te leggen. De belangen die verdachte heeft genegeerd zijn daarvoor te groot.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 1.2.2., 1.3.2, 2.1.3 en 2.3.2 van het Vuurwerkbesluit, de artikelen 6 en 17 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de onder 5 en 7 tenlastegelegde feiten en voor zover gericht tegen de onder 1, 3 en 6 tenlastegelegde feiten voor zover hij daarvan is vrijgesproken door de rechtbank.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3, 4, 6, 8 primair, 9, 10 en 11 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3, 4, 6, 8 primair, 9, 10 en 11 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr B.P.J.A.M. van der Pol en mr L.E.M. Hendriks, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L.J.J.G. Verhaeg, griffier,
en op 21 juni 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr L.E.M. Hendriks is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.