ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ4465

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-006440-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Interlocutoir arrest inzake de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging na bevel tot voeging van geweldsrapportage

Dit interlocutoir arrest van het Gerechtshof Amsterdam is gewezen op 18 februari 2011 in de zaak met parketnummer 23-006440-09. Het hof behandelt het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 december 2009. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging, waarbij de verdediging aanvoert dat het dossier eenzijdig is samengesteld en dat essentiële stukken, zoals een geweldsrapportage, niet aan het dossier zijn toegevoegd. De politierechter had eerder bevolen deze rapportage toe te voegen, maar het openbaar ministerie heeft hieraan geen gevolg gegeven. Het hof overweegt dat de verdediging in de gelegenheid is gesteld om vragen te stellen aan getuige [getuige 1], die zijn bevindingen over het gebruik van pepperspray heeft gerelateerd in een proces-verbaal. Het hof concludeert dat de noodzaak tot het bevel van de politierechter ontbroken heeft, omdat de verdediging voldoende informatie heeft gekregen om zich te verdedigen.

Tijdens de beraadslaging komt het hof tot de conclusie dat het onderzoek niet volledig is geweest en dat getuigen [getuige 2] en [getuige 3] nog gehoord moeten worden. Het hof verwijst de zaak naar de raadsheer-commissaris voor verdere behandeling. Het onderzoek wordt heropend en geschorst, met de opdracht om de zaak op een nader te bepalen datum te hervatten. De oproeping van de verdachte, de raadsman en de benadeelde partij wordt eveneens bevolen. Het hof stelt de stukken ter beschikking van de raadsheer-commissaris voor verdere behandeling.

Uitspraak

parketnummer: 23-006440-09
datum uitspraak: 18 februari 2011
TEGENSPRAAK
INTERLOCUTOIR ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 december 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-452078-08 tegen
[naam],
geboren te [plaats] in het jaar 1967,
adres: [adres en woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 14 juli 2009 en 18 december 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van
4 februari 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Op de terechtzitting in hoger beroep van 4 februari 2011 is het onderzoek in deze strafzaak gehouden en gesloten.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging. De raadsman heeft daartoe betoogd dat het dossier eenzijdig is samengesteld en dat door het openbaar ministerie geen inspanningen zijn verricht om het dossier op essentiële punten aan te vullen. Zo heeft het openbaar ministerie het bevel tot het voegen van de door [getuige 1] genoemde geweldsrapportage aan het dossier niet opgevolgd en heeft de verdediging de opgeroepen [getuige 2] en [getuige 3], niet kunnen horen. Door deze gang van zaken is de verdachte, volgens de raadsman, in de belangen van zijn verdediging geschaad.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt het volgende.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat [getuige 1] zijn bevindingen inzake de aanleiding van het gebruik van pepperspray in een door hem en [getuige 2] op ambtsbelofte opgesteld proces-verbaal van 8 oktober 2008 heeft gerelateerd. Ook in zijn aangifte van 8 oktober 2008 heeft [getuige 1] een nadere verklaring afgelegd omtrent de uitoefening van deze geweldsbevoegdheid. Deze beide stukken bevinden zich in het dossier. Ter terechtzitting van 28 januari 2009 is [getuige 1] in aanwezigheid van de verdediging gehoord, waarbij de verdediging in de gelegenheid is gesteld tot het stellen van vragen. [Getuige 1] heeft toen onder meer verklaard dat over het gebruik van pepperspray een geweldsrapportage was opgemaakt. De raadsman van de verdachte heeft hierop verzocht een afschrift van deze rapportage aan het dossier toe te voegen. De politierechter heeft vervolgens de officier van justitie bevolen de geweldsrapportage toe te voegen aan het dossier. Aan dit bevel is door het openbaar ministerie geen gevolg gegeven.
Nu [getuige 1] zijn bevindingen ten aanzien van de aanleiding van het gebruik van pepperspray jegens de verdachte in een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal heeft neergelegd en hij voorts tegenover de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg een nadere verklaring hieromtrent heeft afgelegd, waarbij de verdediging in de gelegenheid is gesteld tot het stellen van vragen, heeft – naar het oordeel van het hof – de noodzaak tot het door de politierechter gegeven bevel tot voeging van de genoemde geweldsrapportage aan het dossier, ontbroken. De politierechter heeft dit bevel derhalve ten onrechte gegeven, temeer daar de officier van justitie ter terechtzitting van 28 januari 2009 heeft aangeboden een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken met betrekking tot openstaande vragen ten aanzien van de geweldsrapportage. Daarmee had de verdediging alsnog zicht kunnen krijgen op de inhoud van de rapportage. Op dit aanbod is door de verdediging evenwel niet ingegaan.
Gelet op de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie door de politierechter is in eerste aanleg niet toegekomen aan het horen van de ter terechtzitting verschenen [getuige 2]
en het eventueel hernieuwd oproepen van de niet verschenen [getuige 3]. Dat deze getuigen niet ter terechtzitting van de politierechter zijn gehoord, is derhalve niet aan het handelen van het openbaar ministerie te wijten. Nu ook overigens niet is gebleken dat sprake is geweest van een bewuste frustratie van het verdedigingsrecht, is het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn vervolging.
Nader onderzoek
Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
Het hof acht het noodzakelijk dat [getuige 2] en [getuige 3] worden gehoord. Het hof verwijst daartoe de zaak naar de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof. Subsidiair wordt de zaak verwezen naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Amsterdam, indien de vaste raadsheer-commissaris daartoe termen aanwezig acht, opdat – indien de [getuige 3] geen gehoor geeft aan zijn oproeping – bij hernieuwde oproeping tevens zijn medebrenging kan worden gelast.
Het hof zal daartoe het onderzoek heropenen, schorsen en de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen datum gelasten.
Beslissing
Het hof:
Heropent het gesloten onderzoek, schorst dit in het belang ervan en beveelt de hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte, de raadsman en de benadeelde partij tegen de nog nader te bepalen terechtzitting.
Stelt de stukken met het oog op vorenstaande in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel, mr. W.M.C. Tilleman en
mr. E.C.M. Bouman, in tegenwoordigheid van mr. S.E.C. Debets, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 februari 2011.
Mr. E.C.M. Bouman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.