ECLI:NL:GHAMS:2011:BR1600

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.087.663
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van Waterspreng B.V. en verzoek om onmiddellijke voorzieningen

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2011 uitspraak gedaan in het verzoek van Thiry Beheer B.V. (hierna: [A]) tegen Waterspreng B.V. (hierna: Waterspreng). [A] verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Waterspreng over de periode vanaf de oprichting op 14 december 2010 tot de datum van indiening van het verzoekschrift op 23 mei 2011. Tevens vroeg [A] om onmiddellijke voorzieningen, waaronder de schorsing van TVS Works B.V. als bestuurder van Waterspreng en de schorsing van een besluit van de prioriteit van 12 mei 2011.

De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat Waterspreng, opgericht door TVS en [A], in financiële problemen verkeerde. [A] stelde dat TVS als meerderheidsaandeelhouder en bestuurder onrechtmatige betalingen had gedaan en haar toegang tot de financiële administratie had ontzegd. Dit leidde tot een conflict tussen [A] en TVS, waarbij [A] zich benadeeld voelde in haar rol als medebestuurder.

Tijdens de openbare terechtzitting op 9 juni 2011 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. De Ondernemingskamer oordeelde dat er gegronde redenen waren om aan het beleid van Waterspreng te twijfelen en dat een onderzoek naar de gang van zaken noodzakelijk was. De verzoeken om onmiddellijke voorzieningen werden afgewezen, omdat de Ondernemingskamer oordeelde dat de continuïteit van Waterspreng inmiddels was gewaarborgd door een krediet van ABN Amro. De kosten van het onderzoek werden ten laste van Waterspreng B.V. gelegd, en de Ondernemingskamer verwees Waterspreng in de kosten van het geding.

De beslissing van de Ondernemingskamer benadrukt de zorgplicht van de meerderheidsaandeelhouder en bestuurder om belangen van minderheidsaandeelhouders te beschermen en hen tijdig van informatie te voorzien. De Ondernemingskamer benoemde een persoon om het onderzoek uit te voeren en stelde de kosten van het onderzoek vast op € 25.000, exclusief omzetbelasting.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKINGin de zaak met zaaknummer 200.087.663/01 OK van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] ,
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. H.P. Plas, kantoorhoudende te Zwolle,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WATERSPRENG B.V.,
gevestigd te ’t Harde,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. J.H. van Meurs, kantoorhoudende te Kampen.

1.Het verloop van het geding

In het vervolg zullen partijen (ook) worden aangeduid met [A] en Waterspreng.
1.1
[A] heeft bij op 23 mei 2011 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Waterspreng over de periode vanaf haar oprichting op 14 december 2010 tot de datum van indiening van het verzoekschrift. Daarbij heeft zij tevens verzocht – zakelijk weergegeven – bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding:
  • TVS Works B.V., gevestigd te ’t Harde (hierna: TVS), te schorsen als bestuurder van Waterspreng en een (of meer) derde perso(o)n(en) te benoemen tot bestuurder van Waterspreng;
  • het besluit van de prioriteit van 12 mei 2011, inhoudende dat alle besluiten van het bestuur van Waterspreng aan de voorafgaande goedkeuring van de prioriteit zijn onderworpen, te schorsen; alsmede
  • de overdracht ten titel van beheer te bevelen van de door TVS gehouden gewone aandelen en het door haar gehouden prioriteitsaandeel in Waterspreng, dan wel het stemrecht op die aandelen te schorsen.
1.2
Waterspreng heeft bij op 6 juni 2011 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht het verzoek af te wijzen.
1.3
De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 9 juni 2011. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en onder overlegging van, wat mr. Plas betreft op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden, nadere producties. Partijen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord.

2.De feiten

De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1
Waterspreng is op 14 december 2010 opgericht. De aandelen in Waterspreng worden thans in die hierna aangegeven verhouding gehouden door TVS (71%, inclusief het enige uitgegeven prioriteitsaandeel), [A] (25%), Reparosi Holding B.V. (hierna: Reparosi; 4%).
2.2
Waterspreng voert een multimediaal productiebedrijf op het gebied van uitgeverij, internet, televisie en radio. Sinds de vestiging van haar onderneming in mei 2010 heeft zij zich met name bezig gehouden met de productie en exploitatie van de (bestaande) televisie-programma’s “
Yacht Vision” en “
House Vision”, het (nieuwe) televisieprogramma “
Way of Golf” en het tijdschrift “
Yacht Vision Magazine”.
2.3
Aandeelhouders (elk voor 50%) van TVS zijn TeVe Holding B.V. (hierna: TeVe) welke vennootschap voor 100% wordt gehouden, en wordt bestuurd, door [B] (hierna: [B] ) en [C] (hierna: [C] ) welke vennootschap voor 100% wordt gehouden, en wordt bestuurd, door [D] (hierna: [D] ). TVS is (onder meer) enig aandeelhouder van Mediavizi B.V. (hierna: Mediavizi) welke vennootschap zich bezig houdt met de productie van televisieprogramma’s, onder meer voor Waterspreng.
