zaaknummer 200.075.383/01
12 april 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat: mr. E. Vanoka te Hilversum,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: oorspronkelijk mr. M.J. Roest Crollius
te Hilversum, thans niet meer in rechte vertegenwoordigd.
1. Het geding in hoger beroep
De partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
Bij dagvaarding van 22 juni 2010 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van
31 maart 2010, in deze zaak onder zaak-/rolnummer
439910/HA ZA 09-3204 gewezen tussen hem als geopposeerde en [geïntimeerde] als opposante.
Bij memorie van grieven heeft [appellant] twee grieven tegen het vonnis aangevoerd, bewijs aangeboden, producties in het geding gebracht, met conclusie, naar het hof verstaat, zakelijk weergegeven, dat het hof het vonnis zal vernietigen en alsnog, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, de bij inleidende dagvaarding ingestelde vordering van [appellant] zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
Zijdens [geïntimeerde] is geen memorie van antwoord ingediend.
Zijdens [appellant] is arrest gevraagd.
2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist staat tussen partijen (onder meer) het volgende vast:
a. [R.] (hierna: R.) heeft in ieder geval in de periode 1996-augustus 2005 gewoond op het adres [straat] te [E]. In augustus 2005 is [R.]opgenomen in de psychiatrische inrichting Zon en Schild te Amersfoort.
b. [appellant] maakte in voornoemde periode gebruik van de grond bij het perceel van [R.], onder meer ten behoeve van het stallen van koeien.
c. [appellant], [geïntimeerde] en haar broer [X] hebben op
6 mei 2005 een geschrift voor akkoord ondertekend. Hierin is het volgende vermeld. Hetgeen [appellant] aan dit geschrift handmatig heeft toegevoegd, is cursief weergegeven.
"Hierbij verklaar ik dhr. [appellant] wonende te [woonplaats] het perceel [adres]te [E.], door mij gebruikt voor het stallen van koeien te hebben opgeruimd/verwijdert/schoongemaakt betreffende de onderstaande zaken uiterlijk op d.d. 15 juli 2005
Mesttank achterop het perceel liggend; leegmaken verwijderen d.d. Ik maak hem geel [B.] zover zorgt dat ie weg gaat
30 mei leeg
Mesthoop onder hooiberg: verwijderen/schoonmaken d.d.
15 juli afdekken met zeil
Stallen aan zijkant perceel; leegmaken/schoonmaken d.d.
Mesttank behorende bij de stallen leegmaken/schoonmaken d.d.
Kippen hok; leegmaken/schoonmaken en de Gemeentelijke rattenbestrijding bellen ?
d.d. Blijven bestrijden.
Alle losliggende bouwmaterialen verwijderen; d.d. 20 mei 20 juli
Onbruikbare karren, aanhangwagens en alle materialen die niet nodig zijn voor het in de winter stallen van koeien worden verwijderd d.d. eind juni+zoutloods
Gaten in het gehele terrein incl. de oprit veroorzaakt door gierwagens tractoren etc. worden geëgaliseerd met mijnsteen of zeer fijne puin d.d.
15 juli
Opgemaakt in drievoud en getekend voor akkoord te [plaats] d.d. 6 mei 2005"
d. Een geschrift van 8 mei 2005 heeft onder meer de volgende inhoud:
"Hiermee verklaar ik [R.], dat alle roerende goederen tw: (...) levende have in de vorm van kippen en alle overige roerende goederen, inclusief olietank, Bouwmaterialen afval en milieuafval eigendom van de heer [appellant] wonende te [woonplaats], [adres] per direct van mijn eigendom/terrein, gelegen aan de [adres] te [E.] verwijdert dienen te worden.
Een en ander is uitgebreider omschreven en opgemaakt d.d. 6 mei 2005 te [plaats] [adres] en getekend [broer], [geïntimeerde] en de heer [appellant].
Alle kosten welke nodig zijn om mijn wil uit te voeren komen voor rekening en verantwoording van bovenstaande personen.
Tijdens mij afwezigheid heeft niemand buiten mijn familie, het recht mijn eigendom te betreden.
Iedere schade/aansprakelijkheid aan bovenstaande personen/dieren/goederen, in welke vorm dan ook wijs ik hiermee van de hand.
