ECLI:NL:GHAMS:2011:BR6465

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.075.242
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de toepassing van het Sociaal Plan en het Reglement Arbeidsvoorwaarden bij reorganisatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van ISS Nederland B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in een arbeidszaak. De zaak betreft de toepassing van een Sociaal Plan en een Reglement Arbeidsvoorwaarden in het kader van een reorganisatie. De geïntimeerde, een werknemer van ISS, stelt dat zij recht heeft op een individuele salarisverhoging van 4% op basis van een promotie, zoals vermeld in artikel 3.5 van het Reglement. ISS betwist dit en stelt dat de werknemer niet in aanmerking komt voor deze verhoging omdat haar functie is komen te vervallen door bedrijfsomstandigheden en zij is herplaatst in een andere functie. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat er sprake is van een promotie, omdat de werknemer is aangesteld in een andere, zwaardere functie die is ingedeeld in een hogere salarisschaal. Het hof wijst de grieven van ISS af en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, met uitzondering van de toewijzing van buitengerechtelijke kosten, die wordt afgewezen. ISS wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.075.242
(zaaknummer rechtbank 669813)
arrest van de vijfde civiele kamer van 9 augustus 2011
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ISS Nederland B.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
advocaat: mr. L.E.H. Scholz,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.A. Schmidt.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 14 juli 2010 dat de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) tussen de appellante (hierna ook te noemen: ISS) als gedaagde partij en de geïntimeerde (hierna ook te noemen: [geïntimeerde]) als eisende partij heeft gewezen. Van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 ISS heeft bij exploot van 24 september 2010 [geïntimeerde] aangezegd van dat vonnis van 14 juli 2010 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft ISS zes grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd en toegelicht. Zij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen en [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vanaf 14 dagen na de datum van het arrest.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en heeft zij een nieuwe productie in het geding gebracht. Zij heeft geconcludeerd dat het hof ISS niet-ontvankelijk zal verklaren in haar hoger beroep, althans het hoger beroep zal afwijzen, en het vonnis waarvan beroep, desnoods onder aanvulling en/of wijziging van rechtsgronden, zal bekrachtigen, met veroordeling van ISS in de kosten van (bedoeld zal zijn:) het hoger beroep.
2.4 Vervolgens hebben de partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De grieven
ISS heeft de volgende grieven aangevoerd.
Grief I
Ten onrechte overweegt de kantonrechter op pagina 3, tweede alinea, vijfde en zesde zin:
“Er is dan geen reden om naast de regeling van het Sociaal Plan niet tevens de toepassing te geven aan het Reglement Arbeidsvoorwaarden Loon. Dit klemt temeer, nu dit artikel niet onverenigbaar is met toepassing van het Sociaal Plan.”
Grief II
De kantonrechter overweegt ten onrechte op pagina 2 en 3, laatste alinea van pagina 2:
“In het Reglement Arbeidsvoorwaarden Loon is - zoals hierboven is vastgesteld - naast een generieke salarisverhoging een specifieke regeling opgenomen voor de situatie dat een werknemer wordt geplaatst in een andere, zwaardere functie. Dit is in art. 3.5 aangeduid als een “promotie”, maar die term moet worden gelezen in de zin die zelf is opgenomen in het Reglement, te weten: “aanstelling in een andere zwaardere functie die tevens is ingedeeld in een hogere salarisschaal”. In zoverre is er sprake van een neutrale formulering die niet voort hoeft te komen uit een individuele beoordeling of selectie van een werknemer.”
Grief III
Ten onrechte overweegt de kantonrechter op pagina 3, tweede alinea, eerste zin:
“Bij [geïntimeerde] was sprake van een herverdeling van haar werkzaamheden en de facto ook van een verzwaring van die werkzaamheden. Voor die nieuwe functie is zij door het management geselecteerd. Vaststaat dat het om een andere functie ging (de klassering en inschaling duidt daar ook op) en dat het een zwaardere functie betrof.”
Grief IV
Ten onrechte overweegt de kantonrechter op pagina 3, derde alinea:
“Het argument van ISS dat dit jegens andere werknemers die hun baan hebben verloren zuur is en dat dit nooit de bedoeling is geweest, moge zo zijn, maar die argumenten kunnen niet tot doel hebben [geïntimeerde] de haar toekomende rechten te onthouden. Indien ISS deze situatie had willen voorkomen, dan had zij dit bij de reorganisatie uitdrukkelijk moeten regelen en vastleggen.”
