ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ7366

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.081.407/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderzoek naar beleid en gang van zaken bij ODE Beheer c.s. en OOA CV

In deze zaak heeft Meyer Bergman Joint Ventures B.V. op 27 januari 2011 een verzoekschrift ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Het verzoek betreft een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij ODE Beheer B.V. en aanverwante vennootschappen, met betrekking tot de periode van 1 januari 2009 tot 27 januari 2011. Meyer Bergman stelt dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid, onder andere vanwege belangenverstrengeling en gebrekkige financiële verslaglegging. De Ondernemingskamer heeft de verzoeken behandeld op 14 april 2011, waarbij de advocaten van beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Ondernemingskamer overweegt dat de structuur van de joint venture waar Meyer Bergman deel van uitmaakt, voldoende waarborgen biedt om belangenverstrengeling te voorkomen. De Ondernemingskamer concludeert dat er geen gegronde redenen zijn om aan een juist beleid te twijfelen en wijst het verzoek van Meyer Bergman af. Tevens wordt Meyer Bergman veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 3.322,-. Deze beschikking is gegeven op 24 mei 2011 door de Ondernemingskamer, bestaande uit drie rechters en twee raden.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKING in de zaak met zaaknummer 200.081.407/01 OK van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEYER BERGMAN JOINT VENTURES B.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERZOEKSTER,
advocaat: mr. L.F. Groothuis, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ODE BEHEER B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ODE BESTUUR B.V.,
3. de commanditaire vennootschap
OOSTERDOKSEILAND ONTWIKKELING AMSTERDAM C.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEW CHINATOWN BEHEER B.V.,
5. de commanditaire vennootschap
NEW CHINATOWN AMSTERDAM C.V.,
alle gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTERS,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
BOUWFONDS MAB PARTICIPATIONS B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAB DEVELOPMENT GROUP B.V.,
beide gevestigd te Den Haag,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten: mr. A.F.J.A Leijten en mr. D.F. Berkhout, kantoorhoudende te Amsterdam.
1. Het verloop van het geding
1.1 Partijen zullen hierna (ook) als volgt worden aangeduid:
verzoekster: als Meyer Bergman,
verweersters sub 1: als ODE Beheer,
verweerster sub 2: als ODE Bestuur,
verweersters sub 1 en 2 gezamenlijk: als ODE Beheer c.s.,
verweerster sub 3: als OOA CV,
verweerster sub 4: als NCB,
verweerster sub 5: als NCA CV,
belanghebbende sub 1: als MAB Participations,
belanghebbende sub 2: als MAB Development,
belanghebbenden sub 1 en 2 gezamenlijk: als Bouwfonds MAB.
1.2 Meyer Bergman heeft bij op 27 januari 2011 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht om bij beschikking, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. een onderzoek te bevelen naar het volledige beleid in en de gang van zaken bij ODE Beheer c.s. en OOA CV, NCB en NCA CV, betrekking hebbende op de periode van 1 januari 2009 tot 27 januari 2011, de datum van het verzoekschrift, met benoeming van één of meer personen teneinde voormeld onderzoek te verrichten;
2. te bepalen dat de kosten van het onderzoek voor rekening komen van ODE Beheer c.s. en dat ODE Beheer c.s. ten genoegen van de onderzoekers zekerheid zullen stellen; en
3. ODE Beheer c.s. te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3 Bouwfonds MAB hebben bij op 31 maart 2011 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht het verzoek tot het gelasten van een onderzoek af te wijzen, met veroordeling van Meyer Bergman in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad.
1.4 De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 14 april 2011. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van aan de Ondernemingskamer en aan de wederpartij overgelegde pleitaantekeningen en onder overlegging van nadere producties, waaronder een reeds op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen waren toegezonden brief van de zijde van Bouwfonds MAB.
2. De feiten
De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Meyer Bergman en Bouwfonds MAB werken samen in een joint venture die de ontwikkeling van een vastgoedproject bestaande uit een zevental kavels op het Oosterdokseiland te Amsterdam (hierna: Project ODE), tot doel heeft. Die samenwerking is als volgt tot stand gekomen. Op 16 februari 2001 is er tussen Bouwfonds Financiering Participaties B.V. (hierna: BFP B.V.) en MAB B.V. (hierna MAB BV), met betrekking tot Project ODE een samenwerkingsovereenkomst (hierna: de Samenwerkingsovereenkomst) tot stand gekomen, ingevolge welke overeenkomst beide partijen voor 50% als ontwikkelaar deelnamen in project ODE. De samenwerking is nader geconcretiseerd in de oprichting van de commanditaire vennootschap OOA CV, met ODE Beheer als beherend vennoot. Bestuurder van ODE Beheer is ODE Bestuur.
