ECLI:NL:GHAMS:2011:BR6439

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.059.296/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg cao en de toepassing van loonsverhogingen in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en Coop, waarbij de kernvraag was hoe de cao moet worden geïnterpreteerd met betrekking tot loonsverhogingen. [appellant] was in dienst bij een rechtsvoorgangster van Coop en had bezwaar gemaakt tegen een brief van Coop waarin werd gesteld dat zijn bovenmatige salaris niet zou worden verhoogd met de trendmatige verhogingen van de cao. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van [appellant] afgewezen, maar het hof oordeelde dat de uitleg van de kantonrechter over het begrip 'lonen' in de cao niet correct was. Het hof stelde vast dat met 'lonen' in de cao de daadwerkelijk betaalde vergoedingen werden bedoeld, en niet alleen de loonschalen. Dit leidde tot de conclusie dat ook het bovenmatige deel van het salaris van [appellant] recht had op de cao-verhogingen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde Coop tot betaling van de achterstallige bedragen aan [appellant], inclusief wettelijke verhogingen en rente. Tevens werd Coop veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT IN PRINCIPAAL APPEL,
GEÏNTIMEERDE IN INCIDENTEEL APPEL
advocaat: mr. M.J.M. Postma te Utrecht,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
COOPDIS WINKELBEDRIJVEN B.V.,
gevestigd te Velp, gemeente Rheden,
GEÏNTIMEERDE IN PRINCIPAAL APPEL,
APPELLANT IN INCIDENTEEL APPEL
advocaat: mr. A.C. Scheepers te Nijmegen.
De partijen worden hierna [appellant] en Coop genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 8 januari 2010 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van 29 oktober 2009 van de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Zaandam (verder: de kantonrechter), in deze zaak onder num¬mer 413819/859-09 gewezen tussen [appellant] als eiser en Coop als gedaagde.
[appellant] heeft bij memorie zeven grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Coop zal veroordelen tot betaling van in die memorie genoemde bedragen aan loon, vakantiebijslag, wettelijke verhoging en buitengerechtelijke kosten, telkens te vermeerderen met wettelijke rente, met veroordeling van Coop in de kosten van beide instanties.
Coop heeft bij memorie de grieven bestreden en incidenteel appel ingesteld, waarbij zij één grief heeft aangevoerd. Zij heeft bij die memorie bewijs aangeboden en geconcludeerd, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, in het principaal appel tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en in incidenteel appel tot vernietiging daarvan in die zin dat [appellant] alsnog wordt veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep.
[appellant] heeft vervolgens bij memorie de grief in het incidenteel appel bestreden en geconcludeerd tot afwijzing van het incidenteel appel, met veroordeling van Coop in de kosten daarvan, uitvoerbaar bij voorraad. [appellant] heeft zich in die memorie tevens in principaal en in incidenteel appel uitgelaten over het bewijsaanbod van de zijde van Coop.
Ten slotte hebben partijen het hof verzocht arrest te wijzen op de stukken van beide instanties.
2. Grieven
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de desbetreffende memories.
3. Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje ‘feitelijke vaststellingen’ een aantal feiten vermeld. De juistheid hiervan is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof deze feiten tot uitgangspunt zal nemen.
4. Beoordeling
4.1. [appellant] heeft in hoger beroep zijn eis gewijzigd. Coop heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Nu niet is gebleken dat de eiswijziging in strijd is met de eisen van een goede procesorde, zal het hof bij de verdere beoordeling van de gewijzigde eis uitgaan.
4.2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.2.1. [appellant] is in 1990 in dienst gekomen van een rechtsvoorgangster van Coop. Vanaf 22 april 2002 is de CAO voor de Vereniging van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen (verder: de CAO) van toepassing op de arbeidsovereenkomst.
4.2.2. In 2004 heeft bij de rechtsvoorgangster van Coop een algemene en uniforme functiewaardering plaatsgevonden. Die rechtsvoorgangster heeft bij brief van 24 maart 2004 aan [appellant] meegedeeld dat hij is ingedeeld in schaal E conform de CAO en dat het bovenmatig deel van zijn loon ten opzichte van het maximum van die loonschaal niet wordt geminderd op zijn feitelijk loon.
