GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 5 juli 2011 in de zaak met zaaknummer 200.083.088/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT,
advocaat: mr. C.J.P. Liefting te Amstelveen,
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. F.S.P. Gijsberti Hodenpijl te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2. De man is op 28 februari 2011 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 1 december 2010 van de kinderrechter in de recht¬bank Amsterdam, met kenmerk 390961 / FA RK 08-1108 (HHA KH).
1.3. De vrouw heeft op 11 april 2011 een verweerschrift ingediend.
1.4. De zaak is op 18 mei 2011 ter zitting behandeld.
1.5. Ter zitting zijn verschenen:
? de man, bijgestaan door zijn advocaat;
? de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
? de heer C. de Wilde, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam en Gooi- en Vechtstreek, locatie Amsterdam.
2.1. Uit de – inmiddels verbroken – relatie tussen partijen zijn geboren [kind A] [in] 1999 en [kind B] [in] 2000 (hierna: de kinderen). De ouders zijn gezamenlijk belast met de uitoefening van het gezag over de kinderen, die bij de man verblijven.
2.2. Bij beschikking van 29 april 2009 van de rechtbank Amsterdam is in het kader van een informatieregeling bepaald dat de man de vrouw eenmaal per drie weken informatie zal verschaffen over de gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de kinderen, waarbij minstens melding wordt gemaakt van de volgende zaken voor zover deze zich voordoen: het welzijn, de algemene ontwikkeling, gezondheid, schoolprestaties, sportieve activiteiten en de vrijetijdsbesteding van de kinderen.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, ambtshalve bepaald dat de man, na betekening van die beschikking, voor iedere overtreding van hetgeen bij beschikking van 29 april 2009 omtrent de informatieregeling is bepaald en voor iedere dag dat deze overtreding vervolgens voortduurt, aan de vrouw een dwangsom verbeurt van € 250,- met een maximum van € 10.000,-.
3.2. De man verzoekt de beschikking waarvan beroep te vernietigen en te bepalen dat hij de informatie één keer per half jaar, althans één keer per kwartaal aan de vrouw dient te verstrekken, dat hij voldoende aan zijn informatieverplichting uitvoering heeft gegeven, geeft en zal blijven geven, reden waarom een nadere versterking van deze verplichting niet aan de orde is en het verzoek daartoe alsnog dient te worden afgewezen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
3.3. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. De man verzoekt eerst in hoger beroep wijziging van de bij beschikking van 29 april 2009 bepaalde informatieregeling. Het hof stelt vast dat de man van de beschikking van 29 april 2009 niet in hoger beroep is gekomen, zodat die beschikking onherroepelijk is geworden. Gelet daarop kan wijziging van de opgelegde informatieregeling slechts plaatsvinden op grond van artikel 1:377b, leden 1 en 3 jo 1:377e van het Burgerlijk Wetboek, door indiening van een daartoe strekkend verzoekschrift bij de rechtbank. Dit verzoek kan dus niet voor het eerst in hoger beroep worden gedaan. Dit leidt ertoe dat de man niet-ontvankelijk is in dit verzoek.
4.2. Ter beoordeling ligt nog voor de vraag of de rechtbank op juiste gronden heeft bepaald dat de man voor iedere overtreding van hetgeen bij beschikking van 29 april 2009 omtrent de informatieregeling is bepaald, en voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt, aan de vrouw een dwangsom verbeurt.
4.3. De man voert aan dat hij tot op heden aan zijn informatieverplichting heeft voldaan. Hij zendt de informatie over de kinderen naar zijn advocaat, die deze informatie vervolgens doorstuurt naar de advocaat van de vrouw. In de periode november 2009 tot juni 2010 heeft de man de informatie verzonden aan zijn voormalige advocaat mr. Melching, destijds kantoorgenote van mr. Liefting. Er heerst volgens de man onduidelijkheid over wat eerstgenoemde advocaat wel en niet heeft gedaan, maar de man weet niet beter dan dat de informatie is doorgezonden aan de advocaat van de vrouw. Zelf beschikt hij niet meer over die brieven, omdat zijn toenmalige computer is gecrasht. Ook zijn huidige advocaat beschikt niet daarover, mogelijk als gevolg van fouten op zijn kantoor. Vast staat dat de informatie de vrouw in ieder geval sinds juli 2010 heeft bereikt, zodat geen grond bestaat voor het opleggen van een dwangsom, aldus de man.
4.4. De vrouw betwist dat zij in de periode november 2009 tot juni 2010 informatie over de kinderen van de man heeft ontvangen. Pas nadat de rechtbank bij brief van 5 augustus 2010 in kennis was gesteld van de omstandigheid dat de man zijn informatieverplichting niet nakwam, heeft de man op 13 augustus 2010 schriftelijke informatie verstrekt. Daarna heeft de man informatie verstrekt bij brieven van 2 september 2010, 21 oktober 2010, 4 januari 2011, 25 januari 2011 en 14 februari 2011.
4.5. Het hof overweegt als volgt. Nu de vrouw stelt in de periode van november 2009 tot juni 2010 in het geheel geen informatie te hebben gekregen, lag het op de weg van de man te stellen en zo nodig te bewijzen dat die informatie wel degelijk in overeenstemming met de beschikking van 29 april 2009 naar (de advocaat van) de vrouw is verzonden. De man komt echter niet verder dan de veronderstelling dat zijn voormalige advocaat die informatie heeft verzonden. Kopieën van brieven of verzendbewijzen ontbreken. Het moet er daarom voor worden gehouden dat hij in genoemde periode niet aan zijn verplichting heeft voldaan. Dat zijn computer is gecrasht en dat door een fout van zijn advocaat mogelijk brieven zoek zijn geraakt, maakt dit niet anders. Dat komt immers voor zijn risico.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.4. is vermeld, stelt het hof voorts vast dat ook na 13 augustus 2010 de vrouw niet steeds met de door de beschikking van 29 april 2009 voorgeschreven frequentie is geïnformeerd. Het verzoek van de man te bepalen dat hij in voldoende mate aan zijn verplichting heeft voldaan, voldoet en zal voldoen is dan ook niet toewijsbaar.
Gelet hierop en op het belang van de vrouw om op regelmatige wijze door de man te worden geïnformeerd over gewichtige aangelegenheden betreffende de kinderen, bestond ten tijde van de bestreden beschikking en bestaat ook thans nog voldoende aanleiding om op grond van artikel 1:253a lid 5 van het Burgerlijk Wetboek te bepalen dat de man, aan de vrouw de door de rechtbank bepaalde dwangsom verbeurt voor iedere overtreding van de bij beschikking van 29 april 2009 bepaalde informatieregeling, en voor iedere dag dat deze overtreding vervolgens voortduurt. Het feit dat de man sinds 13 augustus 2010 informatie over de kinderen aan de vrouw verstrekt, leidt niet tot een ander oordeel. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen, voor zover aan zijn oordeel onderworpen.
4.6. Dit leidt tot de volgende beslissing.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek te bepalen dat hij de informatie met betrekking tot de kinderen één keer per half jaar, althans één keer per kwartaal, aan de vrouw dient te verstrekken;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders in hoger beroep verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.V.T. de Bie, R.G. Kemmers en L.M. Coenraad in tegenwoordigheid van mr. R.M. van Diepen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2011.