ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ8578

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-005746-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in de megazaak Kilimanjaro met betrekking tot voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne via Schiphol

In de zaak van het Gerechtshof Amsterdam, gewezen op 31 mei 2011, betreft het een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem in de strafzaak onder parketnummer 15-840135-08. De verdachte, geboren in 1965, is beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne in Nederland. De feiten vonden plaats tussen 19 augustus 2008 en 9 december 2008, waarbij de verdachte zijn functie bij de KLM misbruikte om informatie te verstrekken over beveiligde gebieden op de luchthaven Schiphol. Het hof oordeelt dat de verdachte en zijn mededaders een cruciale rol speelden in een organisatie die gericht was op de invoer van grote hoeveelheden cocaïne. De verdachte heeft in verschillende gesprekken en ontmoetingen informatie uitgewisseld en afspraken gemaakt om de invoer van cocaïne te faciliteren. Het hof legt de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en benadrukt de ernst van de feiten en de schadelijke impact van cocaïne op de samenleving. De verdachte wordt verantwoordelijk gehouden voor het ondermijnen van de integriteit van de KLM en Schiphol, en het hof wijst op de maatschappelijke problemen die voortvloeien uit de handel in cocaïne. Het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd, en het hof komt tot een andere beslissing dan de rechtbank.

