ECLI:NL:GHAMS:2011:BR6401

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.083.743-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van voornamen van minderjarige kinderen in het kader van een echtscheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2011, gaat het om de wijziging van de voornamen van twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2], in het kader van een echtscheiding tussen hun ouders. De man, die zowel de Nederlandse als de Egyptische nationaliteit heeft, is in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin op verzoek van de vrouw de wijziging van de voornamen van de kinderen was gelast. De vrouw, die de Nederlandse nationaliteit heeft, stelt dat de kinderen door hun Islamitische voornamen steeds opnieuw worden geconfronteerd met hun traumatische verleden, wat hun ontwikkeling negatief beïnvloedt. De man betwist deze stelling en stelt dat er geen zwaarwichtig belang is voor de wijziging van de voornamen. Hij doet een beroep op de vernietigbaarheid van zijn instemmingsverklaring, omdat deze tot stand zou zijn gekomen door misbruik van omstandigheden.

Tijdens de zitting zijn de kinderen gehoord, en uit hun verklaringen blijkt dat zij hun voornamen graag willen wijzigen. Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de psychologische impact van de huidige voornamen op de kinderen, waarbij deskundigen hebben aangegeven dat de wijziging van de voornamen een belangrijke stap is in hun emotionele verwerking. Het hof concludeert dat er voldoende zwaarwichtig belang is voor de wijziging van de voornamen, en dat de gewenste namen niet ongepast zijn. De beschikking van de rechtbank wordt dan ook bekrachtigd, en het verzoek van de man om de originele voornamen te behouden wordt afgewezen. De kosten van de procedure worden op de gebruikelijke wijze gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 28 juni 2011 in de zaak met zaaknummer 200.083.743/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT,
advocaat: mr. C.R. Hettema te Amsterdam,
t e g e n
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. A.W. van Luipen te Zeist.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2. De man is op 11 maart 2011 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 15 december 2010 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk 462214 / FA RK 10-5029 (HHA EM).
1.3. De vrouw heeft op 21 april 2011 een verweerschrift ingediend.
1.4. De zaak is op 9 juni 2011 ter terechtzitting behandeld.
1.5. Ter terechtzitting zijn verschenen:
? de man, bijgestaan door zijn advocaat;
? de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
? […], de meerderjarige dochter van partijen.
Bij deze gelegenheid zijn de hierna te noemen minderjarigen [kind 1] en [kind 2] afzonderlijk door de voorzitter gehoord.
De hoofdadvocaat-generaal bij dit gerechtshof is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn [in] 1978 gehuwd. Hun huwelijk is op 24 september 2007 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 15 augustus 2007 in de registers van de burgerlijke stand. Uit het huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarige [kind 1] [in] 1996 en [kind 2] [in] 1998 (hierna gezamenlijk: de kinderen). Partijen zijn gezamenlijk belast met de uitoefening van het gezag over de kinderen, die bij de vrouw verblijven.
2.2. De man heeft zowel de Nederlandse als de Egyptische nationaliteit. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit. De kinderen hebben zowel de Nederlandse als de Egyptische nationaliteit.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is, op verzoek van de vrouw, de wijziging van de voornamen gelast van:
? [kind 1] in: [A];
? [kind 2] in: [B].
3.2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de kinderen hun originele voornamen behouden.
3.3. De vrouw verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn verzoek af te wijzen, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure en - naar het hof begrijpt - de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Ter beoordeling ligt voor de vraag of er voldoende zwaarwichtig belang bestaat om wijziging van de voornamen van de kinderen te gelasten op grond van artikel 1:4 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.2. De man betwist de stelling van de vrouw dat de kinderen een traumatische jeugd hebben gehad. Hij ontkent dat het gezin onder dwang zijnerzijds naar Egypte is verhuisd en dat hij ernstig verbaal en fysiek geweld heeft gebruikt. Een zwaarwichtig belang van de kinderen bij wijziging van hun voornamen ontbreekt volgens de man. Daarnaast stelt de man dat hij niet willens en wetens heeft ingestemd met de voornaamswijzigingen van de kinderen. Hij doet een beroep op de vernietigbaarheid van zijn verklaring, nu deze tot stand is gekomen door misbruik van omstandigheden.
De vrouw handhaaft haar stelling dat de kinderen door hun Islamitische voornamen steeds opnieuw worden geconfronteerd met hun traumatische verleden, zodat zij zwaarwichtig belang hebben bij wijziging van hun voornamen. De vrouw stelt dat zij uitvoerig met de man heeft gesproken over de voornaamswijziging. Hij heeft zich akkoord verklaard, omdat de kinderen in Nederland opgroeien. Van misbruik van omstandigheden was geen sprake, aldus de vrouw.
4.3. Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep acht het hof voldoende aannemelijk dat de kinderen negatieve herinneringen hebben aan de tijd dat hun vader nog in het gezin woonde en dat zij hinder ondervinden van hun Islamitische voornamen. Uit het Werkplan, opgesteld door G. Bucher, psycholoog bij de Opvoedpoli, blijkt dat [kind 2] door traumatische ervaringen met zijn vader problemen heeft met emotieregulatie. Drs. E.J.P. Polak, ontwikkelingspsycholoog bij de Opvoedpoli, schrijft in de brief van 22 maart 2011 dat [kind 1] nog steeds onder behandeling is voor het verwerken van het verleden en het beter leren omgaan met haar gedachten en emoties. Omdat haar “oude” naam sterk verbonden is met het verleden, is het officieel veranderen van haar naam een zeer belangrijke stap voor haar, aldus drs. E.J.P. Polak. In het dossier bevinden zich voorts een schriftelijke verklaring van [kind 1] van 21 november 2010 en een schriftelijke verklaring van [kind 2] van 20 maart 2011, waaruit blijkt dat zij wegens de slechte relatie met hun vader hun voornamen willen veranderen. Bij het horen van de kinderen voorafgaand aan de zitting in hoger beroep verklaarden zij stellig dat zij hun voornamen graag zo spoedig mogelijk gewijzigd willen zien. Bovendien heeft [kind 1] verklaard dat zij vóór de echtscheiding van haar ouders door haar moeder, haar oudere zus en haar broertje al “[A]” genoemd werd en dat ook haar vader gehoor heeft gegeven aan haar verzoek om haar na de echtscheiding “[A]” te noemen. De vrouw heeft voorts onweersproken gesteld dat de kinderen reeds staan ingeschreven onder de namen “[A]”en “[B]” bij scholen en verenigingen.
Op grond van het vorenstaande is het hof overtuigd van de wens van de kinderen dat hun Islamitische voornamen gewijzigd worden en is het hof van oordeel dat de kinderen daarbij een voldoende zwaarwichtig belang hebben. Nu de gewenste voornamen “[A]” en “[B]” niet ongepast zijn, of overeenstemmen met een bestaande geslachtsnaam in de zin van artikel 1:4 lid 2 BW, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen. De stelling van de man dat zijn instemmingsverklaring vernietigbaar is wegens misbruik van omstandigheden behoeft verder geen behandeling.
4.4. Er is onvoldoende aanleiding om de man te veroordelen in de kosten van dit geding, zodat het verzoek van de vrouw daartoe wordt afgewezen. De kosten zullen op de gebruikelijke wijze worden gecompenseerd.
4.5. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, R.G. Kemmers en J.W. van Zaane in tegenwoordigheid van mr. R.M. van Diepen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2011.