4.2.3. Bij schrijven van 9 november 2006 heeft Coop aan [appellant] laten weten dat zijn werkelijke salaris ruim boven het maximum van loonschaal E ligt en dat zijn inkomen ongewijzigd blijft tot het moment waarop het werkelijke salaris is ingegroeid in loonschaal E. In de brief wordt in dit verband gemeld:
‘Loonschaal E wordt aangepast met de van toepassing zijnde CAO stijgingen. Uw salaris niet, hierdoor wordt het bovenmatige deel van uw inkomen kleiner.’
[appellant] heeft tegen de strekking van deze brief bij Coop bezwaar gemaakt.
4.2.4. Coop heeft op 29 februari 2009, naar aanleiding van dat bezwaar, aan [appellant] geschreven dat zij heeft besloten dat het bovenmatige deel van zijn loon ongewijzigd zal blijven en dat de wijzigingen ingevolge de CAO hierop niet van toepassing zijn. Dat impliceert, aldus de brief, dat slechts het deel van het loon van [appellant] dat overeenkomt met het maximum van schaal E zal worden verhoogd met de trendmatige verhogingen ingevolge de CAO en het bovenmatige deel niet. Ook tegen deze beslissing heeft [appellant] schriftelijk geprotesteerd.
4.2.5. Voor zover in de onderhavige zaak relevant, luidt artikel 21 eerste lid van de CAO als volgt:
a. per de 1e dag van de 8e periode 2008 (14 juli 2008) worden de lonen en loonschalen verhoogd met 3,25%.
b. per de 1e dag van de 6e periode 2009 (18 mei 2009) worden de lonen en loonschalen verhoogd met 3,5%.
4.2.6. Artikel 2 van de CAO bepaalt dat in de CAO onder het begrip loon wordt verstaan:
‘het bruto loon plus eventuele provisie. Jaarlijkse uitkeringen, waaronder gratificaties en vakantiebijslag, alsmede kosten- en overwerkvergoedingen en de toeslag voor bijzondere uren vallen niet onder het begrip loon.’.
4.2.7. Ten tijde van de functiewaardering in 2004 luidde het artikel van de CAO, betrekking hebbend op die functiewaardering, als volgt:
‘(…) Indien bij wijziging van de functiegroep als gevolg van inschaling conform het functiewaarderingssysteem per 1 april 2003 het feitelijk loon (inclusief eventuele persoonlijke toeslagen) lager dan of gelijk is aan het minimum van de schaal, vindt inschaling plaats op het minimum van de schaal. (…) Indien het feitelijk loon hoger is dan het maximum van de schaal, vindt inschaling plaats op het maximum van de schaal. Het feitelijk loon mag hierdoor niet verminderd worden.’
4.3. [appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd, kort gezegd, Coop te veroordelen tot betaling van achterstallig salaris en vakantietoeslag tot en met 2008, te vermeerderen met wettelijke rente en met 50% wettelijke verhoging, en buitengerechtelijke kosten, alles behoudens de wettelijke verhoging te vermeerderen met wettelijke rente. Hij heeft tevens gevorderd Coop te veroordelen om vanaf januari 2009 de door de CAO voorgeschreven vergoedingen toe te passen op het feitelijk door hem verdiende loon. Hij heeft zich daarbij beroepen op voornoemd artikel 21 van de CAO, stellende dat met de daarin genoemde lonen wordt gedoeld op de feitelijk betaalde lonen. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, overwegende dat in artikel 21 van de CAO met het begrip lonen wordt gedoeld op de op grond van de loonschalen uitbetaalde lonen, en dat dus alleen deze lonen dienen te worden verhoogd en niet tevens het bovenmatige deel. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd.
4.4. [appellant] komt in principaal appel met zijn grieven 1 tot en met 5 op tegen de afwijzing van zijn (in hoger beroep gewijzigde) vordering en tegen de overwegingen die daartoe hebben geleid. De grieven 6 en 7 in principaal appel richten zich, evenals de incidentele grief van de zijde van Coop, tegen de compensatie van de proceskosten in eerste aanleg.