De toezichthoudende, door mij gemachtigde verantwoordelijke, voor mijn eigendom bij mijn afwezigheid is mijn broer [J.] wonende (...) te [E.].
[R.]"
e. Bij brief van 14 september 2005 is aan [appellant] onder meer het volgende geschreven:
"Met referte aan ons telefoongesprek van maandagavond 12 september 2005 (...) waarin wij bespraken dat u een dagdeel tot uw beschikking zou hebben om uw overige eigendommen van het perceel [adres] weg te halen, zijn wij de datum 13 september om 13.00 uur overeengekomen. Op bovengenoemde datum en tijdstip waren de heer [T.] en ik aanwezig (...).
U hebt op 13 september 2005 alleen uw gereedschap weggehaald (...).
De heer [T.] en ikzelf hebben vanaf 13.00 uur een dagdeel voor u vrij gemaakt waar u willens en wetens geen gebruik van heeft gemaakt.
Wat betreft de kippen. Deze zijn door de Dierenambulance Baarn inclusief het kippenvoer opgehaald (...).
Wat betreft de overige zaken-eigendommen:
Het is u meervoudig bekend dat u tot 13 september de tijd had al uw zaken aan de Meentweg te verwijderen.
Zolang er na 13 september 2005 op het terrein aan de [adres] te [E.] nog zaken liggen welke niet door u zijn weggehaald, wordt u per heden 14 september 2005, een bedrag van 500 euro per maand in rekening gebracht, wegens het onrechtmatige gebruik van het terrein door u als opslag. (...)
Het terrein wordt voor uw rekening en nu op tijdstippen dat het de Familie [K.] schikt, (er zullen geen vrije middagen/dagen meer worden opgenomen) professioneel geruimd/schoongemaakt. (...)
Vertrouwende u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd
Tekent
p/o [geïntimeerde]"
f. Een factuur van 19 september 2005 van loon- en aannemingsbedrijf Firma [G.] en Zn. te [B.] is gericht aan [geïntimeerde] en bevat de omschrijving:
"14-09-05 Start opruimwerkzaamheden [adres] [E.]"
g. Op 21 september 2006 heeft [geïntimeerde] ten overstaan van de politie onder meer verklaard:
"Op 14 september 2005 kwam ik met mijn broer [J.] op dit terrein om de boel op te ruimen. Dit samen met een loonbedrijf (...). Dit bedrijf is door de familie ingehuurd om de boel met een trekbak op te ruimen. (...) Achter de schuren lag een grote tank (...). Tijdens het verslepen van deze tank door de trekbak schoot deze los en kwam de trekbak met groot geweld tegen een van de schuurtjes aan. De schuren waren al niet erg stevig en schoven in elkaar. Hierdoor braken de platen asbest en bleven gedeeltelijk hangen. Een gedeelte van het asbest dak is in elkaar gestort en op de bodem terechtgekomen."
h. Op 2 november 2006 hebben politieambtenaren aan [geïntimeerde] geschreven:
"Naar aanleiding van een door ons gehouden onderzoek met betrekking tot gebroken asbestdaken op perceel [adres] te [E.], delen wij u, na overleg met justitie, mede dat er door de Politie Milieu Dienst geen proces-verbaal zal worden opgemaakt. Ons is namelijk gebleken dat de asbestdaken van de aldaar aanwezige schuren, tijdens de opruimwerkzaamheden in uw opdracht per ongeluk zijn beschadigd doordat er een voormalige olietank, die u wilde laten verwijderen, losschoot van de gebruikte kraan. Derhalve is sprake van een calamiteit en niet van een strafbaar feit."
i. Een geschrift van 3 november 2005 vermeldt:
"Bij deze verklaart de hr [K.] wonende [adres] te [E.] de stallen, achterterrein en loodsen verhuurt te hebben sinds 1986 aan de hr [appellant] te [H]. De huur bestaat uit goederen in natura zoals brood melk eieren, tevens zijn er voor de hr [K.] geen kosten verbonden voor de onderhoud van de stallen en wordt de heg 2x per jaar geknipt plus verdere dingen die er op pad komen.