2.4
Enig aandeelhouder en bestuurder van [A] is [E] (hierna: [E] ). Naast haar deelneming in Waterspreng houdt [A] een 50%-deelneming in Mediaconnexion B.V. (hierna: Mediaconnexion) welke vennootschap zich bezig houdt met het verzorgen van drukwerk, onder meer voor Waterspreng, alsmede een 100% deelneming in Nexta Online Communicatie B.V. (hierna: Nexta) welke vennootschap ook werkzaamheden voor Waterspreng verricht.
2.5
[F] is enig aandeelhouder en enig bestuurder van Reparosi.
2.6.1
Waterspreng is opgericht als
joint venturevennootschap waarin met name [D] , [B] en [E] zouden samenwerken, de beide laatsten – ook – met behulp van hun zelfstandige, via Mediavizi respectievelijk Mediaconnexion gedreven ondernemingen.
2.6.2
Reeds in mei 2010 had TeVe daartoe, ‘uit’ het faillissement van Waterbeek Holding B.V. en aan haar gelieerde vennootschappen (hierna: Waterbeek c.s.), voor een koopsom van in totaal € 120.000 bepaalde activa gekocht. De desbetreffende “a
ctiva-overeenkomst” vermeldt als over te dragen activa: inventaris, voorraden, orderportefeuille/onderhanden werk, intellectuele eigendomsrechten op woord- en beeldmerken en goodwill (klantenbestanden, domeinnamen, handelsnamen, websites).
2.6.3
Blijkens de preambule van de “
activa-overeenkomst”is TeVe (als de koper) voornemens om zelfstandig in onderhandeling te treden met RTL Nederland B.V. en IdtV Film & Video Productions B.V. (alsmede de aan deze vennootschappen gelieerde vennootschappen, die hierna steeds tezamen respectievelijk RTL en IdtV te noemen) onder meer ter zake van de aan die vennootschappen toekomende rechten. In artikel 1.3 van de overeenkomst is kennelijk in dit verband vermeld dat RTL de merknaam “
Yacht Vision” heeft gedeponeerd bij het Benelux-Merkenbureau en dat RTL en IdtV uit hoofde van diverse overeenkomsten rechten kunnen doen gelden op onder meer de (merk)namen “
House Vision” en “
Yacht Vision”.
2.6.4
Een door [E] “
Voor akkoord” ondertekende brief van 29 november 2010 van TVS luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)
Inzake de onderlinge samenwerking hebben we in de afgelopen maanden diverse malen gesproken. Hoewel de intentie tot samenwerking nooit is gewijzigd is de deal op enkele details aan verandering onderhevig geweest. Daarom leek het mij goed om de volgende punten nog even scherp te formuleren:
1: Waterspreng B.V. wordt definitief opgericht. Daarbij ontvangt [ [A] ] een aandelenbelang van 25% in Waterspreng B.V. tegen een nominale storting van € 4.500,--;
2: Het 50% aandelenbelang in Mediaconnexion B.V., dat door de heer [G] verkocht wordt, wordt voor € 25.000,-- geleverd aan [TVS];
3: (…)”
2.7
Bij de oprichting van Waterspreng zijn TVS en [A] beide benoemd tot bestuurder met de titel ‘algemeen directeur’. Als zodanig waren zij op grond van artikel 17 lid 1 van de statuten zelfstandig bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen. In artikel 16 lid 6 van de statuten is bepaald dat, indien het bestuur uit twee of meer algemene directeuren bestaat, een algemeen directeur de toestemming van de andere algemene directeur(en) nodig heeft voor het aangaan van alle handelingen die een belang of een waarde van € 5.000 te boven gaan.
Voorts heeft, blijkens artikel 16 lid 5, het bestuur de toestemming van de algemene vergadering van aandeelhouders nodig voor bepaalde ‘belangrijke’ bestuursbesluiten, waaronder het verkrijgen en vervreemden van onroerende zaken en (overige) registergoederen en het aangaan van geldleningen.
Tot slot is in artikel 16 lid 7 bepaald dat de prioriteit bevoegd is, bij een daartoe strekkend besluit, bestuursbesluiten aan haar voorafgaande goedkeuring te onderwerpen. Die besluiten dienen duidelijk te worden omschreven en schriftelijk aan het bestuur te worden medegedeeld.