Voorts werd de commanditaire vennootschap NCA CV opgericht, met NCB als beherend vennoot en OOA CV en een derde CV als commanditair vennoten. Bestuurder van NCB is ODE Bestuur.
Binnen OOA CV worden de kavels 0 en 3 tot en met 6 van Project ODE ontwikkeld; binnen NCA CV zijn de kavels 1 en 2 van Project ODE ondergebracht. Kavel 4 en delen van kavels 0 (parkeergarage) en 5 zijn inmiddels opgeleverd.
2.2 MAB BV bracht in OOA CV haar kennis van commercieel vastgoed in. BFP BV bracht financieringskennis in en voorzag OOA CV en ODE Beheer van de nodige financiële middelen. Tussen OOA CV en MAB BV gold onder andere een managementovereenkomst (hierna: de Managementovereenkomst) op grond waarvan MAB BV uitvoerende werkzaamheden verrichtte.
2.3 In 2004 zijn verschillende onderdelen van de vastgoedontwikkelings-poot van MAB groep aan ABN AMRO Bouwfonds Nederlands Gemeenten N.V. (hierna Bouwfonds) verkocht. Het belang van MAB groep in Project ODE is buiten deze verkoop gebleven. Meyer Bergman heeft de door MAB BV gehouden aandelen in ODE Beheer c.s. overgenomen en heeft de rechten en verplichtingen van MAB BV uit hoofde van de Samenwerkingsovereenkomst verkregen, waarna Bouwfonds de aandelen in MAB BV heeft verworven. Partijen hebben, onder handhaving van de Samenwerkingsovereenkomst, hun onderlinge verhouding nader geregeld in een “Restatement of Joint Venture ODE” van 19 november 2004 (hierna: de Restatement), waarin onder meer is overeengekomen dat, ook na de overname van MAB BV door Bouwfonds, MAB BV op basis van de Managementovereenkomst de uitvoerende werkzaamheden zal blijven verrichten (artikelen 1.5 en 2.6 van de Restatement).
2.4 Meyer Bergman houdt thans (indirect) 50% van de aandelen in ODE Beheer en ODE Bestuur, MAB Development houdt – via haar 100%-dochtervennootschap MAB Participations – de overige 50% van de aandelen in die vennootschappen. MAB Development is op grond van artikel 5 van de Samenwerkingsovereenkomst en artikel 1.5 van de Restatement als financier betrokken bij Project ODE. Daarnaast verzorgt MAB Development (via haar dochtermaatschappij MAB Development Nederland BV) de dagelijkse uitvoerende werkzaamheden van Project ODE.
2.5 Ingevolge de Restatement wordt het bestuur van ODE Beheer gevormd door twee bestuurders die ieder na een bindende voordracht door één van de joint venture partners worden benoemd. In artikel 3.3 van de Restatement wordt over de besluitvorming in het bestuur van ODE Beheer het volgende bepaald:
“All decisions of the Management Board shall be made unanimously. If the members of the Management Board cannot agree, the matter at hand shall be submitted for final and binding resolution to the Supervisory Board. If it concerns a matter which is not a Board Approval Matter, then Newco’s (Ondernemingskamer: Meyer Bergman) member of the Supervisory Board shall have a casting vote to resolve the matter after consultation with Bouwfonds’ member of the Supervisory Board.”
