ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ0683

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-003173-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen van ontijdige vernietiging van getapte geheimhoudersgesprekken en bedreiging met geweld bij afpersing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing, bedreiging met geweld en mishandeling. De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie beoordeeld in het licht van de niet-tijdige vernietiging van geheimhoudergesprekken. Het hof oordeelt dat, hoewel er sprake is van een verzuim, dit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, maar dat het verzuim wel kan leiden tot strafvermindering. De verdachte is beschuldigd van het dwingen van slachtoffers tot het aangaan van schulden door middel van geweld en bedreiging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het bedreigen van slachtoffers en het afpersen van geldbedragen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft deze vrijspraak bevestigd. De uiteindelijke straf is vastgesteld op vier jaar en zes maanden gevangenisstraf, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het omgaan met geheimhoudergesprekken en de gevolgen van verzuimen in het strafproces.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-003173-08
Uitspraak d.d.: 8 april 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 14 juli 2008 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-600414-07 en 16-715099-06, tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1960],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [penitentaire inrichting].
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 5 januari 2009, 2 april 2009, 23 juni 2009, 19 augustus 2009, 3 november 2009,
12 januari 2010, 14 januari 2010, 9 april 2010, 10 juni 2010, 15 juni 2010, 30 november 2010, 22 maart 2011 en 25 maart 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Moszkowicz, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het beroep van verdachte
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 1 van de zaak met het parketnummer 16/71509-06 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.
Omvang van het hoger beroep
De officier van justitie heeft blijkens de appelakte geen rechtsmiddel willen instellen tegen de vrijspraken van het onder 1 en 2 van de zaak met parketnummer 16/71509-06 tenlastegelegde. De verdachte is integraal vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. De omvang van het beroep kan niet worden beperkt tot de vrijspraken van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde, nu verdachte is veroordeeld ter zake van het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde. De omvang van het beroep is daarom beperkt tot dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij verdachte werd veroordeeld ter zake van het onder 2, 3, 4, 5, 6 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 16/715099-06, en het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde in zaak met parketnummer 16/600414-07.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep aan de orde, ten laste gelegd dat:
parketnummer 16/600414-07
1.
Primair
hij op of omstreeks 07 april 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het aangaan van een schuld voor een bedrag van 500 euro, althans voor enig bedrag, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer 1] om de borst heeft/hebben vastgepakt en/of
- (met kracht) een (brood)mes op de hand en/of pols van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt;
Subsidiair
hij op of omstreeks 07 april 2007 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) (met kracht) met een (brood)mes op de hand en/of pols heeft gedrukt en/of die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 09 april 2007 tot en met 10 april 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van 20 euro) en/of een halsketting en/of (een) autosleutel(s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
- met een bierflesje, althans met enig voorwerp, in de nek heeft/hebben geslagen en/of
- in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- (met geschoeide voet) (met kracht) tegen het lichaam heeft/hebben geschopt;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 09 april 2007 tot en met 10 april 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid geld (20 euro) en/of een halsketting en/of (een) autosleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,
- met een bierflesje, althans met enig voorwerp, in de nek heeft/hebben geslagen en/of
- in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- (met geschoeide voet) (met kracht) tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of
- een halsketting van de nek heeft/hebben getrokken;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 09 april 2007 tot en met 10 april 2007 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) meermalen, althans eenmaal,
- met een bierflesje, althans met enig voorwerp, in de nek, althans tegen het hoofd, heeft/hebben geslagen en/of
- in het gezicht, althans het lichaam, heeft/hebben geslagen en/of
- (met geschoeide voet) (met kracht) tegen het lichaam heeft/hebben geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 09 april 2007 tot en met 10 april 2007 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het uittrekken van de kleding van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) naakt door de kamer kruipen van die [slachtoffer 1] en/of (vervolgens) het aftrekken, althans het betasten, van [slachtoffer 1]' eigen penis
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit meermalen, althans eenmaal,
- met een bierflesje, althans met enig voorwerp, in de nek, althans het hoofd, slaan en/of
- in het gezicht, althans het lichaam, slaan en/of
- (met geschoeide voet) (met kracht) tegen het lichaam schoppen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 09 april 2007 tot en met 10 april 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een televisie en/of een klok en/of een gasfornuis en/of een vaatwasser en/of serviesgoed en/of de deur(en) van een kast en/of de deur(en) van keukenkast(en) en/of een magnetron, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk voornoemd(e) televisie en/of klok en/of magnetron en/of servies op de grond te gooien en/of tegen voornoemd(e) gasfornuis en/of vaatwasser te schoppen en/of aan de deur(en) van de kast en/of keukenkast(en) te trekken;
5.
hij in of omstreeks de periode van 09 april 2007 tot en met 10 april 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (240 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
6.
hij op of omstreeks 02 april 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je hier weer komt, trap ik je in elkaar" en/of "Als je de volgende week weer hier bent, breekt de pleuris uit", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
7.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 april 2007 tot en met 10 april 2007 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Als [slachtoffer 2] er volgende week weer staat breekt de pleuris uit." en/of
- "Als ik jou was zou ik met [betrokkene 1] rond de tafel zitten, anders komen er Marokkanen in de zaak. Je bent de enige in dit straatje zonder portiers." en/of
- "Dat zou ik maar niet doen. Dan gaan wij een paar dagen brommen, maar jij ligt in het ziekenhuis. De ambulance is eerder ter plaatse dan de politie." en/of
- "Als je aangifte doet, maak ik je af."
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 16/715099-06:
2.
Primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2004 tot en met 21 december 2004 te Amersfoort, althans in Nederland, en/of in Costa Rica met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het aangaan van een schuld voor een (groot) bedrag van drie miljoen dollar, althans enig geldbedrag, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte:
- tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat die [slachtoffer 5] toch een vrouw thuis had zitten en dat het vervelend was dat er tranen zouden vloeien; en/of
- die [slachtoffer 5] midden in de nacht thuis heeft bezocht; en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat er bloed zou gaan vloeien en veel tranen gelaten zouden worden;
Subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2004 tot en met 21 december 2004 te Amersfoort, althans in Nederland, en/of in Costa Rica ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] te dwingen tot het aangaan van een schuld voor een (groot) bedrag van drie miljoen dollar, althans enig geldbedrag,
heeft/hebbende verdachte die [slachtoffer 5] gedwongen een overeenkomst te tekenen waarbij die [slachtoffer 5] bovengenoemde schuld ten aanzien van (het bedrijf van) verdachte is aangegaan en/of welke overeenkomst verdachte en/of die [slachtoffer 5] heeft/hebben voorgelegd ter legalisering bij een notaris,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte:
- tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat die [slachtoffer 5] toch een vrouw thuis had zitten en dat het vervelend was dat er tranen zouden vloeien; en/of
- die [slachtoffer 5] midden in de nacht thuis heeft bezocht; en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd dat er bloed zou gaan vloeien en veel tranen gelaten zouden worden;
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Meer subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2004 tot en met 30 april 2005 te Amersfoort, althans in Nederland, en/of in [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat die [slachtoffer 5] toch een vrouw thuis had zitten en/of dat het vervelend was dat er tranen zouden vloeien; en/of
- die [slachtoffer 5] (meermalen) (ook midden in de nacht) thuis bezocht; en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd dat er bloed zou gaan vloeien en veel tranen gelaten zouden worden; en/of
- die [slachtoffer 5] bij de keel gepakt (waardoor die [slachtoffer 5] geen lucht meer kreeg); en/of
- tegen die [slachtoffer 5] gezegd de woorden: "ik schiet je af samen met die Russische hoer van je", en/of "ik ga je neuken" en/of "ik neuk je vrouw" en/of "ik pak je kind", althans (telkens) woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking; en/of
- die [slachtoffer 5] een vuurwapen getoond;
en/of
hij op of omstreeks 21 december 2004 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 5] bij de keel heeft gepakt (waardoor die [slachtoffer 5] geen lucht meer kreeg) en/of (vervolgens) die [slachtoffer 5] één of meerdere vuistslag(en), althans klap(pen), tegen het hoofd heeft gegeven, waardoor voornoemde [slachtoffer 5] letsel heeft bekomen en /of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2003 tot en met 1 april 2007 te Bussum en/of Amersfoort, althans in het/de arrondissement(en) Utrecht en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen:
tot de afgifte van (grote) geldbedrag(en) (van in totaal 300.000 euro), althans tot het aangaan van een schuld voor een bedrag van 200.000 euro, althans enig (groot) geldbedrag,
en/of
tot de afgifte van tuinmateria(a)l(en), in elk geval enig goed,
en/of
tot het aangaan van een schuld ter betaling van zonwering,
geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- zijn hand (dreigend en/of dwingend) op de schouder van die [slachtoffer 6] heeft gelegd en/of tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd dat hij, verdachte, met die [slachtoffer 6] wilde praten; en/of
- aan die [slachtoffer 6] heeft verteld dat hij, verdachte, een vordering van een derde op die [slachtoffer 6] van die derde had overgenomen; en/of
- aan die [slachtoffer 6] heeft verteld, wat hij, verdachte, over die [slachtoffer 6] wist (te weten - onder meer - dat de kinderen van die [slachtoffer 6] elke dag met een busje naar school werden gebracht); en/of
- aan die [slachtoffer 6] heeft verteld/uitgelegd wie hij, verdachte, is en/of dat hij nog eten voor Holleeder of Bruinsma heeft gekookt; en/of
- aan die [slachtoffer 6] heeft verteld dat hij, verdachte, altijd geld los krijgt van mensen en/of dat met hem, verdachte, niet te spotten valt; en/of
- drie tot vier, althans één of meerdere, ke(e)r(en) per week het bedrijf van die [slachtoffer 6] heeft bezocht en/of (urenlang) bleef wachten totdat hij, verdachte, die [slachtoffer 6] had gesproken; en/of
- voor de auto van die [slachtoffer 6] is gesprongen en/of die [slachtoffer 6] tot stoppen heeft gemaand; en/of
- (op een avond) een harde klap op de voorruit van de auto van die [slachtoffer 6] heeft gegeven, terwijl die [slachtoffer 6] en zijn gezin in die auto zat(en); en/of
- die [slachtoffer 6] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "Voel je je nu bedreigd? Ik bedreig je toch niet? Want dan ga ik je nu een ding leren. Als je je bedreigd voelt, dan bel je 112", althans soortgelijke woorden, terwijl hij, verdachte, zijn gezicht dichtbij het gezicht van die [slachtoffer 6] bracht; en/of
- aan die [slachtoffer 6] heeft medegedeeld dat als die [slachtoffer 6] niet deed wat hij, verdachte, zei, die [slachtoffer 6] daar wel achter kwam; en/of
- die [slachtoffer 6] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd dat hij, verdachte, "in het verleden wel eens iemand had geterroriseerd tot aan zijn dood" en/of "dat iedereen op de snelweg wel eens wat kan overkomen in de auto", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
4.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met 30 september 2004 te Amersfoort en/of Ridderkerk, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot de afgifte van een (groot) geldbedrag van (in totaal) 250.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- telefonisch contact heeft opgenomen met die [slachtoffer 7] en aan die [slachtoffer 7] heeft medegedeeld dat hij een vordering van een derde op die [slachtoffer 7] van die derde heeft overgenomen en/of
