ECLI:NL:GHAMS:2011:BT2727

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.073.401-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van overeenkomst inzake aanspraak op percentage sponsorcontracten na beëindiging

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de besluiten van de rechtbank Haarlem. De zaak betreft een geschil tussen [appellant] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Los B.V. over de uitleg van een overeenkomst die betrekking heeft op aanspraken op een percentage van sponsorcontracten, zelfs na de beëindiging van de samenwerking in juli 2008. Los B.V. heeft [appellant] gedagvaard tot betaling van een bedrag van € 23.049,12, dat voortvloeit uit een niet-terugbetaalde geldlening die [appellant] in 2007 aan Table Partners C.V. heeft verstrekt. [appellant] heeft de opeisbaarheid van dit bedrag bestreden door te stellen dat hij nog vorderingen heeft op Los B.V. ter hoogte van € 54.205,- (excl. BTW) voor commissies over de jaren 2008 tot 2010. In reconventie vorderde hij een totaalbedrag van € 67.678,52 van Los B.V.

Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zoals door de rechtbank zijn aangenomen niet in geschil zijn. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat [appellant] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vorderingen. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat partijen in juli 2008 een afrekening hebben gemaakt, waarbij Los B.V. een bedrag van € 16.746,84 aan [appellant] heeft betaald. Het hof heeft de grieven van [appellant] samengevoegd en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat Los B.V. aan [appellant] een commissie verschuldigd is voor sponsorcontracten die na de beëindiging van de samenwerking zijn gesloten. Het hof heeft besloten dat er een comparitie van partijen moet plaatsvinden om de mogelijkheden voor een schikking te bespreken en om nadere inlichtingen te verstrekken. De zitting is gepland op 2 december 2011, waarbij [appellant] en Los B.V. met hun advocaten aanwezig moeten zijn. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot na deze comparitie.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIJFDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat: mr. E.H.J. Slager te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LOS B.V.
gevestigd te Haarlem,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.N. Mense te Haarlem.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 10 augustus 2010 is appellant (hierna: [appellant]) in hoger beroep gekomen van vonnissen van de rechtbank Haarlem, onder zaak-/rolnummer 160240 / HA ZA 09-1114 gewezen tussen geïntimeerde (hierna: Los B.V.) als eiseres in conventie / verweerster in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie / eiser in reconventie, en uitgesproken op 18 november 2009 en 12 mei 2010.
[appellant] heeft bij memorie drie grieven geformuleerd en toegelicht, bescheiden in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd, kort gezegd, tot vernietiging van het op 12 mei 2010 uitgesproken vonnis voor zover dat in reconventie is gewezen en toewijzing, alsnog, van de door [appellant] ingestelde vorderingen, met veroordeling van Los B.V. in de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
Los B.V. heeft bij memorie op de grieven geantwoord, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot bekrachtiging van dat door [appellant] bestreden vonnis, en – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [appellant] in de kosten van (naar het hof begrijpt) het hoger beroep, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met rente zoals in die memorie omschreven.
Partijen hebben de zaak op 27 mei 2011 door hun bovengenoemde advocaten doen bepleiten, wederzijds aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
Vervolgens is arrest gevraagd. Het hof zal oordelen op basis van de in beide instanties overgelegde stukken.
2. De feiten
De door de rechtbank als vaststaand aangenomen feiten zijn niet in geschil zodat die ook het hof tot uitgangspunt strekken. Het gaat in deze zaak, voor zover die in hoger beroep nog ter beoordeling staat, om het volgende.
2.1 Los B.V. heeft [appellant] doen dagvaarden met de vordering dat [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van € 23.049,12 met rente en kosten, onder meer bestaande uit het niet-terugbetaalde deel van een geldlening, in 2007 verstrekt aan Table Partners C.V, welke schuld [appellant] in juni 2008 van Table Partners C.V. (waarvan hij beherend vennoot was) heeft overgenomen.
2.2 [appellant] heeft de opeisbaarheid van het door Los B.V. gevorderde bedrag bestreden met een beroep op verrekening. Een overzicht, door [appellant] als productie 28 in het geding gebracht, voor zover in het vonnis van 12 mei 2010 onder 2.8 weergegeven, houdt in dat [appellant] over de jaren 2008 – 2010 ter zake van commissies nog een bedrag van € 54.205,- (excl. BTW) van Los B.V. te vorderen heeft. [appellant] vorderde in reconventie dat Los B.V. wordt veroordeeld tot betaling van in totaal € 67.678,52.
2.3 Aangezien het hoger beroep niet is gericht tegen het op 12 mei 2010 uitgesproken vonnis voor zover in conventie gewezen, staat vast dat [appellant] diverse bedragen aan Los B.V. verschuldigd is, waaronder € 15.989,75 als restant van de aanvankelijk aan Table Partners C.V. verstrekte geldlening.
