ECLI:NL:GHAMS:2011:BS8966

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.012.344-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest schadevaststelling en bewijslevering in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure waarin de appellante, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te Monster, schadevergoeding vordert van de geïntimeerde. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 27 juli 2010 en een deskundigenbericht van 28 december 2010. De deskundige heeft de schade van appellante berekend op een totaalbedrag van € 106.100,-, waarbij hij rekening heeft gehouden met de door appellante gemaakte kosten voor het verwijderen van rozengewas en de theoretische winstderving. Appellante betwist de door de deskundige gehanteerde verkoopprijzen en stelt dat zij hogere opbrengsten had kunnen realiseren. Het hof laat appellante toe bewijs te leveren van haar stelling dat zij bepaalde zaken voor hogere prijzen heeft verkocht dan door de deskundige is vastgesteld. Het hof benoemt mr. D. Kingma als raadsheer-commissaris voor het getuigenverhoor dat op 30 september 2011 zal plaatsvinden. De beslissing van het hof houdt in dat het verdere proces wordt aangehouden totdat het bewijs is geleverd. De zaak illustreert de complexiteit van schadevaststelling in civiele procedures en de rol van deskundigen in het proces.

Uitspraak

16 augustus 2011
GERECHTSHOF AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [APPELLANTE],
gevestigd te Monster,gemeente Westland,
APPELLANTE,
advocaat: mr. E.N. Nordmann te Amsterdam,
t e g e n
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
De partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Voor het verloop van het geding tot 27 juli 2010 verwijst het hof naar het op die datum uitgesproken tussenarrest (hierna: het tussenarrest). Het hof heeft naar aanleiding van dat tussenarrest op 28 december 2010 een deskundigenbericht ontvangen.
[appellante] heeft vervolgens een memorie na deskundigenbericht genomen, waarna [geïntimeerde] een antwoordmemorie heeft genomen.
Daarna hebben partijen het hof verzocht arrest te wijzen op de stukken van beide instanties.
2. Verdere Beoordeling
2.1. De deskundige diende ingevolge het tussenarrest opgave te doen van hetgeen [appellante], door het niet doorgaan van de uitvoering van de overeenkomst tussen partijen, aan inkomsten is misgelopen na aftrek van de door [appellante] uitgespaarde kosten doordat werkzaamheden achterwege konden blijven.
2.2. De deskundige heeft deze vraag beantwoord door per materiaalpost aan te geven wat volgens hem de opbrengst daarvan zou zijn, netto af sloopadres, en telkens verrekend met (per post) te maken kosten van arbeid, materieel en hulpmateriaal. Het totaal van de op deze wijze door de deskundige bepaalde opbrengsten is een bedrag van € 121.100,-.
2.3. De deskundige heeft naast het voorgaande een opstelling gemaakt van de te maken kosten en deze kosten in mindering gebracht op de opbrengsten zoals hiervoor beschreven. De deskundige komt op deze wijze tot een totaal netto gecalculeerde opbrengst van € 64.850,-. Hij heeft bij dit bedrag opgeteld de reeds door [appellante] gemaakte kosten voor het verwijderen van het rozengewas ad € 41.250,- en komt op een totaalbedrag aan schade voor [appellante] van € 106.100,-.
2.4. [appellante] heeft in haar memorie na deskundigenbericht aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat zij hogere verkoopprijzen had kunnen realiseren, en deels al had gerealiseerd, dan de deskundige heeft gehanteerd. Dit zou volgens haar moeten leiden tot een hoger totaal aan netto opbrengsten dan onder 2.2 genoemd. De stellingen van [appellante] hieromtrent zullen hierna nader worden besproken. [appellante] heeft geen bezwaren geuit tegen de wijze waarop de deskundige de totale schade heeft berekend, zoals weergegeven onder 2.3. Het hof zal [appellante] dan ook in zoverre aan de inhoud van het deskundigenbericht houden.