- aan die [slachtoffer 7] heeft medegedeeld dat hij pas uit de gevangenis was gekomen en/of
- aan die [slachtoffer 7] heeft medegedeeld dat als die [slachtoffer 7] niet zou betalen, hij vreselijke dingen zou moeten ondergaan en/of
- die [slachtoffer 7] meerdere keren heeft gebeld en/of
- aan die [slachtoffer 7] heeft medegedeeld dat zijn, verdachtes, secondanten 's nachts bij de woning van die [slachtoffer 7] waren geweest en dat die [slachtoffer 7] een mooie woning had, waarbij hij, verdachte, precies vertelde hoe de woning van die [slachtoffer 7] er uit zag en/of
- die [slachtoffer 7] (dreigend) heeft toegevoegd dat hij, verdachte, wel wist waar hij zijn geld moest halen en anders zou hij de vrouw en kinderen van die [slachtoffer 7] wel molesteren en/of
- die [slachtoffer 7] (dreigend) heeft toegevoegd dat er wat zou gebeuren als die [slachtoffer 7] niet zou betalen, waarbij hij, verdachte, (met kracht) met zijn vuist op tafel sloeg en/of
- die [slachtoffer 7] (dreigend) heeft toegevoegd dat als die [slachtoffer 7] niet meteen zou betalen en niet meer zou betalen, hij, verdachte, naar de woning van die [slachtoffer 7] zou gaan, waarbij hij, verdachte, (met kracht) met zijn vuist op tafel sloeg en/of
- die [slachtoffer 7] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik denk dat u niet weet wie ik ben. Maar dat kan ik u wel even laten weten. Mijn soldaten zijn op dit moment in Kalmthout en brengen zo even een bezoek aan jouw familie." en/of "Hé klootzak, ik ga je neuken als je nu niet betaalt. Neuken zal ik je, lul." en/of "En nu wil ik mijn poen. Anders ga ik je neuken en je wijf ook, begrijp je." en/of "Ja, maar vertel niet dat ik hier ben want anders lopen mijn soldaten nog even bij jouw vrouw langs." en/of "Als ik het morgen niet heb ga ik je zo hard neuken en zal je geen dag meer rustig slapen", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
5.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2005 tot en met 31 juli 2005 te Oisterwijk en/of Veenendaal en/of Bilthoven en/of Breda en/of Amersfoort, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) (groot) geldbedrag(en) van (in totaal) 90.000 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- op een avond - terwijl het donker was - die [slachtoffer 8] in zijn woning heeft bezocht, waarbij hij, verdachte, een lange lederen jas en/of een zonnebril droeg en/of
- aan die [slachtoffer 8] heeft medegedeeld dat hij, verdachte, een vordering van een derde op die [slachtoffer 8] van die derde heeft overgenomen en/of
- aan die [slachtoffer 8] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "sorry dat ik mijn zonnebril op houd, maar ik heb een splinter van een kogel in mijn oog", althans soortgelijke woorden, en/of
- tegen die [slachtoffer 8] (dreigend) heeft gezegd dat ze de politie niet moesten bellen, want dat zou het alleen maar lastiger maken en/of
- tegen die [slachtoffer 8] heeft gezegd dat hij, verdachte, 10 jaar in de gevangenis heeft gezeten en/of
- die [slachtoffer 8] meerdere malen op diverse tijdstippen, waaronder 's avonds (laat) en/of 's nachts, heeft gebeld;
6.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 augustus 2006 tot en met 4 december 2006 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [betrokkene 4] heeft gedwongen tot het aangaan van een schuld voor een bedrag van 12.500 euro, althans enig bedrag, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s)
- aan die [betrokkene 4] heeft/hebben medegedeeld: "ik krijg nog 12.500 van je, euro's" en/of
- aan die [betrokkene 4] heeft/hebben medegedeeld dat als hij mee zou gaan naar Hamburg, er wat van dat geldbedrag af zou gaan en/of (vervolgens)
- die [betrokkene 4] meerdere keren heeft/hebben bezocht in zijn woning en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn/hun broeksband heeft/hebben gedragen en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [betrokkene 4] heeft/hebben getoond en/of
- die [betrokkene 4] dreigend heeft/hebben toegevoegd dat hij anders wel een 7,65 op zijn kop zou krijgen en/of dat hij/zij een brandbom door het raam van de woning van die [betrokkene 4] zou(den) gooien en/of dat hij/zij die [betrokkene 4] altijd wel zou(den) weten te vinden en/of
- die [betrokkene 4] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik zou maar betalen, anders had je beter niet geboren kunnen worden." en/of "Je zal niet de eerste of de enige zijn die ik liquideer." en/of
- die [betrokkene 4] en andere personen in de omgeving van [betrokkene 4] veelvuldig, althans meermalen, heeft/hebben benaderd/bezocht en/of heeft/hebben gesproken over genoemd geldbedrag dat door die [betrokkene 4] aan verdachte zou moeten worden betaald;
Het hof nummert het onder 2, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer
16-715099-06 als 9, 10, 11, 12 en 13.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Verzoeken van de verdediging
Voorafgaand aan de terechtzitting en herhaald ter terechtzitting heeft de raadsman verzocht getuigen te horen, te weten de officier van justitie mr M.A.J.M.Vuylsteke en de rechercheur die de leiding over het onderzoek heeft gehad en de tactische beslissingen heeft genomen.
Het hof acht daartoe de noodzaak niet aanwezig, gelet op de reeds in het dossier beschikbare informatie, waaronder het proces-verbaal van mr M.A.J.M.Vuylsteke en de processen-verbaal van de teamleider in het Hyacintonderzoek [verbalisant 1]. Beiden hebben hierin vastgelegd dat er niet aan de hand van geheimhoudergesprekken is gestuurd. Het hof heeft in het dossier geen aanwijzingen gevonden dat in afwijking van deze uitlatingen, er wel informatie uit geheimhoudergesprekken zou zijn gebruikt ter sturing. De verdediging heeft zich ook niet op het bestaan van dergelijke aanwijzingen beroepen. De enkel niet nader onderbouwde suggestie van de raadsman dat die mogelijkheid zou kunnen bestaan, is daartoe niet toereikend. Het verzoek wordt afgewezen.
De raadsman heeft voorts verzocht de authenticiteit van dossierstukken door een onafhankelijke onderzoeker te laten beoordelen, te weten:
1. een overeenkomst van geldlening en een akte van cessie betreffende een vordering van [betrokkene 2] op [slachtoffer 6] en de overdracht van die vordering aan verdachte.