2.8
Een stuk met dagtekening 22 maart 2011 en met titel “
Waterspreng processen” vermeldt onder meer het volgende:
“(…) Waterspreng (wordt) aangestuurd door [TVS] en [ [E] ]. [ [E] ] heeft de dagelijkse leiding op kantoor. [TVS] is (…) grootaandeelhouder (…) en de partners in [TVS] voeren gezamenlijk de directiezetel bij Waterspreng. [ [B] ] houdt zich meer met het algemene management bezig, [ [D] ] is betrokken bij P&O activiteiten en [H][Ondernemingskamer: hierna [H] te noemen]
houdt zich bezig met de financiële aansturing van Waterspreng. Daarnaast doet [TVS] de financiële administratie in de persoon van [I][Ondernemingskamer: hierna [I] te noemen]
.
Waterspreng is een commerciële organisatie, waarbij [ [E] ] en [J][Ondernemingskamer: hierna [J] te noemen]
zich richten op de large accounts en daarmee volop operationeel meedraaien in de verkoop. (…)”
2.9
Blijkens het handelsregister heeft Waterspreng haar statutaire zetel en een onder-nemingsadres in ’t Harde. Zij houdt kantoor in Zwolle. TVS is feitelijk en statutair in ’t Harde gevestigd, [A] in Zwolle.
2.1
Bij brief (met bijlagen) van 28 april 2011 heeft ABN-AMRO Bank N.V. (hierna: ABN Amro) aan de directie van Waterspreng een offerte uitgebracht voor een bedrijfskrediet in rekening-courant ten bedrage van € 200.000. Tot de te verlenen zekerheden behoren pandrechten op bedrijfsinventaris en vorderingen, alsmede door de aandeelhouders te verstrekken borgstellingen, wat TVS betreft tot een bedrag van € 100.000, wat [E] betreft tot een bedrag van € 75.000 en wat Reparosi betreft tot een bedrag van € 25.000. De brief vermeldt dat de offerte geldig is tot 12 mei 2011.
2.11
Bij brief van 5 mei 2011 (mede verzonden per e-mail) heeft [A] aan TVS ( [B] en [D] ) als medeaandeelhouder en medebestuurder van Waterspreng, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“Sinds enkele maanden ervaar ik steeds meer moeilijkheden in onze samenwerking. Voor mij uit zich dit erin dat ik van jullie geen inzage krijg in de administratie van Waterspreng B.V. (na lang aandringen heb ik gisteren eindelijk een map ontvangen met daarin een overzicht van de grootboekrekeningen en de bankafschriften), nauwelijks betrokken wordt bij het financiële beleid van Waterspreng BV, afspraken met betrekking tot het financiële beleid mijns inziens door jullie niet worden nagekomen, ik niet betrokken wordt bij transacties tussen Waterspreng B.V. en Mediavizi B.V. (waarvan jullie eveneens indirect bestuurders en indirect aandeelhouders zijn), ik niet betrokken wordt bij betalingen door Waterspreng B.V. aan Mediavizi B.V. en door jullie betalingen boven € 5.000 worden verricht zonder dat de op grond van statuten daarvoor vereiste toestemming is verkregen. Daarnaast blijkt uit de eergisteren aan mij verstrekte map met grootboekrekeningen en bankafschriften dat door jullie is gehandeld in strijd met de afspraak dat de facturen van Mediavizi B.V. achtergesteld worden van de facturen van andere crediteuren, doordat jullie een bedrag van naar schatting in totaal € 184.000 vanuit Waterspreng B.V. hebben overgeboekt naar Mediavizi B.V. Het gevolg hiervan is dat de direct opeisbare vorderingen van de andere crediteuren (waaronder loonvorderingen van personeel van Waterspreng B.V.) niet kunnen worden voldaan.
Waterspreng B.V. verkeert in acute liquiditeitsproblemen en die problemen kunnen alleen worden opgelost als op korte termijn krediet ter beschikking wordt gesteld. Voor het verkrijgen van dit krediet van de ABN AMRO Bank is nodig dat zowel jullie als ik vanuit [ [A] ] respectievelijk [TVS] borgstellingen afgeven. De borgstelling die ik ter ondertekening heb ontvangen heeft echter betrekking op een bedrag van € 75.000, terwijl de door jullie te ondertekenen borgstelling betrekking heeft op een bedrag van € 100.000. Deze bedragen vind ik in een scheve verhouding staan tot mijn aandelenbelang van 25% en jullie aandelenbelang van 71% in Waterspreng B.V. Bovendien vind ik het onverantwoord om tegen de hiervoor geschetste achtergrond vanuit [ [A] ] de borgstelling af te geven. Dat zal ik daarom ook niet doen. Het gevolg daarvan is echter dat geen oplossing komt voor de liquiditeitsproblemen van Waterspreng B.V., terwijl er een aanzienlijk bedrag aan direct opeisbare schulden open staat en er in de komende periode nauwelijks inkomsten zijn te verwachten.