2.5. [geïntimeerde] heeft in zijn antwoordmemorie aangevoerd dat de deskundige, nu hij de kosten van verwijdering van het rozengewas reeds heeft meegenomen bij de kosten die [appellante] bij het uitvoeren van de overeenkomst had moeten maken, ten onrechte die kosten weer heeft opgeteld bij de totale schade. Het hof gaat niet mee in dit betoog. De deskundige heeft immers eerst de (theoretische) winstderving berekend, waarbij de te maken kosten in mindering dienen te worden gebracht op de te verwachten opbrengsten. Naast die winstderving dient [geïntimeerde], zoals reeds met juistheid in het tussenarrest van 14 juli 2009 is overwogen, ook de reeds gemaakte kosten (als zijnde geleden verlies) aan [appellante] te vergoeden. De deskundige heeft de schade van [appellante] dan ook op de juiste wijze berekend. Wel zal het hof bij haar eindbeslissing ermee rekening houden dat [geïntimeerde], zoals hij heeft opgemerkt, reeds heeft voldaan aan het bestreden vonnis en de kosten van verwijdering van het rozengewas aan [appellante] heeft vergoed.
2.6. [appellante] heeft in het algemeen betoogd dat zij een betere opbrengst had kunnen realiseren dan waarvan de deskundige is uitgegaan. De deskundige heeft geen rekening gehouden met haar werkwijze: zij knapt kassen en materialen op en verkoopt deze vervolgens in het voormalige Oostblok. De deskundige had bij het bepalen van de opbrengst dan ook niet mogen uitgaan van schrootprijzen, aldus [appellante].
2.7. Het hof is van oordeel dat [appellante] onvoldoende heeft gesteld om te kunnen concluderen dat de deskundige zijn werk niet naar behoren heeft gedaan. De facturen die [appellante] ter ondersteuning van zijn stelling heeft overgelegd kunnen die conclusie niet dragen. Daaruit blijkt immers niet dat het om dezelfde soort kassen of materialen gaat als in de onderhavige zaak, terwijl afdoende aanwijzingen over de kwaliteit daarvan ontbreken. [appellante] heeft bovendien niet toegelicht hoe en tegen welke kosten zij de kassen en materialen opknapt en op welke wijze zij daarmee haar rendement kan verhogen. Zij heeft evenmin toegelicht waarom moet worden geoordeeld dat een dergelijke verhoging van het rendement [geïntimeerde] aangaat. [appellante] heeft zich in dit verband voorts niet uitgelaten over de kosten van sloop, afvoer van materialen en egaliseren van het terrein, kosten waarmee de deskundige rekening heeft gehouden bij het bepalen van de netto opbrengst.
2.8. Daarnaast heeft [appellante] ten aanzien van een aantal materialen aangevoerd dat zij deze reeds aan derden had verkocht voor een hogere prijs dan thans door de deskundige is bepaald. Zij heeft erop gewezen dat de afnemers veelal zelf voor demontage zorgen zodat zij tegenover de verkoopprijs geen kosten heeft. Zij biedt uitdrukkelijk bewijs aan van de verkoop tegen de door haar gestelde prijzen. Het hof overweegt het volgende.
- aggregaat:
[appellante] had bij haar memorie van grieven aangevoerd dat zij het aggregaat had verkocht voor een bedrag van € 3.500,-. Uit haar brief aan de deskundige van 13 december 2010 blijkt dat zij zich thans refereert aan de door de deskundige bepaalde netto opbrengst van € 2.000,-.
- buffertank:
[appellante] heeft aangevoerd dat zij de buffertank had verkocht voor € 7.000,- terwijl de deskundige de netto opbrengst heeft bepaald op € 2.500,-. De deskundige heeft, nadat hij door [appellante] hierop is gewezen, de netto opbrengst gehandhaafd omdat, zo schrijft hij, gezien de omvang en ligging van de buffertank ten behoeve van de verwijdering daarvan de nodige arbeid dient te worden verricht. De deskundige heeft erop gewezen dat de tank lastig bereikbaar is, niet in aanmerking komt om in één geheel te worden afgevoerd en dat de fundatie van de buffertank dient te worden verwijderd. [appellante] heeft niets gesteld over de kosten van deze werkzaamheden, terwijl uit de door haar overgelegde aankoopbevestiging niet blijkt dat deze door de koper van de buffertank zullen worden verricht. Daarin staat immers slechts vermeld dat demontage en afhalen in juni/juli 2007 in overleg zal plaatsvinden. Het hof zal de conclusie van de deskundige volgen. Het bewijsaanbod zal als onvoldoende ter zake dienend worden gepasseerd.