2.6 Op grond van artikel 14.6 van de statuten van ODE Beheer en artikel 3.3 van de Samenwerkingsovereenkomst heeft de raad van commissarissen (RvC) van ODE Beheer, welke bestaat uit twee commissarissen, die ieder op voordracht van één van de joint venture-partners worden benoemd, een instemmingsrecht ten aanzien van bepaalde bestuursbesluiten. Artikel 14.6 van de statuten van ODE Beheer luidt aldus:
“Onverminderd het elders in de statuten dienaangaande bepaalde zijn aan de goedkeuring van de raad van commissarissen onderworpen de besluiten van de directie tot:
a. aankoop, vervreemding en bezwaring van registergoederen (met uitzondering van de uitgifte in erfpacht van de bouwgrond voor het Project Oosterdokseiland, waarvoor de afnameverplichting al is vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst tussen (…) MAB B.V. en de gemeente Amsterdam);
b. vaststellen van (het) voorlopig ontwerp(en) als uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling;
c. beslissingen over de realisatie van (deel-)projecten, al dan niet gefaseerd, met dien verstande dat een realiseringsverplichting is overeengekomen tussen (…) MAB B.V. en de gemeente Amsterdam;
d. Vaststelling van de stichtingskosten casu quo. projectbegrotingen van (gedeelten van) het Project Oosterdokseiland;
e. het aangaan van verplichtingen en doen van uitgaven welke de daarvoor in de goedgekeurde begroting opgenomen bedragen overschrijden;
f. het sluiten van (verkoop)overeenkomsten met belegger(s);
g. het sluiten van financieringsovereenkomsten;
h. het ter leen verstrekken van gelden;
i. het houden van aanbestedingen en de verlening van bouwopdrachten”.
Bovenvermelde afspraken over samenstelling van en besluitvorming binnen het bestuur worden toegepast binnen ODE Bestuur.
2.7 Op grond van artikel 4 van de Restatement heeft Meyer Bergman recht op 75% en Bouwfonds MAB op 25% van een expertise fee, die afhankelijk is van de winst van Project ODE.
2.8 In 2005 heeft BFP B.V. de door haar gehouden aandelen in ODE Beheer c.s. overgedragen aan Bouwfonds Participations II B.V., thans geheten Bouwfonds MAB Participations B.V. (hiervoor aangeduid als MAB Participations). De naamswijziging heeft geen consequenties gehad voor de structuur van of de verhouding binnen de joint venture.
2.9 De structuur van Project ODE ziet er per 1 oktober 2010 als volgt uit, waarbij MAB Development optreedt als enig aandeelhouder van MAB Participations:
3. De gronden van de beslissing
3.1 Meyer Bergman heeft aan haar stelling dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid van ODE Beheer c.s., OOA CV, NCB en NCA CV, in de kern ten grondslag gelegd dat MAB Development in een aantal hoedanigheden is betrokken bij de ontwikkeling van Project ODE, te weten als aandeelhouder, financier, projectontwikkelaar en werkgever van voorgedragen bestuurders en commissarissen, en dat de door MAB Development voorgedragen bestuurder en commissaris van ODE Beheer c.s. en van NCB deze hoedanigheden niet tijdig dan wel niet adequaat van elkaar (hebben) onderscheiden, waardoor er onaanvaardbare belangenverstrengelingen optreden. In dit verband heeft Meyer Bergman, onder verwijzing naar verminderde winstgevendheid van Project ODE ten opzichte van eerdere prognoses, als thema’s aangevoerd:
- de financiering van kavel 3,
- de doorberekening van kosten door MAB Development en haar groepsmaatschappijen aan Project ODE,
- het gebrekkige functioneren van het projectmanagement van MAB Development en de wijze waarop bestuurders en commissarissen van ODE Beheer c.s. daarop hebben gereageerd,
- de gebrekkige financiële verslaglegging bij ODE Beheer c.s..
3.2 Daartegenover hebben Bouwfonds MAB ten verwere aangevoerd dat met potentieel tegenstrijdige belangen, die inherent zijn aan de vennootschappelijke structuur van de joint venture die met medewerking van Meyer Bergman is vormgegeven in 2001 en 2004, zorgvuldig is omgegaan, dat Meyer Bergman actief en instemmend betrokken is geweest bij de totstandkoming van besluiten die zij thans bekritiseert en dat de – al dan niet tijdelijke – verminderde winstgevendheid van Project ODE samenhangt met de recente algehele economische achteruitgang. Voorts hebben Bouwfonds MAB aangevoerd dat de achtergrond van de bezwaren van Meyer Bergman een geschil van vermogensrechtelijke aard betreft, waarvoor in deze procedure geen plaats is. Tot slot hebben zij er op gewezen dat er ondanks de 50%/50% verhouding in de joint venture, geen impasse is in het bestuur van ODE Beheer c.s..