Grief V
Ten onrechte overweegt de kantonrechter op pagina 3, zesde alinea:
“Ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten overweegt de kantonrechter dat genoegzaam is komen vast te staan dat die zijn gemaakt en dat die voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets. Gezien de geringe hoogte van de vordering zullen deze kosten worden vastgesteld op € 89,25.”
Grief VI
Gelet op al het voorgaande heeft de kantonrechter op pagina 3 en 4 onder het kopje “De Beslissing”, onder 1, 2 en 3 ten onrechte de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen.
4. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, staan in hoger beroep de volgende feiten vast.
4.1 [geïntimeerde], geboren op [geboortedatum] 1958, is op 25 januari 1982 bij een rechtsvoorganger van ISS in dienst getreden. Tot medio 2009 was zij in Utrecht werkzaam als medewerker contractbeheer. Deze functie was volgens het functiewaarderingssysteem ingedeeld in salarisschaal D.
4.2 ISS heeft, in overleg en na afstemming met de ondernemingsraad, in 2009 haar bedrijf gereorganiseerd. Met de vakorganisaties FNV Bondgenoten en CNV Bedrijvenbond is op 27 februari 2009 een Sociaal Plan overeengekomen. Dit Sociaal Plan is overeenkomstig artikel 4 van de Wet op de Loonvorming als collectieve arbeidsovereenkomst aangemeld bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
4.3 Bij de reorganisatie is de functie van [geïntimeerde] vervallen. Aan [geïntimeerde] is vervolgens meegedeeld dat zij boventallig was verklaard. Bij brief van 27 maart 2009 heeft ISS aan [geïntimeerde] meegedeeld dat haar boventalligheid was komen te vervallen en dat zij voorlopig was geplaatst in de functie van medewerker bedrijfsbureau te Zwolle. Aan [geïntimeerde] is toen ook meegedeeld dat die (nieuwe) functie nog moest worden gewogen en definitief worden ingeschaald. Eind maart 2009 is [geïntimeerde] in deze functie aan de slag gegaan.
4.4 Bij brief van 18 juni 2009 heeft ISS aan [geïntimeerde] laten weten dat het niveau van de nieuwe functie was vastgesteld op schaalniveau E. Voorts heeft ISS aan [geïntimeerde] het volgende meegedeeld:
“(…) Voor u geldt echter wel dat schaalniveau is gewijzigd ten opzichte van uw vorige functie. Uw huidige salaris blijft gehandhaafd maar uw relatieve salarispositie in functieschaal E bedraagt 95,9%.
Overige arbeidsvoorwaarden blijven ongewijzigd. Deze brief maakt onlosmakelijk onderdeel uit van de bestaande arbeidsovereenkomst. (…)”
4.5 In het Sociaal Plan is in artikel 6.1. de volgende bepaling opgenomen:
“Voor Werknemers die te maken krijgen met een wijziging van de arbeidsvoorwaarden gelden de in dit artikel genoemde regelingen.”
4.6 Artikel 6.5. van het Sociaal Plan luidt als volgt:
“Voor medewerkers die een vrijwel passende functie aanvaarden die ingedeeld is in maximaal één lagere loongroep geldt dat het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris als persoonlijke toeslag uitbetaald wordt. Deze persoonlijke toeslag zal niet worden afgebouwd. (…)”
4.7 Tussen ISS en de vakorganisaties is geen voorziening getroffen voor de gevallen, waarin medewerkers worden herplaatst in een functie in een hogere loongroep.
4.8 In het Sociaal Plan is in artikel 6.3. de volgende bepaling opgenomen:
“Voor Werknemers die als gevolg van het aanvaarden van een functie in de nieuwe organisatie te maken krijgen met extra reiskosten, geldt dat op individuele basis getracht zal worden een oplossing te vinden. In ieder geval zullen de volledige openbaar vervoer kosten worden vergoed of de maximaal fiscaal vrijgestelde reiskosten afhankelijk van de wijze van vervoer.”
4.9 Naast het Sociaal Plan is bij ISS het Reglement Arbeidsvoorwaarden Maandsalaris (verder ook te noemen: het Reglement) van kracht, waar in hoofdstuk 3 onder meer de beloning is geregeld. Naast een algemene salarisverhoging (artikel 3.4) bestaat de mogelijkheid van een individuele salarisverhoging ingeval van een promotie (artikel 3.5).
