GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 15 februari 2011 in de zaak met zaaknummer 200.073.491/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANTE,
advocaat: mr. S.S. van Gijn te Amsterdam,
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.E. Goudriaan te Almere.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2. De vrouw is op 14 september 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 16 juni 2010 van de rechtbank Alkmaar, met kenmerk 118253 / FA RK 10-243.
1.3. De man heeft op 18 oktober 2010 een verweerschrift ingediend.
1.4. De zaak is op 6 januari 2011 ter terechtzitting behandeld.
1.5. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
1.6. De hierna te noemen minderjarige [kind A] is, voorafgaand aan de zitting, afzonderlijk door de voorzitter gehoord.
1.7. De advocaat-generaal van het ressort Amsterdam is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.1. Partijen zijn [in] 1985 gehuwd. Hun huwelijk is op 17 oktober 1996 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 3 oktober 1996 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk zijn geboren […] (hierna: [kind A]) op [in] 1996 en […] [in] 1993 (hierna tezamen: de kinderen). Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen. De kinderen verblijven bij de vrouw.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming teneinde een verzoek tot geslachtsnaamwijziging van [kind A] te kunnen indienen, dan wel de man te bevelen zijn medewerking te verlenen aan indiening van een verzoek tot geslachtsnaamwijziging van [kind A] bij het Ministerie van Justitie, afgewezen.
3.2. De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking – naar het hof begrijpt – haar inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.
3.3. De man verzoekt het door de vrouw in hoger beroep verzochte af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van de procedure.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Aan de orde is de vraag of het inleidend verzoek van de vrouw al dan niet toewijsbaar is.
4.2. Volgens de vrouw dient het verzoek in het belang van [kind A] te worden toegewezen. De verzochte geslachtsnaamswijziging is de uitdrukkelijke wens van [kind A] zelf die weet wat ze wil. [kind A] identificeert zich met de naam [achternaam vrouw] en zij heeft deze naam van jongs af aan gevoerd, aldus de vrouw.
4.3. De man heeft de stellingen van de vrouw gemotiveerd betwist. Door toedoen van de vrouw is [kind A] de achternaam [achternaam vrouw] gaan voeren in plaats van haar wettige achternaam [achternaam man]. Ook overigens kan [kind A], door de emotionele druk van de vrouw, thans niet worden geacht een weloverwogen beslissing te nemen over haar achternaam en de gevolgen daarvan te overzien, aldus de man.
4.4. Het hof overweegt als volgt. Nu partijen gezamenlijk zijn belast met het gezag over [kind A], is in het onderhavige geval sprake van een geschil omtrent de gezamenlijke gezagsuitoefening zoals bedoeld in artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW). Ingevolge het bepaalde in lid 1 van dit artikel dient de rechter een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Naar het oordeel van het hof moet daarbij het bepaalde in artikel 3 van het Besluit geslachtsnaamswijziging en hetgeen daaromtrent in de nota van toelichting bij het Besluit is vermeld, mede in aanmerking worden genomen. Dat Besluit is gebaseerd op artikel 1:7 BW waarin is bepaald dat de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijk vertegenwoordiger, door de Koning kan worden gewijzigd. In artikel 3 lid 4 sub c van het Besluit is bepaald dat het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaar of ouder wordt afgewezen, indien een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamwijziging, tenzij deze minderjarige bij zijn instemming blijft. Blijkens de nota van toelichting bij het Besluit wordt het verantwoord geacht om, indien een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamwijziging van kinderen van twaalf jaren of ouder, deze met hun instemming wel toe te staan.
4.5. Vast staat dat het huwelijk van partijen is ontbonden toen [kind A] acht maanden oud was en dat partijen al eerder uiteen zijn gegaan. [kind A] heeft altijd bij haar moeder gewoond. Van jongs af aan is zij, ondanks haar officiële geslachtsnaam [achternaam man] en haar inschrijving onder die naam in de gemeentelijke basisadministratie, in de praktijk altijd [achternaam vrouw] genoemd. Tijdens het verhoor heeft zij verklaard dat zij die achternaam zelf ook altijd (heeft) gebruikt en zichzelf nooit [achternaam man] noemt. Vast staat voorts dat [kind A] tot haar tiende levensjaar feitelijk (zeer) beperkt contact met de man heeft gehad en sindsdien niet meer. Zij heeft tijdens het verhoor verklaard daaraan geen behoefte te hebben.
[kind A] heeft tijdens het verhoor gemotiveerd en onderbouwd te kennen gegeven de verzochte geslachtnaamswijziging te wensen en daarin te volharden, onder meer met het oog op de vermelding van haar geslachtsnaam op het door haar te behalen schooldiploma en in de berichtgeving over de paardensport die zij internationaal op hoog (wedstrijd)niveau gaat beoefenen.
Op grond van het wettelijk kader dat hiervoor onder 4.4 is vermeld, dient naar het oordeel van het hof uitgangspunt te zijn dat [kind A], die thans vijftien jaar oud is, in staat is tot een redelijke waardering van haar belangen. Uit het verhoor van [kind A] noch uit de stukken en/of het verhandelde ter zitting zijn (voldoende) feiten of omstandigheden gebleken die nopen tot afwijking van dat uitgangspunt. De door de man gestelde gang van zaken met betrekking tot de omgang sinds het uiteengaan van partijen, waaronder de gerechtelijke procedures die tussen partijen zijn gevoerd, de door partijen gesloten maar niet uitgevoerde vaststellingsovereenkomst, de rol die de vrouw daarin volgens hem heeft gespeeld en de invloed die dat op [kind A] en zijn band met haar heeft gehad, zijn niet als zodanige feiten of omstandigheden aan te merken, wat daar verder ook van zij.
4.6. Gelet op de inhoud van het verhoor van [kind A] en de overige feiten en omstandigheden die hiervoor zijn weergegeven, is het hof van oordeel dat de verzochte geslachtsnaamswijziging in het belang van [kind A] wenselijk is. Het argument van de man dat [kind A] door toedoen van de vrouw en zonder zijn medeweten de naam [achternaam vrouw] in plaats van haar wettige naam [achternaam man] is gaan voeren, acht het hof bij de beoordeling van het onderhavige verzoek niet doorslaggevend. Ook hetgeen de man voor het overige heeft aangevoerd brengt, hoezeer begrijpelijk ook vanuit zijn perspectief en zijn belang bezien, in de beoordeling van het hof geen verandering. Het verzoek van de vrouw is derhalve toewijsbaar als na te melden. Gezien het verweer van de man ziet het hof geen aanleiding om de man het door de vrouw alternatief verzochte bevel te geven.
4.7. Gelet op de aard en de uitkomst van de procedure, is er geen aanleiding de vrouw te veroordelen in de proceskosten, zoals door de man is verzocht. Deze kosten dienen op de gebruikelijke wijze te worden gecompenseerd.
4.8. Dit leidt tot de volgende beslissing.
vernietigt de beschikking waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
verleent aan de vrouw vervangende toestemming tot indiening van een verzoekschrift bij het Ministerie van Justitie tot wijziging van de geslachtsnaam van [kind A], geboren [in] 1996 te Alkmaar, in [achternaam vrouw];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.G. Kemmers, A. van Haeringen en P.J.W.M. Sliepenbeek in tegenwoordigheid van mr. J.J. Runderkamp als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2011.