ECLI:NL:GHAMS:2011:BT5892

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-001478-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake strafrechtelijke aansprakelijkheid en gedoogsituatie in milieuzaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Utrecht. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor milieudelicten. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk verrichten van handelingen met betrekking tot afvalstoffen, het inzamelen van gevaarlijke afvalstoffen zonder vergunning, en het oprichten van een inrichting voor het bewerken van afvalstoffen zonder de benodigde vergunningen. De verdediging voerde aan dat de gemeente de activiteiten van de verdachte gedoogde op basis van een ondertekende intentieovereenkomst. Het hof verwierp dit verweer, omdat de overeenkomst geen strafrechtelijke aansprakelijkheid impliceerde en het bestaan van een gedoogsituatie niet aannemelijk was gemaakt. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 3.000,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de bewezenverklaring en de strafoplegging bevestigde.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-001478-10
Uitspraak d.d.: 3 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Utrecht van 13 april 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode en woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 19 april 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. M.P.K. Ruperti, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2008 tot en met 7 oktober 2008 te Driebergen-Rijsenburg, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, bedrijfsmatig of in een omvang of op een wijze alsof deze bedrijfsmatig was, handelingen met betrekking tot afvalstoffen heeft verricht, waardoor, naar hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, immers heeft hij, verdachte toen en daar één of meer caravans en/of motorvoertuigen ingezameld en/of gesloopt en/of bewerkt en/of gedemonteerd op de onbeschermde bodem en/of één of meer vat(en) en/of jerrycan(s) (deels) gevuld met olie op de onbeschermde bodem opgeslagen, terwijl hij niet alle maatregelen heeft genomen of nagelaten die redelijkerwijs van hem konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken;
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2008 tot en met 7 oktober 2008 te Driebergen-Rijsenburg, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen te weten oude metalen en/of koel-/vriesapparatuur en/of caravans en/of motorvoertuigen heeft ingezameld zonder vermelding op een lijst van inzamelaars;
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2008 tot en met 7 oktober 2008 te Driebergen-Rijsenburg, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, op en/of in de omgeving van perceel [adres], een inrichting voor het bewerken of verwerken van afvalstoffen, zijnde een inrichting type C in de zin van art. 1.2 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, genoemd in Bijlage 1 onder ll bij voornoemd Besluit, heeft opgericht en/of in werking heeft gehad, immers heeft hij toen en daar één of meer caravans en/of chalets en/of motorvoertuigen ingezameld en/of gesloopt en/of gedemonteerd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de bedrijfsmatige activiteiten van verdachte werden gedoogd door de gemeente. Op grond hiervan is de verdediging van oordeel dat verdachte zich niet in strafrechtelijke zin schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Opzet op het tenlastegelegde kan niet worden bewezen, aldus de raadsman. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsman verwezen naar een (mede) door de gemeente ondertekende ‘Intentieovereenkomst herinrichting [straatnaam]’. Het hof begrijpt het verweer aldus dat het zich richt tegen bewezenverklaring van het feit dan wel strafbaarverklaring van verdachte.
Het hof verwerpt dit verweer. Uit voornoemde intentieovereenkomst kan het hof geen gedoogsituatie afleiden, in het bijzonder nu in de overeenkomst niet wordt gesproken over strafrechtelijke aansprakelijkheid. Ook overigens is het bestaan van een gedoogsituatie niet aannemelijk geworden. Daar komt bij dat de gemeente sowieso geen toezeggingen kan doen met betrekking tot de strafrechtelijke aansprakelijkheid van verdachte voor handelingen en nalatigheden van verdachte als waarom het in deze zaak gaat en waarvan in het bijzonder de foto's die deel uitmaken van het dossier sprekende voorbeelden geven. De gemeente is ook niet bevoegd om toezeggingen te doen wat betreft de vervolging van verdachten.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Feit 1
hij in de periode van 22 februari 2008 tot en met 07 oktober 2008 te Driebergen-Rijsenburg, opzettelijk, bedrijfsmatig of in een omvang of op een wijze alsof deze bedrijfsmatig was, handelingen met betrekking tot afvalstoffen heeft verricht, waardoor, naar hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten, nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan, immers heeft hij, verdachte toen en daar caravans en motorvoertuigen ingezameld en gesloopt en bewerkt en gedemonteerd op de onbeschermde bodem en vaten en jerrycans (deels) gevuld met olie op de onbeschermde bodem opgeslagen, terwijl hij niet alle maatregelen heeft genomen of nagelaten die redelijkerwijs van hem konden worden gevergd, teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Feit 2
hij in de periode van 22 februari 2008 tot en met 7 oktober 2008 te Driebergen-Rijsenburg, opzettelijk, bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen te weten oude metalen en koel-/vriesapparatuur en caravans en motorvoertuigen heeft ingezameld zonder vermelding op een lijst van inzamelaars.
Feit 3
hij in de periode van 22 februari 2008 tot en met 7 oktober 2008 te Driebergen-Rijsenburg, opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, op en/of in de omgeving van perceel [adres], een inrichting voor het bewerken of verwerken van afvalstoffen, zijnde een inrichting type C in de zin van art. 1.2 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, genoemd in Bijlage 1 onder ll bij voornoemd Besluit, heeft opgericht en in werking heeft gehad, immers heeft hij toen en daar één of meer caravans en/of chalets en motorvoertuigen ingezameld en gesloopt en gedemonteerd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.1, derde lid, Wet milieubeheer.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.45, eerste lid, Wet milieubeheer.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 8.1, tweede lid, Wet milieubeheer.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie is verdachte reeds vele malen veroordeeld, waaronder voor een soortgelijk feit als de onderhavige, hetgeen verdachte er niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De raadsman van verdachte heeft gepleit tot het toepassen van artikel 9a Wetboek van Strafrecht. Daartoe wordt door het hof gelet op de ernst van de feiten geen aanleiding gezien.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 8.1, 10.1 en 10.45 van de Wet milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 3.000,00 (drieduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot € 1.500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus in raadkamer beslist en gewezen door
mr J.A.W. Lensing, voorzitter,
mr B.P.J.A.M. van der Pol en mr H.W. Koksma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,
en op 3 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr H.W. Koksma is buiten staat om dit arrest te ondertekenen.