De tekst van artikel 3.5 luidt als volgt:
“Bij promotie (aanstelling in een andere zwaardere functie die tevens is ingedeeld in een hogere salarisschaal) wordt de medewerker ingedeeld in de hogere salarisschaal en ontvangt de medewerker een individuele salarisverhoging van 4%.”
4.10 Bij brief van 25 augustus 2009 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] het volgende aan ISS bericht:
“(…) Cliënte is bij u in dienst vanaf 25 januari 1982 op basis van een contract voor onbepaalde tijd. Per 1 juli jl. is zij definitief benoemd in de functie van medewerker bedrijfsbureau binnen de afdeling Bedrijfsbureau met als standplaats Zwolle.
Cliënte berichtte mij dat zij sindsdien niet het juiste salaris uitbetaald krijgt, omdat u weigert de 4% individuele loonsverhoging uit te betalen waarop zij volgens haar CAO, artikel 3.5 recht heeft.
Cliënte heeft door de verandering van functie een promotie gekregen. Haar nieuwe functie betekent een taakverzwaring voor haar.
Ik verzoek u dan ook om haar salaris hierop aan te passen en haar het ontbrekende salaris zo snel mogelijk met terugwerkende kracht te doen toepassen. (…)”
4.11 Bij brief van 22 september 2009 heeft ISS als volgt gereageerd:
“(…) Als gevolg van de reorganisatie is de functie van medewerker contractbeheer & facturatie komen te vervallen. Behalve de functie medewerker contractbeheer & facturatie zijn ook de functies medewerker SCS en medewerker contractbeheer keyaccount komen te vervallen. In totaal betrof dit 22 medewerkers. Vervolgens heeft ISS een nieuwe functie gecreëerd waarbij alle single taken uit de hiervoor genoemde functies gebundeld zijn in een nieuwe zwaardere allround functie namelijk: medewerker Bedrijfsbureau. Voor deze nieuwe functie medewerker Bedrijfsbureau heeft ISS competenties afgesproken met de Ondernemingsraad. ISS heeft vervolgens bekeken of en zo ja welke medewerkers geschikt zijn voor deze zwaardere functie. De vaststelling of iemand geschikt is en beschikt over de juiste competenties is beoordeeld door het management. Mevrouw [geïntimeerde] beschikte over de juiste competenties en is benoemd in de functie van medewerker Bedrijfsbureau.
Zoals hierboven is aangegeven, is mevrouw [geïntimeerde] benoemd in de functie van medewerker Bedrijfsbureau. Door bedrijfsomstandigheden is haar functie van medewerker contractbeheer en facturatie komen te vervallen. Er is dus hier geen sprake van een promotie volgens het Fuwa-reglement arbeidsvoorwaarden maandsalaris, artikel 3.5 omdat de functie is komen te vervallen door bedrijfsomstandigheden. (…)”
4.12 De gemachtigde van [geïntimeerde] heeft vervolgens weer gereageerd bij brief van 12 oktober 2009, waarna ISS bij brief van 23 oktober 2009 het volgende aan de gemachtigde van [geïntimeerde] heeft bericht:
“(…) Naar aanleiding van uw brief gedateerd van 12 oktober jl., waarin u aangeeft dat uw cliënte mevrouw [geïntimeerde] het niet eens is met ons standpunt dat er in deze situatie geen sprake is van een promotie berichten wij u het volgende.
Ik verwijs u naar de brief van 22 september 2009 waarin wij ons standpunt duidelijk hebben verwoord. Allereerst is er sprake van een reorganisatie waarin een groot aantal arbeidsplaatsen is vervallen. Medewerkers met langjarige dienstverbanden hebben hun baan verloren en medewerkers die herplaatst zijn hebben een andere functie gekregen. Er is ons inziens geen sprake van een promotie. Dat wordt dat ondersteund door artikel 3.6 wijziging van functie uit het fuwa reglement maandsalaris. In dit artikel staat dat:
“Als een functie van een medewerker wegens bedrijfsomstandigheden komt te vervallen, dan wel naar het oordeel van de werkgever niet meer kan worden uitgeoefend, dan zal de werkgever de medewerker een andere passende functie aanbieden, indien daartoe naar zijn oordeel mogelijkheden bestaan.”