3. Beoordeling
3.1 Tegen het op 18 november 2009 uitgesproken vonnis is geen grief gericht. Voor zover het appel ook tegen dat tussenvonnis (waarbij uitsluitend een comparitie van partijen is gelast) is gericht, zal [appellant] daarin niet-ontvankelijk verklaard moeten worden.
3.2 De overwegingen die in eerste aanleg tot afwijzing van de door [appellant] ingestelde vorderingen voerden laten zich als volgt samenvatten. Partijen hebben hun samenwerking in juli 2008 beëindigd. Ter afwikkeling van wat partijen toen over en weer van elkaar meenden te kunnen vorderen heeft Los B.V. € 16.746,84 aan [appellant] betaald. Tijdens de in eerste aanleg gehouden comparitie van partijen is ter sprake gekomen dat dit bedrag vrijwel overeenkomt met de optelling in het hiervoor, onder 2.2, bedoelde overzicht indien daarbij buiten beschouwing wordt gelaten hetgeen is vermeld onder het kopje “Nog te betalen”. [appellant] heeft bevestigd dat het geschil zich toespitst op de onder dat kopje vermelde posten, maar hij heeft ook verklaard dat hij voor die bedragen nooit facturen heeft verstuurd. Tegenover het verweer van Los B.V. dat de over en weer openstaande vorderingen in juli 2008 zijn voldaan, heeft [appellant] daarom niet voldoende concreet gesteld dat hij nog bedragen van Los B.V. tegoed heeft. Zijn stelling dat bepaalde posten door fouten van een toenmalige medewerkster niet in de afrekening van juli 2008 zijn betrokken is evenmin concreet onderbouwd, en datzelfde geldt voor de stelling dat Los B.V. ook na juli 2008 nog gehouden is commissie aan [appellant] te betalen in verband met eerder aangebrachte sponsorovereenkomsten.
3.3 Tegen de aldus samengevatte overwegingen van de rechtbank komt [appellant] op met drie grieven die zich voor gezamenlijke beoordeling lenen. Naar de kern genomen wordt met deze grieven betoogd dat Los B.V. aan [appellant] commissie verschuldigd is zolang inkomsten worden genoten uit sponsorcontracten die in juli 2008, bij de beëindiging van de samenwerking, reeds liepen.
3.4 Als subsidiair gevoerd, doch meest verstrekkend verweer betoogt Los B.V. (memorie van antwoord, randnummer 23) dat [appellant] zijn rechten heeft verwerkt door in juli 2008 een afrekening voor te stellen en daarop gerichte berekeningen te produceren, de door Los B.V. geboden som te aanvaarden, geen gehoor te geven aan latere verzoeken verdere aanspraken op te helderen en (aan dit een en ander voorafgaand) zonder beroep op verrekening een betalingsregeling te aanvaarden. Dit verweer wordt verworpen. De door Los B.V. genoemde omstandigheden rechtvaardigen niet de gevolgtrekking dat [appellant] geen vordering meer kan instellen ter zake van bedragen die naar zijn stellingen rechtstreeks uit eerder gemaakte afspraken voortvloeien, en waarmee geen rekening is gehouden in de in juli 2008 bereikte regeling.
3.5 Tot dusverre heeft [appellant] evenwel niet het bewijs geleverd dat hij nog opeisbare vorderingen op Los B.V. heeft. Tussen partijen staat vast dat tot medio juli 2008 een contractuele relatie tussen hen heeft bestaan die te maken had met het te gelde maken van de door sportieve prestaties bekend geworden naam van [G.], de bestuurder / aandeelhouder van Los B.V. (hierna [G.]). Uit hoofde van die contractuele relatie heeft [appellant] werkzaamheden verricht die in de gedingstukken ook wel worden aangeduid als “artiestenmanagement”, maar wat dit management precies inhield, met name met betrekking tot sponsorcontracten die [G.] en/of Los BV hebben gesloten, is tussen partijen in geschil en valt uit de gedingstukken ook niet af te leiden. Dit geldt ook voor de wijze waarop [appellant] voor zijn werkzaamheden zou worden beloond.
3.6 Met name ziet het hof geen toereikend bewijs voor de stelling van [appellant] dat Los B.V. zich jegens hem had verbonden een commissie te (blijven) betalen ter grootte van een percentage van de inkomsten die [G.], althans Los B.V., nog zou verkrijgen uit sponsorcontracten die tot stand zijn gekomen in de periode waarin [appellant] het “artiestenmanagement” voerde.