2. een overeenkomst van geldlening en een akte van cessie betreffende een vordering van [betrokkene 2] op [slachtoffer 8].
Het belang van het vast stellen van de authenticiteit van deze stukken is er volgens de raadsman in gelegen dat aan de belastende verklaringen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] de geloofwaardigheid komt te ontvallen, wanneer uit het gevraagde onderzoek zou blijken dat – anders dan deze getuigen hebben beweerd – de betreffende dossierstukken authentiek en onvervalst zijn en de daarin bedoelde vorderingen om die reden wel degelijk bestonden.
Het hof acht het niet noodzakelijk de authenticiteit van voormelde stukken te laten onderzoeken.
Uit de verklaringen komt naar voren dat [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] niet zozeer de authenticiteit van de stukken betwisten, maar in het bijzonder de onderliggende vorderingen. Een onderzoek naar de authenticiteit van de stukken zou dit niet anders zou maken en is om die reden niet relevant. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van het bewijs voor de tenlastegelegde afpersing acht het hof niet van belang of [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] de vorderingen al dan niet terecht hebben betwist. Ook al zou aan de vorderingen enig bestaansrecht niet kunnen worden ontzegd, dan kan toch door de wijze van inning zoals is tenlastegelegd sprake zijn van afpersing. Het verzoek wordt afgewezen.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Geheimhoudersgesprekken
Namens verdachte is betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens het niet tijdig vernietigen van geheimhoudergesprekken.
Het hof gaat bij de beoordeling van het verweer uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Het dossier in de onderhavige strafzaak wordt aangeduid als de Hyacintzaak. Daarnaast is sprake van de zogenaamde Trompetzaak, waarin ook enkele personen een rol spelen, die in de Hyacinthzaak voorkomen, onder wie verdachte. Uit het dossier en het proces-verbaal van [verbalisant 1], teamleider van het onderzoek Hyacint van 8 februari 2011 blijkt dat binnen het onderzoek Hyacint een aantal geselecteerde tapgesprekken uit het Trompetonderzoek is gebruikt. [verbalisant 1] verklaart in eerdergenoemd proces-verbaal dat dit geen geheimhoudergesprekken betreffen.
Op verzoek van de toenmalige raadsman heeft het hof bij tussenarrest van 2 september 2009 aan het onderhavige dossier de uitgewerkte telefoontaps in de zaak Trompet voor zover betrekking hebbend op gesprekken tussen verdachte en aangevers en gesprekken tussen verdachte en de bij de tenlastelegging 16/7150999-06 betrokken personen laten toevoegen.
De toenmalige raadsman heeft ter zitting van 19 augustus 2009 verzocht een aanvullend proces-verbaal te laten opmaken omtrent de vraag of er in de onderhavige zaak geheimhoudergesprekken zijn of kunnen zijn gebruikt voor de sturing van het onderzoek in de zaak en waarom deze niet tijdig zijn vernietigd. Voorts heeft hij toen verzocht om een scan in de Trompetzaak naar geheimhoudergesprekken.
Bij proces-verbaal van bevindingen van 4 januari 2010 heeft verbalisant [verbalisant 1], zijnde destijds teamleider, aangegeven hoe de opsporing en behandeling van geheimhoudergesprekken alsmede de vernietiging van deze gesprekken verliep binnen het onderzoek in de zaak Hyacint en aangegeven dat de communicatie met geheimhouders niet is gebruikt voor sturing.
In het proces-verbaal van [verbalisant 2] van 30 juni 2009 inzake geheimhoudergesprekken wordt gerelateerd dat de politie Utrecht op 22 september 2008 een onderzoek is gestart naar de aanwezigheid in haar registers van geheimhoudergesprekken, ook wel aangeduid als narooiactie danwel schoningsactie, waarbij werd gezocht op een groot aantal trefwoorden.
In het kader van deze schoningsactie is zoals blijkt uit het proces-verbaal van [verbalisant 3] van 6 januari 2010 onder meer onderzoek gedaan naar de telecommunicatie in de zaak Trompet. Hieruit zijn 61 gesprekken naar voren gekomen die mogelijk betrekking hadden op geheimhouders. Bij de stukken bevindt zich een bevel vernietiging van 1 december 2009 van de officier van justitie, alsmede een proces-verbaal van vernietiging van [verbalisant 5] van de politie Utrecht waaruit blijkt dat deze gesprekken op 20 januari 2010 zijn vernietigd.
Bij de schoningsactie in de zaak Hyacint zijn zoals blijkt uit het proces-verbaal van [verbalisant 4] politie Utrecht op 19 februari 2009, 5 gesprekken naar voren gekomen, waaraan geheimhouders deelnamen.
Voorts bevindt zich bij de stukken een bevel vernietiging van de officier van justitie van 23 februari 2009 en wordt in eerder genoemd proces-verbaal gerelateerd dat de gesprekken ter voldoening van het bevel van de officier van justitie op 25 februari 2009 zijn verwijderd en vernietigd.
Bij proces-verbaal van 8 februari 2011 heeft de officier van justitie mr M.A.J.M. Vuylsteke aangegeven dat hij in navolging van het proces-verbaal van 4 januari 2010 bevestigt dat de opgespoorde geheimhoudergesprekken niet zijn gebruikt voor sturing van het onderzoek.
In aanvulling hierop heeft [verbalisant 1], bij proces-verbaal van 8 februari 2011 aangegeven dat de geselecteerde gesprekken uit de Trompetzaak geen geheimhoudergesprekken betreffen. Voor wat betreft de zaak Hyacint heeft hij nader aangegeven welke 5 gesprekken bij de schoningsactie zijn aangetroffen en dat deze gesprekken, als zijnde niet relevante gesprekken niet aan het dossier waren toegevoegd en niet gebruikt zijn voor sturing in het onderzoek.
Op grond van het vorenstaande stelt het hof vast dat zowel in het Hyacintonderzoek als in het Trompetonderzoek in strijd met de wettelijke regelingen is gehandeld door geheimhoudergesprekken op te nemen en deze niet terstond te vernietigen. Op grond hiervan staat vast dat er sprake is geweest van vormverzuimen die niet meer kunnen worden hersteld. Het hof acht dat een zeer ernstig verzuim.