Het geheel overziende kom ik tot de conclusie dat het verstandig is dat onze wegen elkaar op zo kort mogelijke termijn zullen scheiden. Door middel van deze brief wil ik jullie uitnodigen om tijdens het geplande MT[Ondernemingskamer: Management Team]
-overleg van morgen te praten over de wijze waarop wij onze belangen kunnen ontvlechten. Daarbij zullen wij vooral ook oog moeten hebben voor (de onderneming van) Waterspreng B.V. en haar personeelsleden. Onderdeel van de te maken afspraken zou daarom mijns inziens moeten zijn de terugbetaling door Mediavizi B.V. aan Waterspreng B.V. van het bedrag van € 174.000. (…)
Als er helemaal geen mogelijkheden blijken te zijn om in der minne eruit te komen, zie ik geen andere oplossing dan dat wij deze kwestie op zo kort mogelijke termijn aan de Ondernemingskamer zullen voorleggen. De financiële situatie van Waterspreng B.V. is zeer slecht en de huidige impasse, het handelen in strijd met de statuten, het gebrek aan informatieverstrekking, de belangenverstrengeling en het bedrijfseconomische beleid zorgen ervoor dat daarin geen verbetering kan komen. Waterspreng B.V. stevent hiermee af op een absoluut doemscenario (…).”
2.12
Bij e-mailbericht van 5 mei 2011 heeft [B] , mede namens [D] , laten weten dat hij het niet met [E] eens is, dat zij indertijd afspraken hebben gemaakt en op papier hebben gezet en dat hij, [B] , nog met een reactie zal komen. Bespreking van de kwestie in een managementteamvergadering acht [B] niet gepast.
2.13
Blijkens de notulen van de managementteamvergadering van 6 mei 2011 waren [B] en [D] bij deze vergadering niet aanwezig. Naast [E] waren onder anderen [H] en [J] aanwezig. De vergadering is kort na aanvang geschorst mede omdat bij afwezigheid van [B] en [D] geen besluiten omtrent de voortgaande financiering van Waterspreng konden worden genomen.
2.14
Bij e-mail van 9 mei 2011 heeft [H] mede namens TVS een algemene vergadering van aandeelhouders van Waterspreng bijeengeroepen voor 12 mei 2011. De (materiële) agendapunten behelsden (i) “W
ijziging bestuurlijke besluiten”, (ii) “
Uitstel opmaak jaarrekening”en (iii) “
Vaststellen datum voor nieuwe AvA”. Ter vergadering, gehouden aan het kantooradres van Waterspreng te Zwolle, waren alle aandeelhouders alsmede de adviseurs van TVS en van [A] aanwezig. Aldaar is besloten, kennelijk op de voet van artikel 16 lid 7 van de statuten, dat voortaan alle besluiten van het bestuur van Waterspreng aan de voorafgaande goedkeuring van de prioriteit zullen zijn onderworpen. Blijkens een e-mailbericht van TVS van 13 mei 2011 is ter vergadering ook besloten om [K] (hierna: [K] ) namens TVS als manager aan te stellen teneinde tezamen met [E] namens [A] de dagelijkse leiding over Waterspreng te voeren. Van de vergadering waren ten tijde van de terechtzitting (nog) geen notulen beschikbaar.
2.15
Op 27 mei 2011 is een volgende algemene vergadering van aandeelhouders van Waterspreng gehouden waarin [A] , zonder daaromtrent te zijn gehoord, met onmiddellijke ingang als bestuurder van Waterspreng is ontslagen. Van de vergadering waren ten tijde van de terechtzitting (nog) geen notulen beschikbaar.
2.16
Uiteindelijk is de in 2.10 vermelde kredietfaciliteit nog vóór 1 juni 2011 door ABN Amro verstrekt. TVS heeft zich terzake tot een bedrag van € 175.000, en Reparosi tot een bedrag van € 25.000, borg gesteld.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A] heeft aan haar verzoek onder meer ten grondslag gelegd dat TVS, in haar hoedanigheid van bestuurder van Waterspreng, ten onrechte heeft geweigerd financiële informatie aan haar medebestuurder [A] te verstrekken, onrechtmatige en dubieuze betalingen namens Waterspreng heeft gedaan en handelingen en geldleningen is aangegaan zonder de op grond van artikel 16 lid 5 en/of lid 6 van de statuten van Waterspreng vereiste toestemming van de algemene vergadering van aandeelhouders en/of haar medebestuurder. TVS heeft het [A] aldus onmogelijk gemaakt om haar taken als medebestuurder van Waterspreng uit te oefenen.
Voorts heeft [A] gesteld dat TVS, in haar hoedanigheid van meerderheids-aandeelhouder van Waterspreng, onwettige besluiten heeft genomen althans de algemene vergaderingen van aandeelhouders van 12 en 27 mei 2011 heeft doen nemen.
