ECLI:NL:GHAMS:2011:BT1686
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Wigleven
- R.G. Kemmers
- M. Perfors
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor wijziging geslachtsnaam van kinderen in geval van gezamenlijk gezag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 augustus 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de geslachtsnaam van twee minderjarige kinderen. De vrouw, appellante, verzocht om vervangende toestemming om een verzoekschrift tot geslachtsnaamwijziging in te dienen bij het Ministerie van Justitie. De kinderen, die bij de vrouw verblijven, hebben de wens geuit om hun geslachtsnaam te wijzigen naar die van hun moeder, aangezien zij al geruime tijd onder deze naam bekend staan. De man, geïntimeerde, heeft bezwaar gemaakt tegen deze wijziging en betoogd dat de kinderen slechts de mening van de vrouw volgen en dat het in hun belang niet wenselijk is om hun geslachtsnaam te wijzigen.
Het hof heeft overwogen dat, nu partijen gezamenlijk gezag uitoefenen, de beslissing in het belang van de kinderen moet worden genomen, zoals bepaald in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen, ondanks hun officiële geslachtsnaam, in het dagelijks leven de naam van de vrouw gebruiken en dat zij beiden instemmen met de wijziging. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de man sinds 2003 geen contact meer heeft met de kinderen en dat er geen reden is om aan te nemen dat dit contact zal herstellen.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor het indienen van het verzoekschrift tot geslachtsnaamswijziging. De beschikking van de rechtbank Alkmaar, die het verzoek had afgewezen, is vernietigd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het in hoger beroep meer of anders verzochte afgewezen.