ECLI:NL:GHAMS:2011:BT6630

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-000825-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake dierenwelzijn en zorgplicht voor varkens en runderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte, houder van varkens en runderen, is beschuldigd van het onthouden van de nodige zorg aan deze dieren. De feiten dateren van juni 2007 en januari 2008, waarbij de verdachte in strijd heeft gehandeld met verschillende artikelen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, het Varkensbesluit en de Verordening (EG) nr. 183/2005. Het hof heeft vastgesteld dat de huisvesting van de dieren niet voldeed aan de wettelijke eisen en dat er sprake was van verwaarlozing, wat leidde tot onnodig leed voor de dieren. Tijdens de zittingen is gebleken dat de verdachte inmiddels verbeteringen aan zijn bedrijf had doorgevoerd, maar dat deze niet volledig waren gerealiseerd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De strafoplegging omvatte een geldboete en een voorwaardelijke stillegging van de onderneming voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de omstandigheden van de zaak en de verbeteringen die de verdachte had doorgevoerd in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-000825-10
Uitspraak d.d.: 6 september 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Utrecht van 18 februari 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [postcode] [woonplaats], [adres]
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14 december 2010 en 23 augustus 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr J.J. Paalman, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij, op of omstreeks 8 juni 2007 te Soest, als houder van (een) dier(en) te weten varkens de nodige verzorging heeft onthouden
- aan een varken met volgnummer 03041 dat ernstig ziek en mager was en/of
- aan een varken met volgnummer 03753 dat ziek en vermagerd was en/of beginnende longproblemen had en/of
- aan een varken met volgnummer 03185 dat een gezwel aan de achterpoot had waardoor het kreupel was;
Feit 2
hij op of omstreeks 8 juni 2007 te Soest, in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 5, lid 7 van het Besluit welzijn productiedieren, immers was op de afdelingen 1 en/of 3 en/of 4 en/of 5 en/of 6 van een varkensstal van verdachte, waarin een of meer vleesvarkens waren gehuisvest het kunstmatig ventilatiesysteem uitgevallen, terwijl een passend noodsysteem waarmee voldoende verse lucht kan worden aangevoerd niet aanwezig was en/of een alarmsysteem bij het uitvallen van dat ventilatiesysteem niet in werking was getreden;
Feit 3
hij op of omstreeks 9 juni 2007 te Soest, als houder van varkens, er niet voor heeft zorg gedragen dat de varkens ouder dan twee weken in diverse hokken van de afdelingen 1 tot en met 7 permanent beschikten over voldoende vers water;
Feit 4
hij op of omstreeks 8 juni 2007 te Soest in één of meerdere stal(len) gebruiksvarkens heeft gehuisvest, anders dan overeenkomstig artikel 8 lid 1 aanhef en/of sub d van het Varkensbesluit, immers was de spleetbreedte tussen de roosterbalken van de betonroostervloer over de gehele oppervlakte van die roostervloer in die stal(len) niet gelijk en/of bedroeg deze meer dan 18 mm;
Feit 5
hij, op of omstreeks 8 januari 2008 en/of 25 januari 2008 te Soest, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, als houder van een dier, te weten een rund met levensnummer [nummer], aan dat rund dat opgezwollen ontstoken achterpoten had, de nodige verzorging heeft onthouden;
Feit 6
hij op of omstreeks 8 januari 2008 en/of 25 januari 2008 te Soest tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met de voorschriften bedoeld in artikel 5 lid 5 van de Verordening (EG) Nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne, immers
- was/waren de melkveestal en/of de voederautomaten in die stal en/of de varkensstal niet schoongehouden en/of
- was/waren de opslagruimt(en) van veevoer (kuilgras en/of mais en/of bierborstel) niet schoon en/of droog.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1
hij, op 8 juni 2007 te Soest, als houder van dieren te weten varkens de nodige verzorging heeft onthouden
- aan een varken met volgnummer [nummer] dat ernstig ziek en mager was en
- aan een varken met volgnummer [nummer] dat ziek en vermagerd was en beginnende longproblemen had en
- aan een varken met volgnummer [nummer] dat een gezwel aan de achterpoot had waardoor het kreupel was.
Feit 2
hij op 8 juni 2007 te Soest, in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 5, lid 7 van het Besluit welzijn productiedieren, immers was op de afdelingen 1 en 3 en 4 en 5 en 6 van een varkensstal van verdachte, waarin een of meer vleesvarkens waren gehuisvest het kunstmatig ventilatiesysteem uitgevallen, terwijl een passend noodsysteem waarmee voldoende verse lucht kan worden aangevoerd niet aanwezig was en een alarmsysteem bij het uitvallen van dat ventilatiesysteem niet in werking was getreden.