Volgens [A] is, tot slot, aan de zijde van TVS sprake van een ongeoorloofde belangen-verstrengeling welke erin heeft geresulteerd dat Waterspreng geregeld salarissen van haar werknemers, alsmede vergoedingen van twee voor haar werkzame zogeheten ZZP’ers en nota’s van overige crediteuren, onder wie Mediaconnexion en Nexta, niet kon betalen, terwijl aan Mediavizi verschuldigde bedragen wel waren of werden betaald.
3.2
Ter staving van haar stellingen dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid van Waterspreng te twijfelen en dat onmiddellijke voorzieningen moeten worden getroffen heeft [A] voorts het volgende gesteld. Als gevolg van het seizoenmatige karakter van de activiteiten van Waterspreng (de door of namens haar gemaakte televisieprogramma’s moeten door haar worden voorgefinancierd) wordt Waterspreng periodiek, althans in elk geval in deze aanloopfase van haar onderneming, geconfronteerd met liquiditeitskrapte. Ten tijde van de oprichting van Waterspreng zijn daarom tussen [A] en TVS afspraken gemaakt over achterstelling van de vorderingen van Mediaconnexion en Mediavizi op Waterspreng bij die van de overige crediteuren. Voorts is in de managementteamvergadering van 1 april 2011 afgesproken dat vooraleerst de salarissen van personeelsleden en de vergoedingen van de ZZP’ers zouden worden voldaan. Voor de productie van de programma’s voor het seizoen 2012 is circa € 300.000 benodigd.
[A] heeft, ondanks veelvuldige verzoeken, pas op 4 mei 2011 voor het eerst bepaalde primaire bescheiden (te weten de grootboekrekeningen en de bankafschriften) uit de financiële administratie van Waterspreng, die zich bij TVS in ‘t Harde bevindt, onder ogen gekregen. Daaruit bleek dat de liquiditeitspositie van Waterspreng per die datum circa € 40.000 negatief was, zonder rekening te houden met de nog te financieren programma’s voor het seizoen 2012 en zonder de schulden aan Mediaconnexion (circa € 125.000) en Mediavizi (circa € 90.000) mee te tellen. In de periode tot 4 mei 2011 is door Waterspreng overigens al tot een bedrag van circa € 170.000 aan vorderingen van Mediavizi voldaan. Daarnaast zijn betalingen tot een bedrag van in totaal circa € 100.000 zonder (voor [A] ) kenbare titel gedaan aan [H] en diens eenmanszaak Dimenio Financial Control, aan TeVe, aan [B] en aan [I] . [A] was eerder niet van die betalingen aan Mediavizi en andere aan TVS gelieerde personen op de hoogte en is daarin door TVS ook niet gekend. [A] beschikt, anders dan (personen werkzaam bij) TVS niet over een bankpas of enige andere machtiging betreffende de bankrekening van Waterspreng. Enig ander of nader inzicht in de (financiële) administratie van Waterspreng wordt [A] door TVS geweigerd. [I] voert die administratie op een
laptopdie hij elke dag mee naar huis neemt. [A] vreest dat het liquiditeitstekort en de onbehoorlijke vervulling van de aan TVS als bestuurder opgedragen taak tot het bankroet van Waterspreng zal leiden althans de waarde van de concepten/
formatsvan “
Yacht Vision” en “
House Vision” geheel teniet zal doen. Met TVS valt niet over de situatie te praten. Ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe, kon noch in de algemene vergadering van aandeel-houders van 12 mei 2011, noch in die van 27 mei 2011 (welke beide door [B] werden voorgezeten), de brief van [A] van 5 mei 2011 worden besproken. Aldus – nog steeds – [A] .
3.3
Daartegenover heeft Waterspreng onder meer het volgende aangevoerd.
TVS ( [B] en [D] ) heeft (hebben) zich “
tot voor kort” feitelijk niet of nauwelijks met de dagelijkse gang van zaken van Waterspreng bemoeid. [A] ( [E] ) stuurde het personeel aan, sloot overeenkomsten en zocht aanvankelijk de financiering voor Waterspreng. [H] heeft de financiën in de gaten gehouden hetgeen neerkwam op het controleren en het betalen van de verplichtingen van Waterspreng; de opdracht daartoe op grond van de onderliggende overeenkomsten kwam juist van [E] nu hij degene was die facturen moest accorderen. Het is volstrekt onjuist dat [E] geen inzage had in de financiële administratie; de boekhouding op kantoor was voor hem toegankelijk. Bovendien is aan bestuurders en management regelmatig informatie verstrekt door [H] . Waterspreng verwijst in dit verband naar door haar overgelegde stukken, waaronder (i) een financiële rapportage (balans en resultatenrekening) d.d. 18 oktober 2010 over het 3e kwartaal 2010, (ii) een project analyse (omzet- en inkoop-/kostprijstotalen) d.d. 30 mei 2011 voor de 3e en 4e kwartalen van 2010 en het 1e kwartaal van 2011 en (iii) concept cijfers (balans en resultatenrekening) d.d. 13 januari 2011 over het 4e kwartaal van 2010.