- belichting:
[appellante] heeft aangevoerd dat zij de belichting had verkocht voor een bedrag van € 67.500,- terwijl zij voor demontage kosten had moeten maken ten bedrage van € 5.250,-. Het hof leidt hieruit af dat [appellante] stelt dat zij een netto opbrengst had kunnen realiseren van € 62.250,-, meer dan het door de deskundige bepaalde bedrag van € 26.400,-. De deskundige heeft hierop gereageerd met de opmerking dat hij marktconforme prijzen heeft gehanteerd. De stelling van [appellante] komt er dan ook op neer dat hij schade heeft geleden voor een hoger bedrag dan door de deskundige op grond van marktomstandigheden is bepaald. [geïntimeerde] heeft de door [appellante] gestelde verkoop betwist. Het hof zal [appellante] toelaten te bewijzen dat zij de belichting heeft verkocht voor een bedrag van € 67.500,-. [geïntimeerde] heeft niet betwist dat de kosten van verwijdering kunnen worden geschat op een bedrag van € 5.250,-, zodat dat tussen partijen vaststaat.
-klimaatregeling:
De deskundige heeft de netto opbrengst van de klimaatregeling, bestaande uit een klimaatcomputer, een omgekeerde osmose-installatie en diverse andere onderdelen, bepaald op een bedrag van € 2.500,-. [appellante] heeft aangevoerd dat hij de osmose-installatie reeds voor een bedrag van € 3.000,- had verkocht, dat de klimaatcomputer minimaal € 3.500- waard was en dat zij nauwelijks kosten zou hebben gehad omdat demontage door de afnemers zelf zou worden gedaan. [geïntimeerde] heeft de verkoop van de osmose-installatie betwist en gesteld dat deze een waarde van maximaal € 750,- heeft. [geïntimeerde] heeft voorts, in eerste aanleg, gesteld dat de klimaatcomputer een waarde van € 2.000,- heeft. [appellante] zal in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat hij de osmose-installatie voor een bedrag van € 3.000,- heeft verkocht, waarbij de afnemer deze zelf zou demonteren. [appellante] heeft niet aangetoond dat de onderhavige klimaatcomputer een waarde van € 3.500,- zou hebben. De door haar overgelegde factuur van een niet nader omschreven computer is daarvoor onvoldoende. Het hof zal wat dat betreft dan ook de stelling van [geïntimeerde] volgen.
-WKK installatie:
[appellante] heeft aangevoerd dat zij deze installatie heeft verkocht voor een bedrag van € 35.000,-, inclusief demonteren, uitbouwen en afvoeren door de koper. Zij zou naar haar zeggen aan kosten hebben gehad een bedrag van € 650,- voor het dichtmaken van het dak van het ketelhuis. Dit zou resulteren in een netto opbrengst van € 34.350,-, terwijl de deskundige op basis van marktwaarde heeft geschat een netto opbrengst van € 20.000,-. [appellante] zal, nu [geïntimeerde] de gestelde verkoop heeft betwist, worden toegelaten te bewijzen dat zij de WKK installatie heeft verkocht voor € 35.000,- inclusief demonteren, afbouwen en afvoeren door de koper. [geïntimeerde] heeft niet betwist dat de kosten kunnen worden geschat op € 650,-, zodat dat tussen partijen vaststaat.
-koelcel:
[appellante] stelt dat hij de koelcel reeds had verkocht voor een bedrag van € 3.000,- inclusief demontage door de koper en dus een hogere netto opbrengst zou hebben gehad dan door de deskundige is geschat, te weten een bedrag van € 2.000,-. [appellante] zal in de gelegenheid worden gesteld ook deze verkoop te bewijzen.
2.9. In het geval dat [appellante] geen bewijs van de verkoop tegen de gestelde prijs van een bepaalde zaak zal kunnen leveren, zal het hof bij de vaststelling van de schade de door de deskundige geschatte netto opbrengst hanteren.
3. Beslissing
Het hof:
laat [appellante] toe bewijs te leveren door getuigen van haar stelling dat zij de belichting, de WKK installatie, de osmose-installatie en de koelcel reeds had verkocht voor de verkoopprijzen en onder de voorwaarden als genoemd in rechtsoverweging 2.8;
bepaalt dat een getuigenverhoor zal kunnen plaatshebben voor mr. D. Kingma, lid van deze kamer, daartoe hierbij als raadsheer-commissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, Prinsengracht 436 te Amsterdam, op vrijdag 30 september 2011 om 9.30 uur;
bepaalt dat partijen een eventuele verhindering van hen of van de getuige(n) op de hiervoor genoemde datum uiterlijk drie weken daaraan voorafgaand dienen op te geven aan het enquêtebureau van het hof, onder gelijktijdige opgave van verhinderdata van beide partijen in de maanden oktober en november 2011;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J. van den Bergh, D. Kingma en A.W. Rutten, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2011.