In het geval van mevrouw [geïntimeerde] is bovenstaande van toepassing, haar oude functie is komen te vervallen en zij is in aanmerking gekomen voor een andere passende functie. (onder passend verstaat ISS, één schaal hoger of lager dan de huidige functie)
In deze situatie zien wij geen enkele aanleiding om het salaris van mevrouw [geïntimeerde] aan te passen en een promotietoeslag toe te kennen. Er is geen spraken van een promotie, mevrouw [geïntimeerde] heeft haar baan behouden en heeft door de hogere schaalindeling een beter salarisperspectief. Wij zijn van mening dat wij mevrouw [geïntimeerde] op geen enkele manier benadelen door bij ons standpunt te blijven van 22 september jl.
De conclusie is dat wij op het standpunt blijven dat het salaris van mevrouw [geïntimeerde] niet wordt aangepast. (…)”
4.13 Ingevolge het Sociaal Plan is een begeleidingscommissie ingesteld om de uitvoering van het Sociaal Plan te begeleiden. De begeleidingscommissie heeft tot taken het begeleiden en bevorderen van de optimale uitvoering van de bepalingen in het Sociaal Plan en het op verzoek van de werkgever of de werknemer toepassen van een individuele hardheidsclausule indien van toepassing. De begeleidingscommissie bestaat uit vier leden, waarvan er twee door de werkgever worden aangewezen en twee door de vakorganisaties.
4.14 Bij brief van 12 januari 2010 heeft ISS zich met het volgende verzoek tot de begeleidingscommissie gericht:
“(…) Middels dit schrijven wil ik een beroep op u doen om advies te geven over het verschil van inzicht tussen mevrouw [geïntimeerde] en ISS Cleaning inzake de 4% individuele loonsverhoging.
Mevrouw [geïntimeerde] is van mening dat ze recht heeft op basis van het Reglement Arbeidsvoorwaarden Maandsalaris FUWA (artikel 3.5) op een loonsverhoging van 4%. Ze geeft aan dat door de verandering van functie promotie heeft gekregen. Er is volgens haar sprake van promotie omdat de nieuwe functie beduidend zwaarder is en dat de nieuwe functie in een hogere salarisschaal is ingedeeld.
In artikel 3.5 staat:
Bij promotie (aanstelling) in een andere, zwaardere functie die tevens is ingedeeld in een hogere salarisschaal wordt de medewerker ingedeeld in de hogere salarisschaal en ontvangt de medewerker een individuele salarisverhoging van 4%.
ISS Cleaning standpunt is dat er sprake is van reorganisatie waarin een groot aantal arbeidsplaatsen zijn vervallen. Medewerkers met langdurige dienstverbanden hebben hun baan verloren en medewerkers die herplaatst zijn, hebben een andere functie gekregen.Ons inziens is er geen sprake van een promotie. Dat wordt ondersteund door artikel 3.6 wijziging van functie uit het Reglement Arbeidsvoorwaarden Maandsalaris FUWA. In dit artikel staat:
Als een functie van een medewerker wegens bedrijfsomstandigheden komt te vervallen, dan wel naar het oordeel van de werkgever niet meer kan worden uitgeoefend, dan zal de werkgever de medewerker een andere passende functie aanbieden, indien daartoe naar zijn oordeel mogelijkheden bestaan.
In het geval van mevrouw [geïntimeerde] is bovenstaande van toepassing, haar oude functie is komen te vervallen en zij is in aanmerking gekomen voor een andere passende functie. (onder passend verstaat ISS volgens Sociaal Plan, één schaal hoger of lager dan de huidige functie)
In deze situatie zien wij geen enkele aanleiding om het salaris van mevrouw [geïntimeerde] aan te passen en een promotietoeslag toe te kennen. Er is geen sprake van een promotie, mevrouw [geïntimeerde] heeft haar baan behouden en heeft door de hogere schaalindeling een beter salarisperspectief. Door de hogere inschaling is haar Relatieve Salaris Positie (RSP) aangepast. Dit heeft als gevolg dat zij conform de beoordelingsmatrix per 1 januari 2010 een salarisverhoging ontvangt van 3% welk niet van toepassing zou zijn in de schaal waarin zij geplaatst was. Daarnaast ontvangt mevrouw [geïntimeerde] een substantieel hoger bedrag aan reisvergoeding dan het Reglement Arbeidsvoorwaarden Maandsalaris FUWA voorschrijft. Wij zijn van mening dat wij mevrouw [geïntimeerde] op geen enkele manier benadelen.
