ECLI:NL:GHAMS:2011:BT6520

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-003423-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in vuurwerkzaak wegens verwarring met naamgenoot

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Utrecht. De verdachte was aangeklaagd voor het bezit van illegaal vuurwerk, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte die voor hen stond niet dezelfde persoon was als degene die in het proces-verbaal van de opsporingsdienst was aangemerkt. De verdachte, die dezelfde voornaam had als de in het proces-verbaal genoemde verdachte, werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte de feiten had begaan, en heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd. De tenlastelegging bevatte enkele taal- en schrijffouten, maar deze waren niet van invloed op de verdediging van de verdachte. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-003423-09
Uitspraak d.d.: 17 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Utrecht van 1 september 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode en woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 15 juni 2010 en 17 mei 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr B. Leemhuis, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 31 december 2007 te Amersfoort, althans in Nederland, opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten
a) 5000, althans één of meer, strijker(s) en/of
b) 3, althans één of meer, flowerbed(s) met een bruto gewicht van respectievelijk ca. 17 kg, 25 kg en 25 kg en/of
c) 4000, althans één of meer, Coloured Flowers (type AB 21)
voorhanden heeft gehad ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 24, derde lid, van de Wet milieugevaarlijke stoffen gestelde regels, immers
- was/waren vorenvermelde strijker(s) in strijd met artikel 5 lid 4 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voorzien van een wrijvingsontsteker en/of
- bedroeg het brutogewicht van vorenvermeld(e) flowerbed(s) in strijd met artikel 6, lid 5, van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 meer dan 10 kg, en/of
- had(den) vorenvermelde Coloured Flower(s) (type AB 21), zijnde vuurwerk vallend onder categorie A1 van bijlage III van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004, een lading welke niet uitsluitend zwart buskruit bevatte en/of was dit vuurwerk niet voorzien van een gebruiksaanwijzing met zodanige aanwijzingen en/of waarschuwingen dat bij het dienovereenkomstig handelen geen letsel of schade bij de gebruiker en/of omstanders kon ontstaan;
Feit 2
hij op of omstreeks 31 december 2007 te Amersfoort, althans in Nederland, opzettelijk, ongeveer 122 kg, althans meer dan 10 kg, vuurwerk buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, nu degene die in het proces-verbaal van de opsporingsdienst als verdachte is aangemerkt en gehoord niet de verdachte is die voor het hof terechtstaat. De verdachte die voor het hof terechtstaat, is de zoon (met dezelfde voornaam) als de in het proces-verbaal aangemerkte verdachte. Derhalve behoort de voor het hof terechtstaande verdachte te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr R. de Groot en mr P.H.A.J. Cremers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 17 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.