Voor wat betreft het Trompetonderzoek kan hierbij de kanttekening worden gemaakt dat slechts een (zeer) beperkt deel van de daarin getapte telefoongesprekken is gebezigd in het kader van de onderhavige zaak. Van dat beperkt aantal geselecteerde gesprekken is aangegeven dat dit geen geheimhoudergesprekken betreft. Pas lopende de procedure in hoger beroep is op verzoek van de verdediging een bredere selectie van tapgesprekken aan het dossier toegevoegd, maar daarvan is niet gebleken dat hierbij geheimhoudergesprekken zaten.
Anders dan door de verdediging is bepleit is het hof van oordeel dat het genoemde op zich ernstige verzuim in de onderhavige zaak niet hoeft te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging van verdachte.
Allereerst is van belang dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een verzuim waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte tekort is gedaan aan het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak. De hiervoor geschetste handelwijze van politie en openbaar ministerie kan naar het oordeel van het hof, ondanks de ernst van het geconstateerde verzuim, niet worden aangemerkt als een doelbewuste of grove veronachtzaming van verdachtes belangen. Er is geen reden om aan te nemen dat door of vanwege het openbaar ministerie is aangestuurd op het afluisteren van geheimhouders of dat doelbewust een situatie is geschapen waarin opsporingsambtenaren langer dan is toegestaan kennis konden nemen van de inhoud van communicatie met geheimhouders. De enkele omstandigheid dat de vernietiging soms geruime tijd in beslag heeft genomen maakt dit niet anders. Dit zou anders kunnen zijn wanneer aan deze communicatie ontleende informatie in het opsporingsonderzoek is gebruikt. Hieromtrent is van de zijde van de politie en het openbaar ministerie aangegeven dat dit niet is gebeurd. Aanwijzingen voor het tegendeel heeft het hof niet gevonden.
Ten slotte merkt het hof op dat sprake is geweest van een groot aantal getapte gesprekken. Ook bij een omvangrijk onderzoek mag het niet voorkomen dat geheimhoudergesprekken niet meteen worden vernietigd. Wanneer dat echter door een verzuim achterwege blijft ten aanzien van een (zeer) beperkt aantal geheimhoudersgesprekken betekent dat nog niet dat er sprake is van een grootschalig en stelselmatig inbreuk maken op het verschoningsrecht, en kan dat verzuim dus evenmin de door de verdediging bepleite gevolgtrekking rechtvaardigen.
Voorts merkt het hof op dat het hof de lezing van de raadsman van een aantal passages uit het proces-verbaal van [verbalisant 1] van 8 februari 2011 niet onderschrijft.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat er evenmin sprake is van een situatie dat het openbaar ministerie dusdanig heeft gehandeld dat daarmee het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt zoals bedoeld in het door de verdediging aangehaalde zogeheten Karman-arrest.
Het hof is daarentegen wel van oordeel dat het vormverzuim dusdanig ernstig is dat het gecompenseerd kan en dient te worden, in geval van bewezenverklaring, door verlaging van de op te leggen straf in verhouding tot de ernst van het verzuim.
Verstrekking van informatie uit het strafdossier
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens het doelbewust verstrekken van informatie uit het strafdossier aan de media. Uit de publicatie van een artikel in de Nieuwe Revu in april 2008 blijkt volgens de raadsman dat het openbaar ministerie het volledige dossier aan de media ter beschikking heeft gesteld. Volgens de raadsman zijn de getuigen beïnvloed door berichtgeving in de media. Hij verwijst in dit verband naar de verklaring van getuige [slachtoffer 6] over de weergave van zijn gesprek met verdachte in een artikel op de website Kleintje Muurkrant. De media-aandacht heeft er volgens de raadsman toe geleid dat een onbevangen oordeel over verdachte en zijn zaak niet meer mogelijk is, zodat het recht van verdachte op een eerlijk proces is geschonden.
De advocaat-generaal heeft ter zitting aangeven dat hij betwist dat het dossier door het openbaar ministerie ter inzage is gegeven.
Ten aanzien van dit verweer overweegt het hof als volgt.
Op de website Kleintje Muurkrant is op 30 augustus 2005, onder vermelding van ‘Fecundo a la [verdachte]’ een artikel geplaatst, inhoudende de weergave van een gesprek dat verdachte zou hebben gevoerd met [slachtoffer 7]. De getuige [getuige 1], de auteur van het artikel, heeft verklaard dat er meerdere informanten in de Fecundo kwestie waren. Hieruit blijkt al dat journalisten ook zonder inzage in het strafdossier de nodige informatie over een strafzaak kunnen publiceren. Journalisten verzamelen ook informatie door openbare terechtzittingen bij te wonen, zo heeft de voordracht van de voorlopige dagvaardingen in de onderhavige zaak plaatsgevonden op 18 juli 2007, ruim voor het uitkomen van het onderhavige artikel. Voorts valt niet uit te sluiten dat andere betrokkenen bij het strafproces gegevens uit het strafdossier aan de media hebben verstrekt. In zoverre ziet het hof onvoldoende aanknopingspunten voor de veronderstelling van de raadsman dat het dossier van de strafzaak doelbewust door het openbaar ministerie ter inzage is gegeven.