Uitspraak

parketnummer: 23-005746-09
datum uitspraak: 31 mei 2011
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 10 november 2009 in de strafzaak onder parketnummer 15-840135-08 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1965],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 12 en 27 oktober 2009 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 26, 27, 28 en 29 april 2011 en 17 mei 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 augustus 2008 tot en met 09 december 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of te 's-Gravenhage en/of te Diemen en/of De Meern, gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (telkens) voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen,
en/of hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) daartoe
- (meermalen) met elkaar en/of met opdrachtgevers telefonisch contact gehad en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd (op de luchthaven Schiphol en/of in Amsterdam en/of in Diemen en/of elders in Nederland) om afspraken te maken en/of informatie door te geven en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt en/of gehad om betrokkenen te ontmoeten en/of
- (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven ten behoeve van de (invoer van) een (of meer) zending(en) of transport(en) verdovende middelen en/of
- (vlucht)gegevens doorgegeven en/of
- overleg gehad (met elkaar) over het uit één of meer vliegtuig(en) halen en/of laten halen van verdovende middelen en/of betalingen en/of de locatie van verbergplekken in vliegtuigen en/of verbergen en/of opslaan van de verdovende middelen en/of de manier/methode van invoeren van verdovende middelen (onder meer via de catering) en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of ingewonnen over (mogelijke) verbergplekken in (een) vliegtuig(en) en/of
- zich beschikbaar gehouden voor het ophalen en/of vervoeren en/of opzoeken van (informatie over/betreffende) een (of meer) zending(en) verdovende middelen en/of
- (telefonisch) dienstroosters) en/of werktijden doorgegeven en/of
- één of meerdere perso(o)n(en) aangebracht/geïntroduceerd en/of met elkaar in contact gebracht voor het van (een) vliegtuig(en) halen van (een of meer partijen) verdovende middelen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 19 augustus 2008 tot en met 9 december 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of te 's-Gravenhage en/of te Diemen en/of De Meern, gemeente Utrecht, en/of elders in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen,
- zich en/of één of meer anderen inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) daartoe
- met elkaar telefonisch contact gehad en
- ontmoetingen gehad en gearrangeerd om afspraken te maken en/of informatie door te geven en
- informatie verstrekt ten behoeve van de (invoer van) verdovende middelen en
- overleg gehad over het uit één of meer vliegtuig(en) halen en/of laten halen van verdovende middelen en/of de locatie van verbergplekken in vliegtuigen en/of verbergen en/of opslaan van de verdovende middelen en/of manier/methode van invoeren van verdovende middelen, onder meer via de catering.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bespreking van een gevoerd verweer
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Weliswaar kan worden vastgesteld dat de verdachte in het bestek van in de Opiumwet strafbaar gestelde voorbereidingshandelingen heeft meegepraat met zijn als mededaders vervolgde personen, doch dit meepraten was louter grootspraak en nimmer vanuit verdachtes intentie om de daad bij het woord te voegen.
Dit verweer, dat kennelijk is gericht tegen het bewijs van het ten laste gelegde opzet om een feit als bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden en te bevorderen faalt, reeds op de grond dat de ten laste van de verdachte bewezen geachte gedragingen naar hun aard, inhoud en strekking toereikend dat opzet insluiten. Daaraan doet niet af de door de verdachte ten overstaan van politie en justitie nadien betrokken stelling dat bij hem slechts grootspraak heeft voorgezeten. Integendeel, mede gelet op de inhoud van de weergave van de afgeluisterde en opgenomen gesprekken, is het door de verdachte gestelde motief in het geheel niet aannemelijk geworden. Ook overigens is niet van feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan geconcludeerd zou moeten worden dat de verdachte niet gehouden kan worden aan hetgeen hij tegenover zijn mededaders heeft verklaard.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
het medeplegen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door zich of een ander inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen teneinde de invoer van cocaïne via Schiphol mogelijk te maken.
De verdachte en zijn mededaders hebben onderling contact gelegd, overleg gevoerd, afspraken gemaakt en inlichtingen verstrekt om de invoer van cocaïne vanuit vliegtuigen via Schiphol voor te bereiden en te bevorderen. Het hof overweegt dat de verdachte en zijn mededaders een wezenlijke schakel vormden in een organisatie die erop gericht was om (groot)handelshoeveelheden cocaïne binnen Nederland in te voeren. Dat de verdachte daarbij zijn dienstbetrekking bij de KLM en aldus zijn kennis over de gang van zaken op beveiligde plekken op de luchthaven Schiphol heeft misbruikt, rekent het hof de verdachte in het bijzonder aan. Zowel de KLM als de luchthaven Schiphol zijn voor een behoorlijk functioneren immers eerst en vooral afhankelijk van de integriteit van de aldaar werkzame personen.
Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers ervan zeer schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne wordt zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit en overlast, waaronder niet alleen de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof, maar ook andere, met de (groot)handel in harddrugs gepaard gaande ernstige criminaliteit. Handelingen die tot doel hebben cocaïne op de markt van handelaren en gebruikers te brengen dienen daarom streng te worden bestraft.
Aangenomen moet worden dat het louter zijn zucht naar financieel gewin is geweest die de verdachte tot zijn gedragingen heeft gebracht. Dusdoende heeft de verdachte het maatschappelijk belang dat de samenleving verschoond blijft van de maatschappelijke problemen die de handel in cocaïne met zich brengt, ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen winstbejag.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 april 2011 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat delicten als het onderhavige in de regel dienen te worden bestraft met een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur. Het hof stelt echter vast dat onvoldoende is kunnen blijken dat de rol van de verdachte meer dan ondergeschikt en incidenteel is geweest. In ieder geval is niet aannemelijk geworden dat de verdachte heeft te gelden als (mede)organisator van cocaïnetransporten. Uitgangspunt dient te zijn dat bij de strafoplegging voldoende ruimte dient te worden gelaten voor een passende bestraffing van diegenen van wie wél een grotere rol bij dergelijke delicten kan worden vastgesteld. Voorts houdt het hof bij de strafoplegging ten gunste van de verdachte rekening met hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht omtrent zijn persoonlijke omstandigheden. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Het en bewezen verklaarde is begaan of voorbereid met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, nummers 8 en 9. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard. De KLM- en Schipholpas zullen worden teruggegeven aan de uitgevende instantie.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
In beslag genomen voorwerpen
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
8 1 stk GSM-toestel, kleur zilver, Samsung;
9 1 stk Sim-kaart, kleur roze, T-mobile, nr. [imeinummer].
Gelast de teruggave aan de uitgevende instantie van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
6 1 stk KLM pas [pasnummer] geldig tot 31 december 2011;
7 1 stk Schipholpas [pasnummer].
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.M. Steinhaus, mr. R. Veldhuisen en mr. R.P.P. Hoekstra, in tegenwoordigheid van mr. S. Aytemür, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 mei 2011.