ECLI:NL:GHAMS:2011:BR1929
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.C.W. Rang
- E.J.H. Schrage
- D.J. Oranje
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de vaststelling van het rentepercentage in een overeenkomst van geldlening tussen Stichting Wonen en het Pensioenfonds
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting Wonen tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de vorderingen van Stichting Wonen zijn afgewezen. De zaak betreft een overeenkomst van geldlening die in 1988 werd gesloten tussen Stichting Wonen en het Pensioenfonds, waarbij de rente na tien jaar opnieuw vastgesteld diende te worden. Stichting Wonen heeft in hoger beroep drie grieven ingediend tegen het vonnis van de rechtbank, waarin zij stelt dat het door het Pensioenfonds voorgestelde rentepercentage van 5,7% niet passend is en dat een percentage van 5,1% zou moeten gelden, zoals vastgesteld door De Nederlandsche Bank (DNB).
De rechtbank had geoordeeld dat Stichting Wonen gebonden was aan het door haar aanvaarde rentepercentage van 5,7%, en dat zij niet later een ander percentage kon afdwingen. Het hof bevestigt deze redenering en oordeelt dat de bepalingen in de leningsovereenkomst, met name artikel 4, duidelijk maken dat de keuze voor het rentepercentage onherroepelijk is na de wijzigingsdatum. Het hof wijst erop dat de mogelijkheid om een nieuw rentepercentage door DNB te laten vaststellen, alleen geldt als partijen dat op de wijzigingsdatum overeenkomen.
Het hof concludeert dat Stichting Wonen niet gerechtigd was om na haar keuze voor het rentepercentage van 5,7% alsnog DNB te verzoeken om een ander percentage vast te stellen. Ook het beroep op dwaling wordt verworpen, omdat Stichting Wonen niet heeft aangetoond dat zij op de wijzigingsdatum niet op de hoogte was van de relevante ontwikkelingen in de kapitaalmarkt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Stichting Wonen in de kosten van het hoger beroep.