Wat er ook zij van de herkomst van de informatie die voor de publicatie is gebruikt het is niet aannemelijk dat getuigen door de berichtgeving in de media zodanig zijn beïnvloed dat aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen moet worden getwijfeld. De getuige [slachtoffer 7] heeft voor kennisname van de weergave van het gesprek in het artikel van Kleintje Muurkrant verklaard over dreigementen van verdachte met een vergelijkbare strekking. De getuigenverklaringen, die in eerste aanleg voor het bewijs zijn gebruikt, zijn afgelegd voor de publicatie van het artikel in de Nieuwe Revu. Het hof acht niet aannemelijk dat de publiciteit omtrent de strafzaak zodanige effecten heeft dat verdachte verstoken blijft van zijn recht op een eerlijke berechting voor een onpartijdig gerecht met inachtneming van de presumptie van onschuld. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt derhalve verworpen. Er bestaat ook geen aanleiding voor strafvermindering.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 9 primair en subsidiair en 13 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Ten aanzien van het onder 9 primair en subsidiair tenlastegelegde
De rechtbank heeft verdachte gemotiveerd vrijgesproken van de afpersing en poging tot afpersing van [slachtoffer 5]. In de appelmemorie heeft de officier van justitie opgenomen dat hij zich kan vinden in deze vrijspraak. Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal verklaard dat hij zich eveneens kan vinden in deze vrijspraak.
Het hof is, met het openbaar ministerie, van oordeel dat de rechtbank de vrijspraak van het onder 9 primair en subsidiair tenlastegelegde deugdelijk heeft gemotiveerd. Het hof zal deze beslissing dan ook overnemen en verdachte vrijspreken van het onder 9 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 13 tenlastegelegde:
De verklaringen van [betrokkene 4] zijn de enige bron waaruit rechtstreeks kan volgen dat verdachte hem door bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het aangaan van een schuld. Het feit dat verdachte later ook een persoon in de omgeving van [betrokkene 4] veelvuldig heeft benaderd en heeft gesproken over het geldbedrag dat [betrokkene 4] moest betalen, zegt op zichzelf niets over de wijze waarop de schuld is ontstaan. De desbetreffende persoon, de getuige [getuige 2], heeft alleen verklaard over de pogingen van verdachte de schuld bij [betrokkene 4] te innen. Uit de verklaring van [getuige 2] kan niet worden afgeleid dat [betrokkene 4] de schuld onder dreiging met geweld is aangegaan. Nu de verklaringen van [betrokkene 4] onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal kan niet worden vastgesteld dat verdachte hem door bedreiging met geweld heeft gedwongen tot het aangaan van een schuld. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 13 tenlastegelegde.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte opgegeven dat verdachte berust in de bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 9 meer subsidiair tenlastegelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van het hof. De raadsman pleit voor vrijspraak van het onder 10, 11 en 12 tenlastegelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van de slachtoffers van deze feiten niet betrouwbaar zijn en/of onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De raadsman is voorts van mening dat er geen sprake is van “bedreiging met geweld” en “wederrechtelijke bevoordeling” als bedoeld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 10, 11 en 12 tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verklaringen van slachtoffers en steunbewijs
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van de slachtoffers van de onder 10, 11 en 12 tenlastegelegde feiten, voor zover deze voor het bewijs worden gebezigd, voldoende steun vinden in ander, betrouwbaar bewijsmateriaal. Het hof acht niet aannemelijk dat de wijze waarop de slachtoffers door de politie zijn benaderd en verhoord afbreuk heeft gedaan aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen.
Het hof kan zich op hoofdlijnen vinden in de bewezenverklaring van de rechtbank ten aanzien van de feiten 10, 11 en 12. Op de navolgende punten komt het hof tot een andere bewijsbeslissing.
Feit 10
Anders dan de rechtbank acht het hof niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 6] door bedreiging met geweld heeft gedwongen tot afgifte van tuinmaterialen. De verklaringen van [slachtoffer 6] over de gedwongen afgifte van geldbedragen vindt voldoende steun in andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van zijn echtgenote [betrokkene 3]. [slachtoffer 6] heeft onder meer verklaard dat verdachte op een avond een klap gaf op de voorruit van zijn auto, terwijl hij met zijn gezin in die auto zat. In het getuigenverhoor door de raadsheer-commissaris heeft [betrokkene 3] verklaard dat zij op de bewuste avond een klap of bonk op de auto hoorde. Uit de omstandigheid dat [betrokkene 3] dit niet eerder heeft verklaard kan niet worden afgeleid dat haar verklaringen onbetrouwbaar zijn en geen steun geven aan de verklaringen van het slachtoffer over de bedreigende gedragingen van verdachte.
Feit 11
Op de website Kleintje Muurkrant is op 30 augustus 2005, onder vermelding van ‘Fecundo a la [verdachte]’ een artikel geplaatst, inhoudende de weergave van een gesprek dat verdachte zou hebben gevoerd met [slachtoffer 7]. [slachtoffer 7] heeft verklaard dat de dreigende uitlatingen van verdachte, zoals deze zijn weergegeven in het artikel, hem redelijk getrouw lijken en een duidelijke weergave vormen van een gesprek tussen hem en verdachte. Voor kennisname van het bewuste artikel heeft [slachtoffer 7] al verklaard over dreigementen van verdachte met een vergelijkbare strekking. Het hof acht zijn verklaringen dan ook niet innerlijk tegenstrijdig en onbetrouwbaar, zoals de raadsman heeft aangevoerd.
Uit de omstandigheid dat de strekking van de uitlatingen van verdachte min of meer overeenkomt, kan niet echter zonder meer worden afgeleid dat de verklaring van [slachtoffer 7] wordt ondersteund door de publicatie op de website van Kleintje Muurkrant. De getuige [getuige 1], de auteur van het artikel, heeft verklaard dat hij de bron van de informatie niet kent. Hij kan ook niet instaan voor het waarheidsgehalte van het artikel. Nu de bron en de betrouwbaarheid van het artikel niet kunnen worden vastgesteld, zal het hof de inhoud daarvan buiten beschouwing laten bij de bewijsbeslissing. Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken van de dreigementen die hij volgens het artikel zou hebben geuit.
Anders dan de rechtbank acht het hof evenmin bewezen dat verdachte in een gesprek met [slachtoffer 7] in zijn kantoor een klap op de tafel heeft gegeven, nu getuige [getuige 3] hierover niets heeft verklaard. [getuige 3] zat op dat moment in een ruimte naast de spreekkamer. Hij had via een glazen wand zicht op [slachtoffer 7] en verdachte, maar kon het gesprek niet volgen. Uit de verklaring van [getuige 3] volgt dan ook niet dat de verklaring van [slachtoffer 7] over de inhoud van het gesprek onbetrouwbaar zou zijn. Het hof heeft geen reden om aan betrouwbaarheid van die verklaring te twijfelen.