Het is onjuist dat ter zake van de declaraties van Mediavizi en Mediaconnexion sprake zou zijn van een achterstelling; er zou slechts “
enige terughoudendheid” worden betracht. [A] heeft namens Waterspreng productieopdrachten aan Mediavizi gegeven en (een deel van) de facturen daarvoor (zijn) is betaald. Vanwege het feitelijke liquiditeitstekort bij Waterspreng hebben TVS en aan haar gelieerde bedrijven tot een totaalbedrag van € 81.500 kortdurende leningen aan Waterspreng verstrekt. Daarvan is pas € 42.700 terugbetaald. Verder zijn door TVS namens Waterspreng betalingen aan derden (de Belastingdienst, Mediavizi, [L] ) gedaan en via rekening-courant verrekend. Van de door [A] gewraakte betalingen ad € 100.000 is aldus circa € 27.000 verklaard.
Overigens wordt van het volgens Mediaconnexion aan haar verschuldigde bedrag ad circa € 125.000, circa € 23.000 door Waterspreng betwist en tot een bedrag van circa € 27.000 bestaat bij haar twijfel over de facturen. Per saldo is dus slechts een bedrag van circa € 83.000 aan Mediaconnexion verschuldigd.
Volgens de overlegde financiële prognose zal de liquiditeitsbehoefte van Waterspreng in juli 2011 ruim € 190.000 bedragen. Dat bedrag is met het van ABN Amro verkregen krediet van € 200.000 volledig gedekt.
Anders dan [A] meent, behoren de rechten van de programma
formatsvan “
Yacht Vision” en “
House Vision” niet toe aan Waterspreng maar aan TeVe die de rechten heeft verworven en betaald. Teve heeft de rechten aan TVS ter beschikking gesteld en TVS op haar beurt laat die rechten door Waterspreng exploiteren. Een andersluidende afspraak bestaat niet en de van Waterbeek c.s. overgenomen activa zijn voor een bedrag van € 1 in de boeken van Waterspreng geactiveerd. Overigens heeft (ook) [A] niet aan de voor haar uit de samenwerking binnen Waterspreng voortvloeiende verplichtingen voldaan. Zo was het van meet af aan de bedoeling om Mediaconnexion onder Waterspreng onder te brengen. [A] zou het aandelenbelang van haar medeaandeelhouder in Mediaconnexion verkrijgen en doorleveren aan TVS, hetgeen tot op heden nog niet is gebeurd. Nu [A] daarnaast te kennen heeft gegeven de samenwerking binnen Waterspreng te willen ontvlechten en – derhalve – ook niet (langer) van plan te zijn Mediaconnexion in te brengen, is [A] ingevolge de met haar gemaakte afspraken gehouden haar aandelen Waterspreng aan TVS over te dragen.
Gelet op de brief van [A] van 5 mei 2011 en de weigering zich voor het ABN Amro krediet borg te stellen is in de algemene vergadering van aandeelhouders van 12 mei 2011 besloten om bestuurshandelingen te onderwerpen aan goedkeuring van de prioriteit en is het voornemen ontstaan [A] van haar taak als bestuurder te ontheffen, hetgeen inmiddels is gebeurd. Aldus – nog steeds – Waterspreng.
3.4
Wat er overigens zij van de feitelijke juistheid van dit verweer van Waterspreng, naar het oordeel van de Ondernemingskamer is voorshands aannemelijk te achten dat TVS de financiële administratie en gang van zaken van Waterspreng volledig aan zich heeft getrokken en [A]
de factohet inzicht daarin heeft onthouden. De Ondernemingskamer heeft hierbij gelet op de uit de “
Waterspreng processen”volgende taakverdeling tussen TVS en [A] en op de ter zitting namens beide partijen afgelegde (dan wel namens de ene partij afgelegde, en door de andere partij bevestigde of niet weersproken) verklaringen, dat de financiële administratie van de vennootschap op de
laptopvan [I] wordt gevoerd, dat bankafschriften rechtstreeks, en overige (financiële) bescheiden één maal per week, naar TVS te ’t Harde worden gezonden en dat [A] , anders dan TVS, geen betalingen ten laste van de bankrekening van Waterspreng kan doen. Dat op 4 mei 2011 de grootboekrekeningen en bankafschriften aan [A] zijn overgelegd, maakt dit oordeel niet anders, evenmin als de omstandigheid (zie 3.3 hiervoor) dat in oktober 2010, januari 2011 en mei 2011 beknopte financiële rapportages en cijfers zijn overgelegd. Een bestuurder dient in beginsel steeds toegang te hebben tot de door hem nuttig of nodig geachte gegevens uit de administratie en desgewenst over de onderliggende bescheiden te kunnen beschikken. Op grond van het vorenstaande is voorshands aannemelijk te achten dat [A] als bestuurder van Waterspreng (cruciale) financiële informatie is onthouden en daardoor onvoldoende in staat is gesteld zich op een adequate wijze van haar