Verder verklaart de hr [K.] dat de hr [appellant] elke week 4 dozen sigaren haalt in [woonplaats] en dit voorschiet tot f 300 of 150 euro en hem daarna een check uitschreef en terugbetaalde, dit doet hij al jarenlang voor mij. De hr [appellant] hoeft van mij niet weg met zijn koeien. Ondergetekend (handtekening).
Getekend in bijzijn van [G.] (handtekening)."
j. Op 5 november 2005 zijn goederen van het perceel van [R.] afgevoerd, waaronder balen hooi. De politie heeft zich in verband met de ontruiming desgevraagd begeven naar het perceel van [R.]. In het proces-verbaal van politie van 6 november 2005 dienaangaande is het volgende vermeld:
"Op 5 november 2005 (...) kamen wij ter plaatse en werden wij aangesproken door een man. Deze man deelde mede de heer [appellant] te zijn (...). Hij verklaarde in het kort dat hij de eigenaar was van het hooi dat met een oplegger op de openbare weg voor perceel [nummer]stond. (...) Hij verklaarde dat hij een stal huurde achter perceel [adres] te [E.] van de heer [K.] en dat de familie van de heer [K.] zijn hooi nu aan het weghalen was. Hij had een mondelinge overeenkomst (...).
Verbalisanten zijn vervolgens naar perceel [nummer] gegaan en aldaar in de tuin achter het perceel bevonden zich de volgende personen:
- [J] (...). Broer van de eigenaar van het perceel [nummer] te [E.].
- [geïntimeerde] (...). Zus van de eigenaar van perceel [nummer] te [E.].
(...)
Aldaar verklaarde de broer, [J.] dat hij het beheer over het perceel en de grond heeft in opdracht van zijn broer eigenaar van het perceel de heer [K.]...). De broer zou een machtiging hebben van de eigenaar dat hij beheer heeft over de grond en de goederen die zich daarop bevonden (...)."
2.3 In dit geding heeft [appellant], zakelijk weergegeven, veroordeling van [geïntimeerde] gevorderd tot betaling van
€ 7.825,00, met rente en kosten. Hieraan heeft [appellant] in eerste aanleg (in ieder geval) ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld, waardoor deze schade heeft geleden, te begroten op het gevorderde bedrag.
2.4 De rechtbank heeft de vordering afgewezen. Zij heeft daartoe overwogen dat [appellant] tegenover de betwisting door [geïntimeerde] onvoldoende heeft gesteld dat [geïntimeerde] de opdracht heeft gegeven tot de ontruiming op 5 november 2005. Voorts heeft zij overwogen dat het enkele feit dat [geïntimeerde] niet heeft ingegrepen bij die ontruiming, niet betekent dat zij jegens [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld en dat geen bijkomende omstandigheden zijn gesteld of gebleken die deze gedraging wel onrechtmatig zouden maken.
De beide grieven richten zich onder meer tegen deze overwegingen.
2.5 Aan zijn vordering heeft [appellant] in hoger beroep, deels in aanvulling op hetgeen hij in eerste aanleg had gesteld, zakelijk weergegeven, de volgende stellingen ten grondslag gelegd. [geïntimeerde] heeft nimmer aan [appellant] kenbaar gemaakt dat hij rekening diende te houden met een mogelijke ontruiming. Zij heeft op 14 september 2005 opdracht gegeven tot het starten van opruimwerkzaamheden op het perceel van [R.]. Zij heeft zelfstandig besloten om stallen neer te laten halen die op het terrein van [R.] aanwezig waren. Deze stallen waren in gebruik bij [appellant] en er lag gereedschap van [appellant] in. Zij heeft zonder verder overleg opdracht gegeven om het hooi af te voeren dat op 5 november 2005 is afgevoerd. Ook andere goederen van [appellant] zijn door [geïntimeerde] of in haar opdracht van het terrein van [R.] verwijderd. Voorts heeft zij hekken geplaatst waardoor [appellant] geen toegang meer heeft tot het terrein.
[geïntimeerde] heeft dit alles gedaan in de wetenschap dat het hooi, het gereedschap en de andere goederen eigendom van [appellant] waren en dat die goederen op grond van een tussen [appellant] en [R.] gesloten mondelinge gebruiks- of huurovereenkomst op het terrein aanwezig mochten zijn. Daarnaast was [appellant] op
6 mei 2005 met onder meer [geïntimeerde] overeengekomen dat hij het terrein in de winter zou blijven gebruiken als stallingsruimte voor zijn koeien. Ook op grond daarvan mochten het hooi, het gereedschap en de andere goederen van [appellant] op het terrein aanwezig zijn.