3.3 De Ondernemingskamer stelt voorop dat ODE Bestuur extern alleen kan worden vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuurders van wie er één door Meyer Bergman is voorgedragen. Besluitvorming binnen het bestuur vindt plaats ofwel met unanimiteit ofwel na een doorslaggevende stem van Meyer Bergman, de zogenoemde “casting vote”, die geldt voor alle onderwerpen en besluiten die geen “Board Approval Matter” zijn. Onbetwist staat vast dat Meyer Bergman deze casting vote nooit heeft gebruikt. Voorts vereisen bepaalde belangrijke besluiten van ODE Beheer (en daarmee van OOA CV), zoals besluiten over financiering van een kavel, voorafgaande unanieme instemming van de RvC (zie art. 14.6 van de statuten van ODE Beheer, hierboven aangehaald). In de structuur van Project ODE zijn derhalve waarborgen ingebouwd die maken dat Meyer Bergman kan ingrijpen als er in haar ogen sprake is van een onaanvaardbare vermenging van hoedanigheden van MAB Bouwfonds of als de belangen van de ODE Beheer c.s. anderszins worden bedreigd. Tegen deze achtergrond, in samenhang bezien met het gegeven dat de verhouding in de joint venture 50%/50% is en in aanmerking genomen dat tegenstrijdige belangen inherent zijn aan een joint venture als de onderhavige, zal de Ondernemingskamer bezien of er gronden zijn om ten aanzien van bovenstaande onderwerpen aan een juist beleid te twijfelen.
Financiering kavel 3
3.4 Meyer Bergman heeft met betrekking tot de financiering van kavel 3 van Project ODE aangevoerd dat er op 23 februari 2010 een financieringsvoorstel door MAB Development was ingediend, waarin werd afgeweken van eerder gemaakte afspraken. Door dit voorstel zou MAB Development additionele financieringskosten aan OOA CV in rekening kunnen brengen. Dit voorstel werd door C.B. van Boven, de door Bouwfonds MAB voorgedragen bestuurder van ODE Bestuur, zonder overleg met W. van Zijll, de bestuurder van de zijde van Meyer Bergman, voor akkoord ondertekend, terwijl Van Boven wist of redelijkerwijs had moeten begrijpen dat dit voorstel niet in het belang was van ODE Beheer c.s. en OOA CV, aldus Meyer Bergman.
3.5 De Ondernemingskamer overweegt als volgt. Wat er ook zij van het verwijt aan Van Boven, vast staat dat bij gebreke van instemming van W. van Zijll met het aanvankelijke financieringsvoorstel van MAB Development geen overeenstemming bestond en dat na onderhandelingen tussen Van Zijll en A. de Haan (de door Meyer Bergman voorgedragen commissaris in ODE Beheer) enerzijds en MAB Development anderzijds op 23 april 2010 alsnog in hoofdlijnen overeenstemming is bereikt over de financiering van kavel 3 (tegen voor ODE en OOA CV gunstiger voorwaarden), waarna de desbetreffende overeenkomst op 22 november 2010 is ondertekend. Met de klacht dat collegiaal overleg tussen de bestuurders ontbrak en dat MAB Development een evidente verstrengeling van belangen niet heeft onderkend, gaat Meyer Bergman er aan voorbij dat zijzelf met gebruik van de mogelijkheden die de structuur van de joint venture haar biedt, de besluitvorming kan beïnvloeden, en in dit geval heeft beïnvloed, in het belang van ODE Beheer c.s. en OOA CV. Nu er alsnog overeenstemming is bereikt en gesteld noch gebleken is dat ODE Beheer c.s. of OOA CV als gevolg van de gang van zaken nadeel heeft ondervonden, heeft dit systeem kennelijk gewerkt en is er onvoldoende grond voor twijfel aan een juist beleid van ODE Beheer c.s.
Doorberekening van algemene kosten
3.6 Meyer Bergman heeft naar voren gebracht dat MAB Development verdient aan doorbelasting van door haar gemaakte kosten die zien op door haar (althans haar dochtermaatschappij MAB Development Nederland B.V.) verrichte managementdiensten en projectontwikkelings -werkzaamheden. Omdat Meyer Bergman op grond van de overeengekomen verdeling van de expertise fee gerechtigd is tot meer dan de helft van de winst van Project ODE, is het in haar belang dat de doorbelasting van deze kosten zo veel mogelijk wordt beperkt. In dit verband heeft zij bedenkingen geuit over een besluit dat op 15 maart 2010 door Van Zijll en Van Boven ter goedkeuring is voorgelegd aan de RvC van ODE Beheer over de doorberekening van algemene kosten over 2009 en een begroting ter zake over 2010. Naar aanleiding van dit voorgelegde besluit is door commissaris De Haan de kostenopbouw van MAB Development ter discussie gesteld omdat in 2009 het budget voor doorbelasting van de genoemde kosten met € 375.000,- is overschreden. Volgens Meyer Bergman wordt deze overschrijding veroorzaakt doordat niet alleen salariskosten maar ook overheadkosten of een winstmarge van MAB Development en haar groepsmaatschappijen zijn doorbelast. Die kosten komen derhalve ten onrechte voor rekening van ODE Beheer c.s., aldus Meyer Bergman.