3.7 [appellant] kan worden nagegeven dat enige steun voor deze stelling in de gedingstukken wel te vinden is. De zinsnede, in een op 25 juli 2008 verzonden e-mailbericht van een toenmalige medewerkster van [appellant]
“lopende sponsorcontracten zullen worden nageleefd en gefactureerd via het MvA. Los factureert MvA voor Dennis zijn deel”
(waarin met “MvA” worden gedoeld op een handelsnaam van [appellant], en met “Dennis” wordt gedoeld op [G.]), kan worden opgevat als bevestiging dat Los B.V. ter zake van lopende sponsorcontracten nog betalingen aan [appellant] verschuldigd zouden worden.
Ook uit een op 17 oktober 2008 verzonden e-mailbericht van [G.], voor zover inhoudende:
“Ik wil zo snel mogelijk de lopende zaken met je afhandelen(…)
Veilig frituren, factuur veranderen naar LOS zoals afgesproken (…)
Nemef en Ranking the stars factureren we zelf (…)
Jij factureert naar ons OTIB, Big Boss – de verlopen termijnen van wijnverhaal + commissie van de bovenstaande dingen (…)”
kan worden afgeleid dat [G.] er op dat moment van uitging dat [appellant] ter zake van lopende sponsorcontracten nog iets toekwam.
3.8 Los B.V. heeft de stellingen van [appellant] evenwel weersproken met de stelling dat met [appellant] alleen een managementvergoeding was overeengekomen, derhalve een vergoeding voor daadwerkelijk verrichte werkzaamheden, en geen aanbrengpremie of soortgelijke, aan de inkomsten van [G.] en/of Los B.V. gerelateerde, vergoeding. Het hof merkt op dat de zojuist aangehaalde zinsneden in de e-mailberichten ook aldus uitgelegd zouden kunnen worden dat [appellant] kon factureren voor werkzaamheden die hij in verband met de lopende sponsorcontracten nog had verricht. In elk geval valt in deze e-mailberichten niet te lezen, en bevestigen ook de overige gedingstukken niet, dat [appellant] een vast percentage van de opbrengsten van sponsorcontracten is toegezegd. Er blijkt al helemaal niet om welk percentage van welke inkomsten van [G.] en/of Los B.V. het zou moeten gaan, en hoe lang [appellant] aanspraak op een dergelijke provisie zou kunnen maken.
3.9 Tegelijkertijd impliceren de wederzijds aangevoerde feiten, waaronder de zojuist aangehaalde e-mailberichten, dat Los B.V. haar stellingen evenmin voldoende heeft onderbouwd. Als het hof moet aannemen dat [G.] er in oktober 2008 van uitging dat [appellant] nog het een en ander kon factureren, is onzeker wat er nu precies onder de in juli 2008 bereikte regeling viel. In dit verband merkt het hof op dat de overzichten die [appellant] in eerste aanleg als producties 28 en 31 in het geding heeft gebracht - nog daargelaten dat Los B.V. de juistheid ervan betwist – geen duidelijk inzicht verschaffen in de bedragen die met de in juli 2008 getroffen regeling vereffend zijn. Overigens is het beroep van Los B.V. op de in juli 2008 overeengekomen verrekening een bevrijdend verweer, zodat de bewijslast ten aanzien van de inhoud van die regeling op haar rust.
3.10 Over en weer is bewijs aangeboden, maar het hof wenst eerst met partijen te bespreken welke mogelijkheden zij zien om hun stellingen te onderbouwen en hoe de procedure verder moet verlopen. De daartoe te houden comparitie van partijen zal nadrukkelijk ook bestemd zijn om te bezien of een onderlinge regeling kan worden bereikt. In verband daarmee merkt het hof nog het volgende op. Bij de pleidooien bleek [G.], de bestuurder van Los B.V., niet verschenen te zijn. Het hof heeft er bij die gelegenheid al op gewezen dat [G.] volgens (art. 4.3 van) het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven ter zitting aanwezig had behoren te zijn. Een verplichting om te verschijnen hebben partijen ([G.] als bestuurder van Los B.V.) ook bij de hierna te bepalen comparitie van partijen.
4. Beslissing
Het hof:
gelast partijen, [appellant] in persoon en Los B.V. deugdelijk vertegenwoordigd, vergezeld van hun advocaten ter zitting van 2 december 2011, te 09.30 uur, in een der zalen in het Paleis van Justitie aan de Prinsengracht te Amsterdam, te verschijnen voor het lid van deze kamer mr. J. Wortel, die hierbij tot raadsheer-commissaris wordt benoemd, teneinde nadere inlichtingen te verstrekken en een schikking te beproeven;
bepaalt dat, nu bij het vaststellen van de zojuist genoemde zittingsdatum rekening is gehouden met de verhinderdata die partijen daartoe hebben opgegeven, een bericht van verhindering van de kant van (een der) partijen in beginsel niet tot het vaststellen van een andere zittingsdatum zal leiden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, M.W.E. Koopmann en J. Wortel en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 september 2011.