ECLI:NL:GHAMS:2011:BT7069

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-003690-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen met betrokkenheid van familieleden en misbruik van sociale voorzieningen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte, die wist dat zijn broer geld in zijn auto had verstopt om naar Marokko te brengen, heeft zijn auto ter beschikking gesteld voor deze actie. Hoewel de auto niet op zijn naam stond, betaalde hij wel de verzekering. Het hof oordeelt dat de verdachte een substantiële rol heeft gespeeld in het witwassen van het geld, wat leidt tot de bewezenverklaring van medeplegen van witwassen.

De tenlastelegging omvatte het verbergen en verhullen van een grote hoeveelheid geld, waarvan de herkomst vermoedelijk uit misdrijf afkomstig was. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en legt een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, naast een taakstraf van 240 uur. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn verklaring gewijzigd en beweerde dat het geld niet van hem was, maar van zijn broer. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen betrokkenheid had bij het feit, maar het hof achtte deze verklaring niet aannemelijk.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode een bijstandsuitkering heeft ontvangen en dat hij door zijn handelen misbruik heeft gemaakt van gemeenschapsgelden. Dit heeft geleid tot financiële schade voor de Nederlandse samenleving en heeft het vertrouwen in het sociale zekerheidsstelsel geschaad. De uitspraak benadrukt de ernst van het witwassen en de gevolgen van het misbruik van sociale voorzieningen.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-003690-09
Uitspraak d.d.: 1 februari 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 25 september 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
wonende te [postcode en woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 januari 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr H.J. Veen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met tot 17 juli 2007, te Soest, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen,meermalen, althans eenmaal, (telkens) van een of meer voorwerp(en), te weten een (grote) hoeveelheid geld, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen, en/of een of meer voorwerp(en), te weten een(grote) hoeveelheid geld, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meer voorwerp(en), te weten een (grote) hoeveelheid geld, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en)vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddelijk of middelijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte zijn verklaring gewijzigd. Hij heeft verklaard dat het geld dat in de auto was aangetroffen niet van hem was zoals hij in eerste aanleg heeft verklaard maar van zijn broer. De verdediging heeft aangevoerd dat nu is gebleken dat het geld in de auto niet toebehoorde aan verdachte en verdachte geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij het tenlastegelegde feit, verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.
Wat betreft het geld op de bankrekeningen in Marokko voert de verdediging aan dat verdachte dit geld heeft gekregen van zijn vader, die dit geld zou hebben gespaard uit erfenissen en uit de inkomsten van zijn werkzaamheden in Nederland en Marokko.
Uit het financiële recherche onderzoek is echter gebleken dat de vader van verdachte gedurende de periode van 1964 tot 1984 in Nederland heeft gewerkt, waarna hij WAO en AOW heeft ontvangen. In Nederland heeft de vader van verdachte verschillende laagbetaalde banen gehad. De vader van verdachte zou zijn gezin hebben achtergelaten in Marokko om naar Nederland te gaan en daar laagbetaald werk te verrichten. Dit terwijl hij reeds een aanzienlijk geldbedrag bezat afkomstig uit erfenis of spaartegoed. Verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof verklaard dat zijn vader het geld op zijn rekening heeft gestort. Het hof overweegt hiertoe dat er geen stortingsbewijzen zijn waaruit kan worden opgemaakt dat de vader van verdachte het geld op de rekening van verdachte heeft gestort. Gelet op het hiervoor omschrevene acht het hof het volstrekt onaannemelijk dat verdachte het geld dat op de bankrekening op naam van verdachte staat, heeft gekregen van zijn vader.
Nu geen enkele aannemelijke of min of meer verifieerbare verklaring is afgelegd over de herkomst van het geld, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de gelden van misdrijf afkomstig zijn, zodat het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het hof overweegt hiertoe dat verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat hij wist dat zijn broer geld in zijn auto had verstopt en mee wilde nemen naar Marokko. Verdachte heeft daartoe zijn auto ter beschikking gesteld. De auto stond niet op naam van verdachte, maar verdachte betaalde wel de premie voor de autoverzekering. Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een substantiële rol heeft gespeeld bij het witwassen van het geld, in de zin van een nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachte, zodat medeplegen van witwassen bewezen zal worden verklaard.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met tot 17 juli 2007, te Soest, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen meermalen van een grote hoeveelheid geld de herkomst heeft verborgen terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddelijk of middelijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van grote geldbedragen, terwijl verdachte gedurende een aanzienlijke periode een bijstanduitkering heeft ontvangen. Wie een bijstandsuitkering of andere toeslagen ontvangt, dient de uitkerende instantie alle inlichtingen te verschaffen die nodig zijn om zijn rechten vast te stellen.
Evenals de rechtbank rekent het hof het verdachte zwaar aan dat verdachte door zijn handelen misbruik heeft gemaakt van gemeenschapsgelden. Hiermee heeft verdachte de Nederlandse samenleving als geheel financieel gedupeerd en is het vertrouwen waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland is gebaseerd, geschaad.
Bij de straftoemeting is rekening gehouden met de door verdachte ter terechtzitting in hoger beroep aflegde verklaring, waarin hij heeft verklaard dat het in de auto aangetroffen geldbedrag van zijn broer was en dus niet van verdachte zoals hij in eerste aanleg heeft verklaard. Gelet op het vorenstaande en dat een oud feit betreft zal het hof, anders dan de rechtbank, geen gevangenisstaf opleggen. Het hof acht een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van hierna te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr R. de Groot en mr J.F.L. Roording, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr A.B. de Wit en mr A.S. Poelmans, griffiers,
en op 1 februari 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr J.F.L. Roording is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.