Feit 3
hij op 9 juni 2007 te Soest, als houder van varkens, er niet voor heeft zorg gedragen dat de varkens ouder dan twee weken in diverse hokken van de afdelingen 1 tot en met 7 permanent beschikten over voldoende vers water.
Feit 4
hij op 8 juni 2007 te Soest in meerdere stallen gebruiksvarkens heeft gehuisvest, anders dan overeenkomstig artikel 8 lid 1 aanhef en/of sub d van het Varkensbesluit, immers was de spleetbreedte tussen de roosterbalken van de betonroostervloer over de gehele oppervlakte van die roostervloer in die stallen niet gelijk en bedroeg deze meer dan 18 mm.
Feit 5
hij, op 25 januari 2008 te Soest, als houder van een dier, te weten een rund met levensnummer [nummer], aan dat rund dat opgezwollen ontstoken achterpoten had, de nodige verzorging heeft onthouden.
Feit 6
hij op 25 januari 2008 te Soest opzettelijk, in strijd heeft gehandeld met de voorschriften bedoeld in artikel 5 lid 5 van de Verordening (EG) Nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne, immers
-waren de melkveestal en de voederautomaten in die stal en de varkensstal niet schoongehouden en
-waren de opslagruimten van veevoer (kuilgras en mais en bierborstel) niet schoon en/of droog.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 5 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Het onder 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 38 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 45 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 33 van de Kaderwet diervoeders, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onthouden van de nodige zorg aan dieren die aan zijn zorg waren toevertrouwd. Voor al deze dieren is een ongezonde situatie ontstaan, waardoor deze dieren onnodig ongemak en leed is toegedaan en waarbij de hygiëne zwaar te wensen overliet. Er was sprake van een sterk verouderd en vervuild bedrijf, dat niet voldeed aan de eisen die voor een varkenshouderij/melkveebedrijf worden gesteld.
Ter terechtzitting van 14 december 2010 is door de zoon van verdachte aangevoerd dat er was gestart met het aanbrengen van verbeteringen aan het bedrijf en is de behandeling van de zaak voor de duur van een half jaar aangehouden teneinde te bezien hoe het bedrijf van verdachte eruit zou zien als de voorgenomen (bouw)plannen zouden zijn gerealiseerd.
Ter terechtzitting van 23 augustus 2011 is gebleken dat verdachte uit de maatschap is gegaan. Er worden geen varkens meer gehouden op het bedrijf. De twee zoons van verdachte runnen het (melkvee)bedrijf. Er is begonnen met het moderniseren van het bedrijf en er heeft een grote opruiming plaatsgevonden. Er is sprake van een grootscheepse vernieuwing van de ligboxenstal. De prognose is dat de nieuwe ligboxenstal in het najaar 2011 helemaal klaar zal zijn.
Hoewel pas in een zeer laat stadium daadwerkelijk voortvarend te werk is gegaan met het opruimen en moderniseren van het bedrijf en de vernieuwing van de ligboxenstal nog niet geheel is gerealiseerd, is het hof -overeenkomstig de advocaat-generaal- van oordeel dat de bedrijfssituatie aanzienlijk is verbeterd.
Gelet op voornoemde omstandigheden is het hof van oordeel dat het belang bij een onvoorwaardelijke stillegging -zoals in eerste aanleg door het openbaar ministerie is gevorderd- niet meer aanwezig is, gezien de consequenties die een dergelijke ingreep met zich brengt.
Maar om de voortgang van de dringend noodzakelijke vernieuwing van de ligboxenstal te bevorderen, zal het hof ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde wel de voorwaardelijke stillegging van het bedrijf voor de duur van drie maanden bevelen, zulks met een proeftijd van twee jaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op:
- de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht;
- de artikelen 1, 2, 6 en 7 van de Wet op de economische delicten
- de artikelen 37, 38, 45, 121 en 122 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
- artikel 33 van de Kaderwet diervoeders
- de artikelen 5, 8 en 13 van het Varkensbesluit
- de artikelen 2, 4 en 5 van het Besluit welzijn productiedieren
- artikel 73a van de Regeling diervoeders;
- artikel 5 van de Verordening (EG) nr. 183/2005.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1, 5 en 6 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 5.250,00 (vijfduizend tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
61 (eenenzestig) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Ten aanzien van het onder 6 bewezen verklaarde
Beveelt de stillegging van de onderneming van de verdachte waarin het economisch delict is gepleegd voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf van stillegging van de onderneming van de verdachte niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter,
mr J.A.W. Lensing en mr D.R. Doorenbos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 6 september 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr D.R. Doorenbos is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.