Indien [geïntimeerde] voornoemde gedragingen niet zelf heeft verricht, heeft zij ze wel geëntameerd of gefaciliteerd, onder meer door op 5 november 2005 de politie verkeerd voor te lichten. Zij heeft in elk geval nagelaten in te grijpen.
Aldus heeft [geïntimeerde] onrechtmatig gehandeld jegens [appellant] en is zij tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van
6 mei 2005, aldus [appellant].
2.6 [geïntimeerde] heeft betwist dat er tussen [appellant] en [R.] afspraken bestonden van dien aard dat sprake was van een rechtens afdwingende overeenkomst. Dit verweer faalt. Onvoldoende gemotiveerd is betwist dat [R.] jarenlang heeft toegestaan dat [appellant] gebruik maakte van zijn terrein, onder meer door er koeien te stallen en dat [appellant] daartegenover onder meer levensmiddelen leverde en onderhoud pleegde. Hiermee is sprake van (duur)overeenkomst, mogelijk zelfs van een huurovereenkomst in de zin van
art. 7:201 lid 1 BW. Waarom de hieruit voortvloeiende verbintenissen van [R.] jegens [appellant] rechtens niet afdwingbaar zouden zijn, valt niet in te zien.
2.7 [geïntimeerde] heeft zich erop beroepen dat [appellant] blijkens het geschrift van 6 mei 2005 akkoord is gegaan met de ontruiming van het terrein. [appellant] heeft hiertegenover gesteld dat hij weliswaar ermee akkoord is gegaan dat hij opruimwerkzaamheden zou verrichten, maar dat blijkens dat geschrift juist is overeengekomen dat hij zijn koeien in de winter op het terrein zou mogen blijven stallen.
Uit het geschrift van 6 mei 2005 kan niet met voldoende zekerheid worden afgeleid dat [appellant] er toen mee is akkoord gegaan dat hij, in afwijking van de eerdere afspraken met [R.], niet meer zijn koeien in de winter op het terrein zou mogen stallen en niet meer materialen op het terrein aanwezig zou mogen hebben die redelijkerwijs nodig zijn voor het stallen van koeien in de winter (zoals met name: hooi). Voorzover [geïntimeerde] heeft willen stellen dat [appellant] daarmee akkoord is gegaan, wordt die stelling gepasseerd.
2.8 [geïntimeerde] heeft zich beroepen op het geschrift van
8 mei 2005. [appellant] heeft gesteld dit geschrift voor het eerst te hebben gezien nadat deze in de procedure was gebracht. Hierop heeft [geïntimeerde] niet gereageerd. Gelet hierop heeft [geïntimeerde] onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat het geschrift [appellant] in september-november 2005 had bereikt en dat hij daarom op grond van de inhoud ervan niet meer zijn koeien in de winter op het terrein mocht stallen en niet meer materialen op het terrein aanwezig mocht hebben die in dat verband redelijkerwijs nodig zijn, nog afgezien van de vraag of [R.] de overeenkomst met onmiddellijk ingang mocht opzeggen.
2.9 [geïntimeerde] heeft zich erop beroepen dat zij niet wist dat er tussen [appellant] en [R.] afspraken bestonden op grond waarvan [appellant] in de winter koeien mocht stallen op het terrein van [R.] en er materialen aanwezig mocht hebben die in dat verband redelijkerwijs nodig zijn. Deze betwisting heeft [geïntimeerde], gelet op de inhoud van het geschrift van 6 mei 2005 en de brief van 14 september 2005 onvoldoende gemotiveerd tegenover de gemotiveerde stelling van [appellant]. Aangenomen wordt daarom dat zij dat wel wist.
2.10 De enkele omstandigheid dat [R.] werd opgenomen in een psychiatrische instelling, bracht niet zonder meer een bevoegdheid van familieleden van [R.] mee om - al dan niet ter behartiging van de belangen van [R.] - de overeenkomst met [appellant] te doen eindigen. Evenmin bracht die enkele omstandigheid een bevoegdheid mee om eigendommen van [appellant] van het terrein van [R.] te (doen) verwijderen.
