ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ8043
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schorsing in hoger beroep ex art. 379 Rv
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding. De appellante, [Appellante], heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, waarin haar verzoek tot schorsing van de executie van een verstekvonnis was afgewezen. De zaak betreft een borgtocht die [Appellante] had ondertekend, waarbij zij zich borg stelde voor de vorderingen van de naamloze vennootschap Fort Advocaten N.V. op Omnium Management Concept Sàrl. De voorzieningenrechter had eerder geoordeeld dat de borgtocht rechtsgeldig was en dat de executie van het verstekvonnis niet geschorst kon worden.
Het hof overweegt dat een vordering tot schorsing ex art. 379 Rv ook in hoger beroep kan worden ingesteld, maar dat de toetsingscriteria gelijk zijn aan die van art. 351 Rv. Het hof stelt vast dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een hernieuwde beoordeling rechtvaardigen. De vordering tot schorsing wordt afgewezen, omdat de executie van het verstekvonnis niet als misbruik van bevoegdheid kan worden aangemerkt. Het hof wijst erop dat de voorzieningenrechter in eerdere vonnissen al op de relevante aspecten heeft geoordeeld en dat er geen aanleiding is om van dat oordeel af te wijken.
De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. Het hof verwijst de zaak naar de rol van 7 juni 2011 voor memorie van antwoord, waarbij iedere verdere beslissing wordt aangehouden.