Graag verneem ik wat het standpunt van de begeleidingscommissie is in deze zaak. (…)”
4.15 Bij haar besluit van 9 februari 2010 heeft de begeleidingscommissie het volgende aan ISS bericht:
“(…) De begeleidingscommissie Sociaal Plan ISS heeft uw verzoek d.d. 12 januari 2010 in goede orde ontvangen. (…) De begeleidingscommissie is tot het volgende unanieme oordeel gekomen.
Bij de bepaling van het oordeel heeft de commissie het volgende overwogen:
Mevrouw [geïntimeerde] is bij het doorvoeren in aanmerking gekomen voor een passende functie, waarbij deze functie een functiegroep hoger is ingeschaald dat de functie die zij voorheen vervulde. Het gevolg van deze inschaling is dat de relatieve salarispositie van mevrouw [geïntimeerde] kon worden verlaagd zodat zij in de toekomst meer salarisperspectief werd geboden. E.e.a. is ook tot uitdrukking gekomen in het feit dat aan mevrouw [geïntimeerde] per 1 januari 2010 een individuele salarisverhoging is toegekend van 3%, terwijl er in de oude schaal een verhoging van 1% zou zijn toegekend.
Er is geen sprake van een tussentijdse promotie waardoor bovenop de hiervoor genoemde 3% per 1 januari 2010 ook nog eens 4% extra verhoging halverwege 2009 zou moeten worden toegekend.
De begeleidingscommissie komt derhalve tot het oordeel dat de werkgever correct heeft gehandeld. (…)”
5. De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.1 De kern van het geschil betreft de vraag, of [geïntimeerde] recht heeft op de individuele salarisverhoging van 4% zoals vermeld in artikel 3.5 van het Reglement. Volgens [geïntimeerde] is dat het geval, omdat zij promotie heeft gemaakt zoals bedoeld in het genoemde artikel.
5.2 ISS heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het Sociaal Plan exclusieve werking heeft ten opzichte van het Reglement, zodat artikel 3.5 van het Reglement toepassing mist, en dat het Sociaal Plan een standaard CAO is, zodat niet mag worden afgeweken van de bepalingen van het Sociaal Plan. Subsidiair heeft ISS betoogd, dat het toekennen van de individuele salarisverhoging van 4% in dit geval in strijd is met artikel 7:611 BW dan wel dat artikel 3.5 van het Reglement buiten toepassing dient te worden gelaten op grond van artikel 6:248 lid 2 BW nu toepassing van dat artikel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.3 De kantonrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen.
5.4 Het hof zal de grieven I tot en met IV gezamenlijk behandelen.
5.5 Gelet op de tussen de partijen vaststaande feiten, gaat het hof ervan uit, dat [geïntimeerde] boventallig is verklaard, dat deze boventalligheid daarna is komen te vervallen en dat [geïntimeerde] toen is geplaatst in een andere functie, die zij vanaf eind maart 2009 is gaan vervullen in Zwolle. Het hof gaat er verder van uit dat ISS met [geïntimeerde], die als gevolg van het aanvaarden van de functie in Zwolle te maken kreeg met extra reiskosten, op grond van artikel 6.3. van het Sociaal Plan op individuele basis een reiskostenvergoeding is overeengekomen. Ten slotte is in juni 2009 het niveau van de nieuwe, door [geïntimeerde] vervulde functie vastgesteld op het niveau van schaal E, terwijl zij aanvankelijk een functie vervulde op het niveau van schaal D.
5.6 Anders dan ISS heeft betoogd, kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat het Sociaal Plan exclusieve werking heeft ten opzichte van het Reglement. Zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen, is in het Sociaal Plan niet voorzien in de situatie dat een aanvankelijk boventallig verklaarde werknemer later alsnog wordt geplaatst in een zwaardere functie. Wel is een voorziening getroffen voor plaatsing in een lager ingeschaalde functie. Ook is, zoals de kantonrechter heeft overwogen, in het Sociaal Plan niet opgenomen dat het Reglement niet van toepassing is. Voorts valt, anders dan ISS heeft betoogd, uit artikel 6.1. van het Sociaal Plan niet op te maken dat voor werknemers die te maken krijgen met een wijziging van de arbeidsvoorwaarden alleen de in artikel 6 genoemde regelingen gelden.
5.7 Ook het betoog van ISS dat het Sociaal Plan een standaard CAO is, gaat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet op. Dat sprake is van een standaard CAO is niet te lezen in de CAO. Dat er een toelichting is, waarin dat wel is vermeld, is gesteld noch gebleken. Ook hier geldt dat in het Sociaal Plan niet is bepaald dat het Reglement toepassing mist.