bestuurstaak te kwijten. Hiervan is Waterspreng – althans TVS als de voor de financiële gang van zaken en administratie verantwoordelijke bestuurder – een verwijt te maken, hetgeen temeer klemt nu TVS zonder de vereiste statutaire toestemming van haar medebestuurder en, naar voorshands niet valt uit te sluiten, zonder die medebestuurder daarin te kennen, facturen van de aan haar gelieerde vennootschap Mediavizi bij voorrang boven die van andere crediteuren (onder wie Mediaconnexion) heeft voldaan. Juist nu sprake is van één meerderheidsaandeelhouder/ bestuurder die ook belangen heeft in andere, los van Waterspreng opererende ondernemingen, heeft Waterspreng – via TVS in haar hoedanigheid van bestuurder – met deze handelwijze, minst genomen, doen blijken zich onvoldoende rekenschap ervan te hebben gegeven dat die verschillende bij haar onderneming betrokken belangen met een grote zorgvuldigheid uiteen dienen te worden gehouden teneinde een ontoelaatbare vermenging van belangen te voorkomen en dat daarom de minderheidsaandeelhouder/ medebestuurder adequaat (tijdig en volledig) dient te worden geïnformeerd. Dat die minderheidsaandeelhouder eveneens belangen heeft in andere ondernemingen dan Waterspreng (ter zake waarvan evenzeer geldt dat zij van die van Waterspreng dienen te worden gescheiden), doet daaraan niet af.
3.5
Daaraan voegt de Ondernemingskamer nog het volgende toe.
Vaststaat dat bij het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van Waterspreng van 12 mei 2011 het bestuur van de vennootschap
de facto, gelijk [E] heeft gesteld, vleugellam is gemaakt doordat vanaf die datum – kennelijk op de voet van artikel 16 lid 7 van de statuten –
allebestuursbesluiten aan de goedkeuring van de prioriteit – lees: TVS – zijn onderworpen. Voor zover zulks al niet (rechtstreeks) in strijd moet worden geacht met (de ratio van) de genoemde statutaire bepaling en het te dezen toepasselijke vennootschapsrecht, komt het de Ondernemingskamer voorshands voor dat dit besluit jegens [A] , gelet op de uitgangspunten van dier samenwerking met TVS binnen Waterspreng (welke, naar moet worden aangenomen, mede in artikel 16 lid 6 van de statuten tot uitdrukking komen), niet verenigbaar is met de eisen van redelijkheid en billijkheid die op de voet van artikel 2:8 BW het gedrag van betrokkenen jegens elkaar en jegens de vennootschap mede dienen te bepalen. Dat de betrokken partijen – ook – twisten over de reikwijdte van haar samenwerking (de programma
formats, de overdracht van Mediaconnexion), doet daaraan niet af. Evenmin maakt de omstandigheid dat [A] vervolgens in de algemene vergadering van aandeelhouders van 27 mei 2011 van haar bestuurstaak is ontheven, zulks anders, zeker niet indien in aanmerking wordt genomen dat met dit ontslag geen spoedeisend belang van Waterspreng was gediend (althans zulks is gesteld noch van elders gebleken) en dat de (feitelijk) enig bestuurder/meerder-heidsaandeelhouder van Waterspreng, TVS, naar zij ter terechtzitting heeft erkend, niet bereid was over de door [A] in haar brief van 5 mei 2011 aangevoerde bezwaren tegen het (financiële) beleid en de gang van zaken van Waterspreng te praten.
3.6
Uit hetgeen in 3.4 en 3.5 hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid van Waterspreng te twijfelen en dat een onderzoek daarnaar – in beginsel – is geboden.
Waterspreng heeft nog gesteld dat [A] geen (zwaarwegend) belang heeft bij een onderzoek omdat [A] wil uittreden althans haar aandelen aan TVS dient over te dragen, die aandelen voor de nominale waarde heeft verkregen en het pakket thans niet veel waard is, zodat het belang van een onderzoek voor [A] in geen verhouding staat tot de daarvoor – mede ten laste van de overige aandeelhouders – te maken kosten.
De Ondernemingskamer verwerpt dit verweer van Waterspreng. In de hiervoor omschreven omstandigheden is het belang van [A] bij een onderzoek, dat er met name op zal zijn gericht om openheid van zaken te verkrijgen, genoegzaam komen vaststaan. Wat er zij van de juistheid van de stelling dat [A] haar aandelen aan TVS zal hebben over te dragen (dit volgt nog geenszins uit de door Waterspreng als productie 35 overgelegde verklaring van [M] ), ook in dat veronderstelde geval kan naar het oordeel van de Ondernemingskamer niet worden gezegd dat het door Waterspreng genoemde kostenaspect een (voldoende) reden vormt om een onderzoek achterwege te laten.