3.7 De Ondernemingskamer overweegt als volgt. De Samenwerkingsovereenkomst bepaalt over de vergoeding van algemene kosten:
“4.3 Voor de te verrichten managementdiensten en projectontwikkelingswerkzaamheden zal MAB een vergoeding ontvangen van de CV en/of BV. De vergoeding wordt telkens voor een jaar vooruit vastgesteld op basis van een te begroten aantal te besteden uren tegen kostprijs. Betaling van de vergoeding zal in kwartaal termijnen vooraf geschieden. Indien blijkt dat de begroting van het aantal uren over een afgelopen boekjaar zodanig onjuist was dat vaststaat dat tenminste tien procent van de begrootte tijd meer of minder is besteed, zal het verschil worden verrekend tussen de CV en/of BV enerzijds en MAB anderzijds.”
Voor overige werkzaamheden die op verzoek van ODE Beheer c.s. worden verricht, vindt een vergoeding achteraf plaats op basis van de kostprijs, onder overlegging van een staat van de daadwerkelijk bestede uren (artikel 4.4).
De Managementovereenkomst bepaalt onder het kopje Vergoeding:
“3.1 Voor de te verrichten managementdiensten en projectontwikkelings werkzaamheden zal de Ontwikkelaar een vergoeding ontvangen ter hoogte van de kostprijs per uur. Deze vergoeding wordt telkens voor een jaar vooruit vastgesteld op basis van een te begroten aantal te bestede uren tegen kostprijs. Betaling van de vergoeding zal in kwartaal termijnen vooraf geschieden.”
Bouwfonds MAB hebben onbetwist naar voren gebracht dat de term “kostprijs” in de overeenkomsten niet nader is gedefinieerd maar dat het begrip kostprijs sinds 2001 de totale kostprijs van de inzet van de betrokken werknemers betrof, inclusief sociale lasten en overhead, en dat de discussie over de invulling van het begrip pas is ontstaan op 15 maart 2010. Zij hebben erop gewezen dat de op die dag voorgelegde begroting is vastgesteld, met een voorbehoud ten aanzien van de in rekening gebrachte uurkostprijs. Voorts is er overleg geweest over de doorbelaste algemene kosten, waarna is besloten een externe partij onderzoek te laten verrichten naar de opbouw van de uurkostprijs. Met dit onderzoek is nog geen aanvang gemaakt omdat er nog discussie is over de precieze formulering van de opdracht en over de vraag wie de kosten van dit onderzoek draagt.
3.8 Naar het oordeel van de Ondernemingskamer blijkt uit deze gang van zaken dat partijen een verschil van inzicht hebben over het antwoord op de vraag welke kosten mogen worden doorbelast, hetgeen valt terug te voeren op kwesties van uitleg en toepassing van de hierboven weergegeven contractuele bepalingen. Ook hier heeft te gelden van Meyer Bergman zeer wel in staat moet worden geacht om een eventuele belangentegenstelling aan de orde te stellen en voor de belangen van ODE Beheer c.s. - en haar eigen belang - op te komen. Dat partijen hebben besloten om een onderzoek te laten verrichten door een derde, geeft daarvan blijk. Meyer Bergman heeft ook overigens onvoldoende aangevoerd voor haar conclusie dat de wijze waarop Bouwfonds MAB de doorberekening van kosten hebben voorgesteld tot gegronde redenen leidt om aan een juist beleid van ODE Beheer c.s. te twijfelen.
Functioneren van het projectmanagement
3.9 Meyer Bergman meent dat het door MAB Development Nederland B.V. ingezette projectmanagementteam (hierna: het projectteam) gebrekkig functioneert, hetgeen blijkt uit de vertraagde oplevering van kavel 1, City Inn Hotel, welk project is ondergebracht bij NCA CV, en de hiermee samenhangende dalende resultaatsverwachtingen in Project ODE in 2009 en 2010. Zij meent dat er sprake is van een impasse in de besluitvorming over kavel 1. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft Meyer Bergman gewezen op notulen van vergaderingen van de RvC van NCB waaruit onder andere blijkt dat commissaris De Haan buitenspel wordt gezet in de besluitvorming over kavel 1 en op een door De Haan opgesteld “zwartboek”, waarin hij kritiek uit op de werkwijze van het team.