Bedreiging met geweld
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat er sprake is van bedreiging als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman verbindt hieraan de conclusie dat er ook geen sprake is van “bedreiging met geweld” in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Voor bewezenverklaring van “bedreiging met geweld” in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht is niet vereist dat het slachtoffer wordt bedreigd met enig misdrijf tegen het leven, zware mishandeling of een ander geweldsmisdrijf dat is omschreven in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Van bedreiging met geweld kan ook sprake zijn indien de dader een dermate dreigende situatie heeft gecreëerd dat de vrees van het slachtoffer voor geweld van de zijde van de dader gerechtvaardigd is (HR 22 maart 1988, LJN: AD0225).
Het staat niet zonder meer vast dat de afzonderlijke uitlatingen en gedragingen op zich een bedreiging met geweld inhouden, maar naar het oordeel van het hof zijn de uitlatingen en gedragingen van verdachte in onderling verband en samenhang bezien als bedreiging met geweld in de zin van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht aan te merken. Verdachte heeft de slachtoffers geconfronteerd met vorderingen, die zij aanvankelijk niet wilden voldoen. Vervolgens heeft verdachte de druk net zolang opgevoerd totdat zij grote geldbedragen aan hem betaalden. Daarbij heeft verdachte een dermate dreigende situatie gecreëerd dat de slachtoffers vreesden dat, als men niet zou toegeven, geweld van de kant van verdachte jegens hen of hun familieleden hun deel zou zijn. Het hof acht niet aannemelijk dat de vrees van de slachtoffers louter is gecreëerd door publicaties in de media of - enkel - het fysieke voorkomen van verdachte, zoals de raadsman heeft betoogd. In de verklaringen van de slachtoffers en andere betrokkenen komt duidelijk naar voren dat zijn uitlatingen en gedragingen zodanig intimiderend overkwamen, dat de vrees voor het geweld van de zijde van verdachte alleszins gerechtvaardigd was.
Wederrechtelijke bevoordeling
De raadsman heeft betoogd dat “wederrechtelijke bevoordeling” niet kan worden bewezen, omdat de geldbedragen aan verdachte zijn betaald ter voldoening van vorderingen die aan verdachte waren overgedragen dan wel in opdracht van de rechthebbende door hem zijn geïncasseerd.
Ten aanzien van dit verweer overweegt het hof als volgt:
Voor bewezenverklaring van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling is niet beslissend of verdachte over werkelijke vorderingen beschikte en gerechtigd was de daarmee gemoeide bedragen te incasseren. Ook indien verdachte redelijkerwijs kon menen recht te hebben op de geïncasseerde bedragen, hoeft dit niet te betekenen dat hij geen wederrechtelijke bevoordeling kan hebben beoogd. Dit oogmerk kan ook hebben bestaan indien de verdachte moet hebben beseft dat hij door zijn handelwijze de grenzen van het maatschappelijk betamelijke verre overschreed (HR 9 februari 1971, NJ 1972, 1). Het onmiddellijk liquide maken van vorderingen op een gewelddadige wijze is onmiskenbaar aan te merken als wederechtelijke bevoordeling, ook al zou aan de vorderingen enig bestaansrecht niet kunnen worden ontzegd (HR 14 februari 1995, NJ 1995, 426).
Het hof is van oordeel dat verdachte de grenzen van het maatschappelijk betamelijke verre heeft overschreden door de slachtoffers met geweld te bedreigen. Verdachte moet ook hebben beseft dat het incasseren van vorderingen op een dergelijke wijze wederrechtelijk is. Het hof acht het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling derhalve bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4, 5, 6, 7, 9 meer subsidiair, 10, 11 en 12 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 07 april 2007 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het aangaan van een schuld voor een bedrag van 500 euro, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] om de borst heeft vastgepakt en
- een mes op de hand van die [slachtoffer 1] heeft gedrukt;
2.
Primair
hij in de periode van 09 april 2007 tot en met 10 april 2007 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] heeftgedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van 20 euro) toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], welk geweld hierin bestonddat verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] meermalen,
- in het gezicht heeft geslagen en
- met geschoeide voet tegen het lichaam heeft geschopt;
en
hij in de periode van 09 april 2007 tot en met 10 april 2007 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een halsketting en een autosleutel, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s) die [slachtoffer 1]
- in het gezicht heeftgeslagen en
- (met geschoeide voet) tegen het lichaam heeft geschopt en
- een halsketting van de nek heeftgetrokken;
3.
hij in de periode van 09 april 2007 tot en met 10 april 2007 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, door geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen ontuchtige handeling(en), bestaande uit het uittrekken van de kleding van die [slachtoffer 1] en (vervolgens) naakt door de kamer kruipen van die [slachtoffer 1] en (vervolgens) het aftrekken van [slachtoffer 1]' eigen penis en bestaande dat geweld uit meermalen
- in het gezicht, althans het lichaam, slaan en
- (met geschoeide voet) tegen het lichaam schoppen;
4.
hij in de periode van 09 april 2007 tot en met 10 april 2007 te Amersfoort, opzettelijk en wederrechtelijk een televisie en een klok en een gasfornuis en een vaatwasser en serviesgoed en de deur(en) van een kast en de deur(en) van keukenkast(en) en een magnetron, toebehorende aan een ander dan aan verdachte , heeft vernield en beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk voornoemd(e) televisie en klok en magnetron en servies op de grond te gooien en tegen voornoemd gasfornuis en vaatwasser te schoppen en aan de deur(en) van de kast en keukenkast(en) te trekken;
5.
hij in de periode van 09 april 2007 tot en met 10 april 2007 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (240 euro), toebehorende aan [slachtoffer 1];
6.
hij op 02 april 2007 te Amersfoort, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Als je hier weer komt, trap ik je in elkaar";
7.
hij op tijdstippen in de periode van 02 april 2007 tot en met 10 april 2007 te Amersfoort, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Als [slachtoffer 2] er volgende week weer staat breekt de pleuris uit." en
- "Als ik jou was zou ik met [betrokkene 1] rond de tafel zitten, anders komen er Marokkanen in de zaak. Je bent de enige in dit straatje zonder portiers." en
- "Dat zou ik maar niet doen. Dan gaan wij een paar dagen brommen, maar jij ligt in het ziekenhuis. De ambulance is eerder ter plaatse dan de politie." en
- "Als je aangifte doet, maak ik je af."
