ECLI:NL:GHAMS:2011:BR2610

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.061.903
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag bij beëindiging bedrijfsvoering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep inzake kennelijk onredelijk ontslag. De appellante, Huize Galesloot B.V., had haar bedrijfsactiviteiten beëindigd en stelde dat dit het gevolg was van een verschil in inzicht over het te voeren beleid. De heer [A.], die feitelijk de leiding had, zou een financiële chaos hebben veroorzaakt, wat leidde tot de beslissing om de bedrijfsvoering te sluiten. De geïntimeerde, die als verkoopster bij Huize Galesloot werkte, betwistte de redelijkheid van haar ontslag en voerde aan dat de gevolgen voor haar te ernstig waren in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging van het dienstverband.

Het hof oordeelde dat Huize Galesloot een zwaarwegend belang had bij het beëindigen van het dienstverband, gezien de omstandigheden waaronder de bedrijfsvoering was gesloten. De geïntimeerde had weliswaar een lange diensttijd en was tevreden over haar functioneren, maar het hof vond dat deze factoren niet voldoende waren om het ontslag als kennelijk onredelijk te kwalificeren. De geïntimeerde had bovendien een nieuwe baan gevonden bij Hartog, wat aantoonde dat zij in staat was om een andere werkplek te vinden. Het hof concludeerde dat de gevolgen van het ontslag voor de geïntimeerde niet zodanig ernstig waren dat het ontslag als kennelijk onredelijk kon worden aangemerkt.