4.5. Het hof zal allereerst grief 4 in het principaal appel bespreken, nu dit de meest verstrekkende grief is. [appellant] komt daarbij op tegen de uitleg die de kantonrechter heeft gegeven aan het begrip ‘lonen’ in artikel 21 van de CAO, zoals hiervoor weergegeven. Volgens [appellant] wordt met lonen bedoeld de feitelijk aan werknemers uitbetaalde lonen. Het standpunt van Coop is dat daarmee wordt bedoeld de op grond van de loonschalen uitbetaalde lonen.
4.6. De CAO betreft een geschrift waarin een regeling is vastgelegd die naar haar aard is bestemd de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of de formulering van die regeling, terwijl de onderliggende partijbedoeling voor die derden niet kenbaar is. Een dergelijk geschrift dient naar objectieve maatstaven te worden uitgelegd, waarbij onder meer acht kan worden geslagen op de elders in die regeling gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
4.7. Voor de uitleg van het begrip lonen in artikel 21 van de CAO dient allereerst te worden gekeken naar de definitie van dat begrip in artikel 2 van die CAO. Laatstgenoemd artikel is immers klaarblijkelijk in de CAO opgenomen om de betekenis van in de CAO gehanteerde begrippen eenduidig vast te leggen. Voor zover relevant, wordt in dat artikel onder loon verstaan ‘het bruto loon’. Daarmee wordt naar algemeen gangbaar taalgebruik gedoeld op de geldelijke vergoeding die de werkgever aan de werknemer betaalt als beloning voor het verrichten van arbeid, zij het dat daarop in mindering wordt gebracht de wettelijk in te houden loonbelasting en premies. In de definitie wordt met geen enkel woord verwezen naar de loonschalen of naar de daarin opgenomen uurlonen waarop een werknemer gelet op zijn functie, leeftijd en ervaringsjaren ingevolge de CAO – naar tussen partijen vaststaat: minimaal - recht heeft. De bewoordingen van artikel 2 van de CAO wijzen er dan ook op dat met het begrip loon in de CAO, en dus ook in artikel 21, is bedoeld de daadwerkelijk door de werkgever betaalde vergoeding voor de arbeid.
4.8. Coop heeft ter ondersteuning van haar standpunt het volgende aangevoerd. Het artikel van de CAO betreffende de functiewaardering zoals geciteerd onder 4.2.7 spreekt van ‘feitelijk loon’ en het artikel over loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid spreekt van ‘het brutoloon waarop hij bij normale functie-uitoefening recht zou hebben’. Volgens Coop wordt aldus in de CAO, daar waar wordt gedoeld op het daadwerkelijk betaalde loon, een alternatieve of aanvullende formulering gebezigd. Zij concludeert hieruit dat met het begrip loon in artikel 21 niet wordt bedoeld het daadwerkelijk betaalde loon, maar het CAO-/functieloon. Dat blijkt volgens Coop ook uit het ‘handboek Functiewaardering’ dat bij de CAO hoort.
4.9. Het hof volgt deze redenering niet. Weliswaar is te onderkennen dat in de door Coop aangehaalde artikelen een aanvullende formulering wordt gegeven van het daadwerkelijk betaalde loon, maar deze aanvulling houdt telkens verband met de specifieke materie die in het betreffende artikel wordt geregeld en verduidelijkt slechts het loonbegrip in verband met deze materie. Het voert te ver om daaruit te concluderen dat het begrip loon in artikel 21 een andere betekenis toekomt dan uit artikel 2 valt af te leiden. Laatstgenoemd artikel is immers specifiek bedoeld om de betekenis van in de CAO gebruikte begrippen vast te leggen, terwijl de inhoud van artikel 21 geen aanleiding geeft een andere betekenis aan het begrip loon te verbinden. Daar komt bij dat de aanvullingen in de door Coop aangehaalde artikelen niet strijdig zijn met de door artikel 2 vastgelegde betekenis van het begrip loon. Meer in het bijzonder is in de onder 4.2.7 aangehaalde tekst niet te lezen, zoals Coop suggereert, dat het ‘feitelijk loon’ wordt gedefinieerd als ‘het loon inclusief eventuele persoonlijke toeslagen’ en dat het begrip loon daarom een andere inhoud – zonder persoonlijke toeslag - zou hebben dan het feitelijk loon.