3.10 De Ondernemingskamer stelt voorop dat ODE Beheer c.s. als opdrachtgevers van MAB Development (Nederland) kunnen ingrijpen indien zij niet tevreden zijn over het functioneren van het projectteam. Meer in het bijzonder zou Meyer Bergman met behulp van haar casting vote kunnen bewerkstelligen dat zo nodig het projectmanagement wordt gewijzigd, aangevuld of zelfs vervangen. Van de door Meyer Bergman gestelde impasse is niet gebleken. Voorts acht de Ondernemingskamer de door Meyer Bergman naar voren gebrachte feiten en argumenten over het functioneren van het projectteam ontoereikend om aan te nemen dat de gedaalde resultaatsverwachting van Project ODE terug te voeren valt op het gebrekkig functioneren van het projectteam Tegen deze achtergrond ziet de Ondernemingskamer in het functioneren van dit team geen aanleiding te constateren dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid van ODE Beheer c.s.. Het is aan Meyer Bergman om dat beleid mede vorm te geven. Duidelijk is wel dat over het functioneren van het projectteam verschil van opvatting bestaat en dat de oplevering van kavel 1 niet zonder problemen verloopt. De problemen die met de aannemer van kavel 1, Strukton, zijn ontstaan in verband met de vertraging in de oplevering van kavel 1, hebben geleid tot een vaststellingsovereenkomst van 6 april 2010 tussen OOA CV en Strukton. De kwestie met Strukton lijkt daarmee te zijn afgehandeld en over kwesties die daarna zijn gerezen, zijn de stellingen van Meyer Bergman onvoldoende concreet. De klacht dat De Haan buiten spel is gezet en dat er onvoldoende aandacht is geweest voor de door hem opgeworpen kanttekeningen betreffende de werkwijze van het team, zijn evenmin overtuigend. Meyer Bergman had, zo zij het tij had willen keren, gebruik dienen te maken van de instrumenten die haar in de governance structuur geboden worden. De ter terechtzitting gemaakte opmerking dat dit door de cultuur in het bedrijf en de praktijk van alledag niet voor de hand ligt, maakt dit niet anders.
Financiële verslaglegging
3.11 Tot slot heeft Meyer Bergman zich beklaagd over gebrekkige financiële verslaglegging door ODE Beheer c.s., OOA CV, NCB en NCA CV. MAB Bouwfonds hebben onbetwist naar voren gebracht dat de jaarrekening van de genoemde vennootschappen in alle jaren van het samenwerkingsverband, door de joint venture-partners zijn goedgekeurd. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer is de stellingname van Meyer Bergman over de financiële verslaglegging onvoldoende geconcretiseerd en voorts te weinig zwaarwegend voor het oordeel dat er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid te twijfelen. De Ondernemingskamer merkt nog op dat ook op dit punt heeft te gelden dat Meyer Bergman, althans de op haar voordracht benoemde bestuurder en commissaris, medeverantwoordelijk is voor die verslaglegging en in staat is om de inrichting daarvan mede te bepalen.
3.12 Op grond van bovenstaande overwegingen, mede in onderlinge samenhang beschouwd, komt de Ondernemingskamer tot de conclusie dat er geen gegronde redenen zijn om aan een juist beleid te twijfelen bij ODE Beheer c.s.. Ook overigens heeft Meyer Bergman onvoldoende aangevoerd om tot dit oordeel te kunnen komen. Dit brengt mee dat het verzoek voor zover dat zich richt op OOA CV, NCB en NCA CV eveneens zal worden afgewezen. Meyer Bergman, in het ongelijk gesteld, zal in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
4. De beslissing
De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van Meyer Bergman Joint Ventures B.V., gevestigd te Den Haag af;
veroordeelt Meyer Bergman Joint Ventures B.V. in de kosten van het geding, aan de zijde van Bouwfonds MAB Participations B.V. en MAB Development Group B.V. tezamen tot op heden begroot op € 3.322,-.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.M.L. Broekhuijsen- Molenaar en mr. M.P. Nieuwe Weme, raadsheren, mr. G.H.O. van Maanen en H. de Munnik, raden, in tegenwoordigheid van mr. van K.M. van Hassel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 24 mei 2011.