Uiteindelijk vernietigde het hof het eerdere vonnis van de kantonrechter en wees het de vorderingen van de geïntimeerde af. Tevens werd de geïntimeerde veroordeeld tot terugbetaling van de eerder ontvangen ontslagvergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van beide instanties werden ook aan de geïntimeerde opgelegd, wat de uitspraak van het hof onderstreepte dat de werkgever in dit geval gerechtigd was om het dienstverband te beëindigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.061.903
(zaaknummer rechtbank 624389)
arrest van de vijfde civiele kamer van 12 juli 2011
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Huize Galesloot B.V.,
gevestigd te Zeist,
appellante,
advocaat: mr. H.E. Sluis,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J. van Andel.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 8 maart 2011. Ingevolge dat tussenarrest heeft op 24 mei 2011 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.2 Vervolgens zijn de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest en heeft het hof opnieuw arrest bepaald.
2. De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1 Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in zijn tussenarrest van 8 maart 2011.
2.2 Zoals in rechtsoverweging 4.4 van voornoemd tussenarrest overwogen is aan de orde de vraag of de gevolgen van de opzegging voor [geïntimeerde] te ernstig zijn in vergelijking met het belang van Huize Galesloot bij de opzegging, mede in aanmerking genomen de voor [geïntimeerde] getroffen voorzieningen en de voor haar bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden (artikel 7:682 lid 2 sub b BW), waarbij alle feiten en omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang in aanmerking moeten worden genomen. Hierbij moet geoordeeld worden naar de omstandigheden zoals deze zich niet later dan het tijdstip van ingang van het ontslag voordeden. Nadien intredende omstandigheden kunnen in aanmerking worden genomen voor zover zij aanwijzingen opleveren voor wat niet later dan op voormeld tijdstip kon worden verwacht.
2.3 Naar het oordeel van het hof is het ontslag niet kennelijk onredelijk. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
2.4 Het behoort tot de beleidsvrijheid van een ondernemer om zijn organisatie effectiever en efficiënter in te richten dan wel (een onderdeel ervan) te sluiten. Tussen partijen staat vast dat Huize Galesloot haar bedrijfsactiviteiten heeft beëindigd.
Huize Galesloot heeft aangevoerd dat een verschil in inzicht in het te voeren beleid voor haar reden is geweest om de bedrijfsvoering te beëindigen. Tijdens de comparitie van partijen heeft Huize Galesloot toegelicht dat de heer [A.], die Huize Galesloot toen feitelijk bestuurde, vreemde dingen deed met Huize Galesloot en een financiële chaos heeft achtergelaten. Er moest daarom ingegrepen worden. [geïntimeerde] heeft het door Huize Galesloot gestelde gedrag van de heer [A.], alsmede de noodzaak om maatregelen te treffen niet weersproken. Dat Huize Galesloot er vervolgens voor heeft gekozen de bedrijfsvoering te beëindigen, stond haar daarom vrij.
Gelet op het voorgaande had Huize Galesloot een zwaarwegend belang het dienstverband met [geïntimeerde] te beëindigen.
2.5 [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat de afwezigheid van een financiële voorziening, alsmede haar leeftijd, de duur van haar dienstverband (9 jaren), het feit dat Huize Galesloot steeds (zéér) tevreden is geweest over haar functioneren, de wijze waarop haar arbeidsplaats is komen te vervallen en haar verslechterde inkomenspositie na het ontslag, maken dat de gevolgen van de opzegging voor haar té ernstig zijn in vergelijking met het belang van Huize Galesloot als werkgeefster bij de opzegging.
2.6 Voor zover [geïntimeerde] met haar leeftijd wil betogen dat het voor haar moeilijk is om een andere baan te vinden, gaat dit betoog niet op. [geïntimeerde] heeft vanaf 1 oktober 1999 gewerkt bij Huize Galesloot als verkoopster. Gelet op deze werkervaring was het redelijkerwijs te verwachten dat [geïntimeerde] een andere baan zou vinden. Dat deze verwachting reëel was, is naderhand gebleken gezien het dienstverband van [geïntimeerde] bij Hartog, welk dienstverband zonder onderbreking aansloot op dat bij Huize Galesloot. Tijdens de comparitie van partijen heeft [geïntimeerde] verklaard dat haar dienstverband bij Hartog na drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd niet is verlengd, alsmede dat zij op eigen verzoek per 1 juli 2009 bij Hartog minder uren is gaan werken (van 22 uren per week naar 4 à 5 uren per week). Door Huize Galesloot is tijdens de comparitie van partijen onweersproken gesteld dat de beperkte beschikbaarheid van [geïntimeerde] per 1 juli 2009 mogelijk een belangrijke reden is geweest voor Hartog om het dienstverband met [geïntimeerde] niet te verlengen. Gesteld noch gebleken is dat de leeftijd van [geïntimeerde] hierbij een rol heeft gespeeld.
2.7 Ten aanzien van de door [geïntimeerde] gestelde verslechterde inkomenspositie overweegt het hof het volgende. Bij Huize Galesloot werkte [geïntimeerde] 16 uren per week. [geïntimeerde] is in staat gebleken bij Hartog dezelfde inkomsten te verwerven, zij het dat zij daarvoor meer uren moest werken. Dit verschil werd veroorzaakt door een aanzienlijke salarisverhoging die [geïntimeerde] met ingang van april 2008 van de heer [A.] had gekregen. Daarnaast heeft [geïntimeerde] er vervolgens zelf voor gekozen om per 1 juli 2009 minder uren te gaan werken. De gestelde verslechterde inkomenspositie als gevolg van deze keuze kan niet aan Huize Galesloot worden toegerekend.
De duur van het dienstverband en de tevredenheid van Huize Galesloot over het functioneren van [geïntimeerde] zijn geen omstandigheden die zonder nadere toelichting, die ontbreekt, de opzegging kennelijk onredelijk maken.
2.8 Bij het voorgaande neemt het hof in aanmerking dat [geïntimeerde] vanaf midden juni 2008 tot het einde van de dienstbetrekking op 1 december 2008 geen arbeid heeft verricht voor Huize Galesloot, waarbij haar salaris wel is doorbetaald.
2.9 Hoewel de opzegging van de arbeidsovereenkomst voor [geïntimeerde] enige nadelige (financiële) gevolgen heeft, kan op grond van het voorgaande en met name gelet op het zwaarwegend belang van Huize Galesloot bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet worden geoordeeld dat de opzegging kennelijk onredelijk is omdat de gevolgen daarvan voor [geïntimeerde] té ernstig zijn in vergelijking met het belang van Huize Galesloot bij de opzegging. Dit betekent dat er geen grond is om een schadevergoeding aan [geïntimeerde] toe te kennen.
Slotsom
De grief slaagt, zodat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. De vorderingen van [geïntimeerde] dienen te worden afgewezen. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties worden veroordeeld. Het hof zal de door Huize Galesloot gevorderde terugbetaling van al hetgeen Huize Galesloot ter uitvoering van het bestreden vonnis vaan [geïntimeerde] heeft voldaan toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente, zoals hierna te vermelden.
3. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) van 18 november 2009 en doet opnieuw recht;
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] om al hetgeen Huize Galesloot ter uitvoering van het vonnis van 18 november 2009 aan [geïntimeerde] heeft voldaan (te weten: € 19.000,- bruto aan kennelijk onredelijk ontslagvergoeding, € 611,12 aan wettelijke rente en € 893,98 proceskosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling (24 november 2009) door Huize Galesloot aan [geïntimeerde] tot aan de dag van volledige terugbetaling door [geïntimeerde] aan Huize Galesloot, terug te betalen;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Huize Galesloot wat betreft de eerste aanleg begroot op € 600,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep begroot op € 1.788,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, op € 79,25 explootkosten en op € 263,- voor griffierecht, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de nakosten, begroot op € 131,- , met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,-- in geval [geïntimeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, E.B. Knottnerus en W. Duitemeijer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2011.