4.10. Het voorgaande betekent dat loon in artikel 21 van de CAO dient te worden uitgelegd als het daadwerkelijk door de werkgever betaalde loon. Deze uitleg leidt niet tot onaannemelijke rechtsgevolgen. Hierbij is van belang dat de CAO een zogenaamde minimum-CAO is. Bij de algemeen geldende CAO-loonsverhogingen is voorts geen bijzondere regeling getroffen voor werknemers zoals [appellant] die een hoger loon krijgen dan hen enkel op grond van de loonschalen toekomt. Indien het de bedoeling was geweest het bovenmatige loondeel uit te sluiten van de algemene procentuele loonsverhoging, dan had het voor de hand gelegen dat uitdrukkelijk en daarmee eenvoudig kenbaar in de CAO te regelen. Dat klemt temeer daar, in het geval van [appellant], het bovenmatige deel van zijn loon het gevolg is van de functiewaardering uit 2004 en de daarbij behorende regeling in de CAO, zoals geciteerd onder 4.2.7. Dat betekent dat ook het bovenmatig deel van het loon aan [appellant] toekomt op grond van de CAO. Daarmee is ook gegeven dat het belang dat Coop stelt te hebben bij beloning conform de functiewaardering in dit geval strijdig is met de inhoud en het karakter van de CAO en dus niet van doorslaggevend belang kan zijn voor de uitleg daarvan.
4.11. Het voorgaande voert tot de slotsom dat grief 4 in het principaal appel slaagt. Dat brengt met zich dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en dat de vordering van [appellant] in beginsel toewijsbaar is. De grieven 1 tot en met 3 alsmede grief 5 in het principaal appel behoeven bij gebrek aan belang geen bespreking meer.
4.12. Coop heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de hoogte van de door [appellant] in zijn memorie van grieven opgevoerde bedragen aan achterstallig loon en vakantiebijslag. De vordering zal wat dat betreft worden toegewezen, zij het dat in die vordering voorkomende kennelijke misslagen zullen worden gecorrigeerd. Coop heeft wel verzocht de gevorderde wettelijke rente en wettelijke verhoging af te wijzen. Daartoe heeft zij gesteld dat zij telkens heeft gepoogd de kwestie in der minne op te lossen. Dat is echter onvoldoende om deze onderdelen van de vordering niet toewijsbaar te achten. Wel zal het hof de gevorderde wettelijke verhoging matigen en wel tot 20% van het achterstallig loon en vakantiebijslag. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten zal bij gebrek aan onderbouwing van die kosten worden afgewezen.
4.13 Het hof zal het bewijsaanbod van de zijde van Coop als onvoldoende ter zake dienend passeren.
4.14. Het hof zal Coop als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten in beide instanties. Daarmee is tevens beslist op de grieven 6 en 7 in het principaal appel, die slagen, en op de incidentele grief, die faalt. Ook de kosten in het incidenteel appel dienen voor rekening van Coop te komen.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Coop tot betaling van:
-een bedrag ad € 1.829,49 bruto aan te weinig betaald loon en vakantiebijslag tot en met 31 december 2008, te vermeerderen met 20% aan wettelijke verhoging, beide bedragen te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31 december 2008;
-een bedrag ad € 1.310,29 bruto aan te weinig betaald loon en een bedrag ad € 104,82 bruto aan te weinig betaalde vakantiebijslag over 2009, beide bedragen te vermeerderen met 20% aan wettelijke verhoging, en alle bedragen te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 januari 2010;
-een bedrag ad € 424,74 bruto aan te weinig betaald loon over de periode 1 tot en met periode 4 van 2010 en een bedrag ad
€ 33,98 bruto aan te weinig betaalde vakantiebijslag over die periode, beide bedragen te vermeerderen met 20% aan wettelijke verhoging, en alle bedragen te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 mei 2010;
verwijst Coop in de proceskosten van het geding in eerste aanleg en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [appellant] gevallen, op € 293,98 aan verschotten en € 350,- aan salaris advocaat;
verwijst Coop in de proceskosten van het geding in principaal hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [appellant] gevallen, op € 350,93 aan verschotten en € 632,- aan salaris advocaat;
verwijst Coop in de proceskosten van het geding in incidenteel hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [appellant] gevallen, op € 316,- aan salaris advocaat;
en verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.F. Schütz, D. Kingma en C. Uriot, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2011.