GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 5 juli 2011 in de zaak met zaaknummer 200.080.897/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT,
advocaat: mr. F. Riezebos te Heerhugowaard,
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. J. de Haan te Alkmaar.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2. De man is op 24 januari 2011 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 3 november 2010 van de rechtbank Alkmaar, met kenmerk 114016 / FA RK 09-830.
1.3. De zaak is op 9 juni 2011 ter terechtzitting behandeld.
1.4. Ter terechtzitting zijn verschenen:
? de man, bijgestaan door zijn advocaat;
? de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
1.5. Op verzoek van het hof heeft de advocaat van de vrouw op 23 juni 2011 een nader stuk ingediend.
1.6. Zoals afgesproken ter terechtzitting heeft de advocaat van de man op 24 juni 2011 nog de jaaropgaven 2010 van de man ingediend.
2.1. Partijen zijn [in] 1994 gehuwd. Hun huwelijk is op 3 juli 2003 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 25 juli 2002 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk zijn geboren [kind A] [in] 1996, [kind B] [in] 1997 en [kind C] [in] 1999 (hierna: de kinderen). De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen, die bij de vrouw verblijven.
2.2. Bij beschikking van dit gerechtshof van 13 februari 2003 is een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen bepaald van € 20,- per kind per maand met ingang van 1 december 2002.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is de beschikking van dit gerechtshof van 13 februari 2003 gewijzigd aldus, dat de daarbij vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen met ingang van 1 oktober 2009 voorlopig nader is vastgesteld op € 91,- per kind per maand, telkens – voor zover het de nog niet vervallen termijnen betreft – bij vooruitbetaling te voldoen.
Deze beschikking is gegeven op het verzoek van de vrouw de bijdrage met ingang van 1 oktober 2009 te bepalen op € 200,- per kind per maand en op het zelfstandige verzoek van de man de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen op nihil te stellen met ingang van 1 januari 2008.
3.2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen alsnog op nihil te stellen, dan wel op een zodanig bedrag als het hof juist zal achten.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. In de onderhavige zaak heeft de rechtbank bij de bestreden beschikking de eerder door dit hof op 13 februari 2003 vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen gewijzigd en met ingang van 1 oktober 2009 voorlopig nader vastgesteld op € 91,- per kind per maand. Tijdens de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep op 9 juni 2011 heeft de advocaat van de man meegedeeld dat de rechtbank inmiddels op 2 maart 2011 een nadere beschikking heeft gegeven, waarin de voorlopig vastgestelde bijdrage definitief is vastgesteld. Op de vraag van het hof aan de advocaat van de man of ook tegen deze beschikking hoger beroep was ingesteld, heeft de advocaat ontkennend geantwoord. Het hof heeft ter terechtzitting geconstateerd dat het onderhavige hoger beroep zich derhalve uitstrekte over de periode van 1 oktober 2009 tot 2 maart 2011 en heeft de mondelinge behandeling daarop afgestemd. Aan het eind van de zitting is aan partijen meegedeeld dat op 26 juli 2011 uitspraak zou worden gedaan.
Na de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof besloten te willen beschikken over voornoemde beschikking van 2 maart 2011. De griffier heeft de advocaten van partijen bij faxberichten van 23 juni 2011 verzocht deze beschikking alsnog aan het hof toe te zenden. Na ontvangst per telefax van genoemde beschikking is het hof gebleken dat het dictum van de beslissing van de rechtbank van 2 maart 2011 identiek is aan het dictum van de bestreden beschikking van 3 november 2010, met uitzondering van het woord "voorlopig". De rechtbank heeft de definitieve bijdrage voor de kinderen niet vastgesteld per 2 maart 2011 doch, evenals in de beschikking van 3 november 2011, met ingang van 1 oktober 2009.
Nu de man geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van 2 maart 2011 en in die beschikking de gewijzigde bijdrage voor de kinderen is vastgesteld per 1 oktober 2009, heeft hij geen belang meer bij de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep tegen de beschikking van 3 november 2010, zodat het hof dit hoger beroep zal verwerpen.
4.2. Dit leidt tot de volgende beslissing.
verwerpt het hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.G. Kemmers, G.J. Driessen-Poortvliet en J.W. van Zaane in tegenwoordigheid van mr. R.M. van Diepen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2011.