2.11 Aangenomen moet worden dat [geïntimeerde] zo nauw betrokken is geweest bij de verwijdering van eigendommen van [appellant] van het terrein van [R.], dat deze verwijdering haar kan worden toegerekend als een eigen gedraging. Hierbij is van belang dat zij de verklaring van 6 mei 2005 mede heeft ondertekend, dat zij niet heeft betwist de brief van 14 september 2005 te hebben geschreven en dat uit de producties moet worden opgemaakt dat zij op 13 en 14 september 2005 en 3 november 2005 aanwezig is geweest op het terrein van [R.] om daar opruimwerkzaamheden te (doen) verrichten. In dit kader is niet van belang welke afspraken binnen de familie [K.] bestonden over wie van hen voor [R.] het beheer voerde(n) en/of wie van hen zich zou(den) bezighouden met het terrein van [R.].
2.12 Voornoemde gedraging van [geïntimeerde] trof [appellant] zozeer in zijn voor [geïntimeerde] kenbare belangen dat de gedraging als onzorgvuldig en onrechtmatig jegens hem moet worden beschouwd. Voorzover de grieven hierop zijn gericht, slagen zij. Voor het overige behoeven zij geen bespreking.
2.13 Aangenomen moet worden dat [geïntimeerde] met voornoemde gedraging ook heeft bewerkstelligd dat [appellant] redelijkerwijs zijn koeien niet langer in de winter kon stallen op het terrein van [R.]. Hierdoor heeft [appellant] stallingskosten gemaakt. De hoogte hiervan, € 625,00, is niet betwist.
2.14 De stelling dat de op 5 november 2005 verwijderde hooi van [appellant] was, is onvoldoende gemotiveerd betwist, gelet op schriftelijke verklaring van [P.] Loonbedrijf [P.]te [E.] en de omstandigheid dat [appellant] het perceel onder meer gebruikte voor het stallen van koeien. Door de onrechtmatige handelwijze van [geïntimeerde] is het hooi verloren gegaan en heeft [appellant] ander hooi moeten kopen. [appellant] heeft een rekening overgelegd van 30 balen hooi à € 150,- per baal. In het proces-verbaal van de politie is vermeld dat een oplegger was volgeladen met hooi. Hiertegenover is de schadepost van € 4.500,- niet voldoende gemotiveerd betwist. Deze post is toewijsbaar. De hoogte van de facturen van Loonbedrijf Post is in dit kader niet van belang.
2.15 [geïntimeerde] heeft betwist dat zich in de op
14 september 2005 ingestorte schuur gereedschap van [appellant] bevond. [appellant] heeft niet voldoende concreet aangeboden die stelling te bewijzen. Voorts heeft [appellant] onvoldoende concreet gesteld wanneer en hoe dit gereedschap en de overige goederen, waaronder het hout voor de open haard en de steiger voor [appellant], verloren zijn gegaan en in hoeverre dat aan gedragingen van [geïntimeerde] is te wijten. De hierop betrekking hebbende schadeposten worden daarom afgewezen.
2.16 De ingangsdatum van de wettelijke rente zal niet worden bepaald op 5 november 2005, omdat toen de betalingen waarop de schadevergoeding ziet, nog niet waren verricht. De ingangsdatum zal worden bepaald op 28 mei 2009, zoals subsidiair is gevorderd.
2.17 Het bestreden vonnis moet worden vernietigd. [geïntimeerde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.
vernietigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] het bedrag te voldoen van
€ 5.125,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
28 mei 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg en begroot die kosten, voor zover aan de zijde van [appellant] gevallen, op € 398,98 aan verschotten en € 768,00 aan salaris van de advocaat, op de voet van art. 243 (oud) Rv te betalen aan de griffier van de rechtbank;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de zijde van [appellant] gevallen, op € 507,93 aan verschotten en
€ 632,00 aan salaris van de advocaat, op de voet van
art. 243 (oud) jo. 353 Rv te betalen aan de griffier van het hof;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J. Noordhuizen,
C.C. Meijer en G.C.C. Lewin en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 12 april 2011.