5.8 De omstandigheid dat [geïntimeerde], zoals ISS heeft betoogd, op grond van het Sociaal Plan een hogere reiskostenvergoeding ontvangt dan zij op grond van het Reglement zou hebben ontvangen - waarbij het hof, anders dan [geïntimeerde], aanneemt dat ISS hiermee bedoelt: bij een gelijke reisafstand - leidt niet tot een ander oordeel. [geïntimeerde] kreeg door haar overplaatsing eind maart 2009 naar Zwolle immers te maken met extra reiskosten, zodat ISS een reiskostenvergoeding met haar is overeengekomen, die ingevolge artikel 6.3. van het Sociaal Plan aan bepaalde voorwaarden diende te voldoen.
5.9 Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] in de onderhavige situatie, waarin het Sociaal Plan van toepassing was, ook aanspraken kon ontlenen aan de bepalingen van het Reglement.
5.10 Bij de uitleg van een bepaling zoals artikel 3.5 zijn de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van het Reglement, in beginsel van doorslaggevende betekenis. Artikel 3.5 bevat een duidelijke en neutrale definitie van het begrip promotie, die de kantonrechter terecht tot uitgangspunt heeft genomen. De tekst zelf noch hetgeen verder in het Reglement is bepaald, in onderlinge samenhang bezien, bevat een aanknopingspunt voor de stelling van ISS dat in het geval van [geïntimeerde] geen sprake is van promotie omdat de aanstelling in Zwolle is geschied in het kader van een reorganisatie. Zoals [geïntimeerde] terecht heeft aangevoerd, mist het Haviltexcriterium in dit geval toepassing. Vast staat dat [geïntimeerde] is aangesteld in een “andere zwaardere functie die tevens is ingedeeld in een hogere salarisschaal”. Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter dan ook terecht geoordeeld dat in dit geval sprake was van een promotie als bedoeld in artikel 3.5 van het Reglement. Toen [geïntimeerde] in Zwolle ging werken, was haar boventalligheid vervallen.
5.11 De omstandigheid dat, zoals ISS heeft aangevoerd, 44 werknemers van ISS hun baan hebben verloren ten gevolge van de reorganisatie, is geen omstandigheid die meebrengt dat het beroep van [geïntimeerde] op artikel 3.5 van het Reglement naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Indien ISS had willen voorkomen dat in een situatie als de onderhavige een beroep op artikel 3.5 zou worden gedaan, had zij ervoor dienen te zorgen dat het Sociaal Plan duidelijk was op dit punt. Voorts kan het feit dat [geïntimeerde] in de gegeven omstandigheden een beroep doet op een haar toekomend recht, niet tot het oordeel leiden dat zij zich niet gedraagt als een goed werknemer. Het beroep van ISS op artikel 6:248 lid 2 BW en artikel 7:611 BW faalt dus.
5.12 Het voorgaande betekent dat de grieven I tot en met IV falen.
5.13 Met betrekking tot de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten overweegt het hof dat een schuldeiser, die buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek vordert, dient te stellen en te specificeren dat deze kosten zijn gemaakt ter zake van andere verrichtingen dan die waarvoor de in artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. Deze specificatie dient te bestaan uit een omschrijving van de verrichtingen, het daarmee gemoeide aantal uren en het gehanteerde uurtarief. Naar het oordeel van het hof heeft [geïntimeerde] onvoldoende voldaan aan haar stelplicht op dit punt. De desbetreffende vordering acht het hof dan ook niet toewijsbaar. Grief V slaagt.
5.14 Grief VI kan niet op zichzelf en ook niet in samenhang met de andere grieven tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden.
6. De slotsom
6.1 De grieven I tot en met IV en grief VI falen. Grief V slaagt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd, behoudens voor zover het de toewijzing van de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten betreft, en zal in zoverre worden vernietigd.
6.2 Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal ISS in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
7. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen de partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) van 14 juli 2010, behoudens voor zover ISS daarbij is veroordeeld om aan [geïntimeerde] tegen bewijs van kwijting te betalen € 89,25 wegens buitengerechtelijke incassokosten, vernietigt dat vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht;
wijst de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van € 89,25 wegens buitengerechtelijke incassokosten alsnog af;
veroordeelt ISS in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 632,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 263,- voor griffierecht.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, E.B. Knottnerus en W. Duitemeijer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2011.