3.7
De Ondernemingskamer zal dan ook, zoals verzocht, een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Waterspreng bevelen, en wel over de periode vanaf 14 december 2010 tot de datum van de terechtzitting van 9 juni 2011.
3.8
Ofschoon, gelet op al het vorenstaande en hetgeen overigens uit de gedingstukken naar voren komt, moet worden vastgesteld dat sprake is van een conflict tussen TVS en [A] en dat partijen elkaar aanwijzen als de veroorzaker daarvan, moet evenzeer worden vastgesteld dat dit conflict niet leidt tot een patstelling of blokkade in de besluitvorming van het bestuur of van de algemene vergadering van aandeelhouders van Waterspreng. Desgevraagd heeft [A] ter terechtzitting te kennen gegeven vooralsnog geen behoefte te hebben om haar ontslag als bestuurder van Waterspreng aan te vechten. Bij die stand van zaken heeft [A] onvoldoende belang meer heeft bij haar in 1.1 sub (2) verwoorde verzoek, mede in aanmerking genomen dat het aldaar bedoelde aandeelhoudersbesluit mede onderwerp van onderzoek zal zijn.
De door [A] (in 1.1 sub (1) en (3)) verzochte onmiddellijke voorzieningen zal de Ondernemingskamer niet treffen nu zulks vooralsnog met het oog op de toestand van Waterspreng niet noodzakelijk is te achten. Hiertoe overweegt de Ondernemingskamer als volgt.
Ter terechtzitting heeft Waterspreng verklaard (aan de juistheid van welke verklaring de Ondernemingskamer geen reden heeft te twijfelen) dat inmiddels, uit het door ABN Amro verstrekte krediet, alle achterstallige betalingen en openstaande schulden zijn voldaan, dat het resterende krediet ad € 140.000 à € 150.000 ter beschikking van (de onderneming van) de vennootschap staat en dat aldus de continuïteit van haar bedrijfsvoering is gewaarborgd.
Naast haar zorgen omtrent die voortgaande continuïteit en, mede in verband daarmee, haar bezwaren ter zake van de betalingen aan Mediavizi en andere aan TVS gelieerde personen, heeft [A] geen andere bezwaren tegen het door TVS gevoerde beleid geuit dan ter zake van de informatievoorziening jegens haar. De Ondernemingskamer is, afgezien van hetgeen daaromtrent in 3.6 is overwogen, ook overigens niet gebleken dat TVS haar bestuurstaken voor het overige niet behoorlijk heeft vervuld. Bij deze stand van zaken en nu thans sprake is van een situatie waarbij TVS, als absolute meerderheidsaandeelhouder, bij uitsluiting in het bestuur van de vennootschap voorziet, overweegt de Ondernemingskamer als volgt.
Op Waterspreng (en aldus feitelijk op TVS) rust jegens de niet in het bestuur vertegenwoordigde minderheidsaandeelhouders (waaronder - thans ook - [A] ) een bijzondere zorgplicht in die zin dat zij (niet alleen gehouden is de verschillende bij haar onderneming betrokken belangen uiteen te houden doch) meer in het bijzonder ervoor heeft te waken dat een ongeoorloofde verstrengeling van belangen plaatsvindt. In verband daarmee dient zij naar behoren opening van zaken te geven. De Ondernemingskamer gaat ervan uit dat (het bestuur van) Waterspreng zich goede nota zal geven van haar verzwaarde informatieplicht in deze en haar minderheidsaandeelhouders desnodig - ook - van informatie zal voorzien waarop dezen wellicht uit hoofde van hun aandeelhouderschap als zodanig geen recht zouden hebben.
Onder de hiervoor omschreven omstandigheden acht de Ondernemingskamer – althans vooralsnog – geen termen aanwezig voor het treffen van onmiddellijke voorzieningen. Hierbij heeft de Ondernemingskamer mede in aanmerking genomen dat zulks onverlet laat dat partijen in elke stand van het geding alsnog daarom kunnen verzoeken en dat geen gegronde vrees bestaat voor een handelen van TVS dat, indien onrechtmatig jegens [A] , niet zou kunnen worden geredresseerd.
3.9
De Ondernemingskamer zal ten slotte Waterspreng, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, verwijzen in de kosten van het geding.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Waterspreng B.V., gevestigd te ’t Harde, over de periode vanaf 14 december 2010 tot de datum van de terechtzitting van 9 juni 2011;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten;
stelt het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vast op € 25.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Waterspreng B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoege van de onderzoeker voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
verwijst Waterspreng B.V. in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van [E] B.V. begroot op € 3.331,--;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.F. Faase, voorzitter, mr. G.C. Makkink en mr. M.P. Nieuwe Weme, raadsheren, H. de Munnik en drs. J. van den Belt, raden, in tegenwoordigheid van mrs. R. Verheggen en B.E. Meerdink, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 28 juni 2011.