9.
Meer subsidiair
hij op 21 december 2004 te Amersfoort, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 5] bij de keel heeft gepakt (waardoor die [slachtoffer 5] geen lucht meer kreeg) en (vervolgens) die [slachtoffer 5] vuistslagen tegen het hoofd heeft gegeven, waardoor voornoemde [slachtoffer 5] pijn heeft ondervonden;
10.
hij op tijdstip(pen) in de periode van 01 oktober 2003 tot en met 1 april 2007 te Bussum en Amersfoort, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 6] heeft gedwongen:
tot de afgifte van geldbedragen (van in totaal 300.000 euro), toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 6], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- zijn hand (dreigend en/of dwingend) op de schouder van die [slachtoffer 6] heeft gelegd en tegen die [slachtoffer 6] heeft gezegd dat hij, verdachte, met die [slachtoffer 6] wilde praten; en
- aan die [slachtoffer 6] heeft verteld dat hij, verdachte, een vordering van een derde op die [slachtoffer 6] van die derde had overgenomen; en
- aan die [slachtoffer 6] heeft verteld, wat hij, verdachte, over die [slachtoffer 6] wist (te weten - onder meer - dat de kinderen van die [slachtoffer 6] elke dag met een busje naar school werden gebracht); en
- aan die [slachtoffer 6] heeft verteld wie hij, verdachte, is en dat hij nog eten voor Holleeder of Bruinsma heeft gekookt; en
- aan die [slachtoffer 6] heeft verteld dat hij, verdachte, altijd geld los krijgt van mensen en dat met hem, verdachte, niet te spotten valt; en
- meerdere keren het bedrijf van die [slachtoffer 6] heeft bezocht en (urenlang) bleef wachten totdat hij, verdachte, die [slachtoffer 6] had gesproken; en
- voor de auto van die [slachtoffer 6] is gesprongen en die [slachtoffer 6] tot stoppen heeft gemaand; en
- (op een avond) een harde klap op de voorruit van de auto van die [slachtoffer 6] heeft gegeven, terwijl die [slachtoffer 6] en zijn gezin in die auto zat(en); en
- die [slachtoffer 6] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "Voel je je nu bedreigd? Ik bedreig je toch niet? Want dan ga ik je nu een ding leren. Als je je bedreigd voelt, dan bel je 112", terwijl hij, verdachte, zijn gezicht dichtbij het gezicht van die [slachtoffer 6] bracht; en
- aan die [slachtoffer 6] heeft medegedeeld dat als die [slachtoffer 6] niet deed wat hij, verdachte, zei, die [slachtoffer 6] daar wel achter kwam; en
- die [slachtoffer 6] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd dat hij, verdachte, "in het verleden wel eens iemand had geterroriseerd tot aan zijn dood" en "dat iedereen op de snelweg wel eens wat kan overkomen in de auto";
11.
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2004 tot en met 30 september 2004 te Amersfoort en Ridderkerk met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 250.000 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 7], , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- telefonisch contact heeft opgenomen met die [slachtoffer 7] en aan die [slachtoffer 7] heeft medegedeeld dat hij een vordering van een derde op die [slachtoffer 7] van die derde heeft overgenomen en
- aan die [slachtoffer 7] heeft medegedeeld dat hij pas uit de gevangenis was gekomen en
- aan die [slachtoffer 7] heeft medegedeeld dat als die [slachtoffer 7] niet zou betalen, hij vreselijke dingen zou moeten ondergaan en
- die [slachtoffer 7] meerdere keren heeft gebeld en
- aan die [slachtoffer 7] heeft medegedeeld dat zijn, verdachtes, secondanten 's nachts bij de woning van die [slachtoffer 7] waren geweest en dat die [slachtoffer 7] een mooie woning had, waarbij hij, verdachte, precies vertelde hoe de woning van die [slachtoffer 7] er uit zag en
- die [slachtoffer 7] (dreigend) heeft toegevoegd dat hij, verdachte, wel wist waar hij zijn geld moest halen en anders zou hij de vrouw en kinderen van die [slachtoffer 7] wel molesteren en
- die [slachtoffer 7] (dreigend) heeft toegevoegd dat er wat zou gebeuren als die [slachtoffer 7] niet zou betalen
, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
12.
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2005 tot en met 31 juli 2005 te Oisterwijk en Veenendaal en Bilthoven en Breda en Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van (een) (groot) geldbedrag van (in totaal) 90.000 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 8], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- op een avond - terwijl het donker was - [slachtoffer 8] zijn woning heeft bezocht, waarbij hij, verdachte, een lange lederen jas eneen zonnebril droeg en
- aan die [slachtoffer 8] heeft medegedeeld dat hij, verdachte, een vordering van een derde op die [slachtoffer 8] van die derde heeft overgenomen en
- aan die [slachtoffer 8] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "sorry dat ik mijn zonnebril op houd, maar ik heb een splinter van een kogel in mijn oog"
- tegen die [slachtoffer 8] (dreigend) heeft gezegd dat ze de politie niet moesten bellen, want dat zou het alleen maar lastiger maken en
- tegen die [slachtoffer 8] heeft gezegd dat hij, verdachte, 10 jaar in de gevangenis heeft gezeten en
- die [slachtoffer 8] meerdere malen op diverse tijdstippen, waaronder 's avonds (laat) en 's nachts, heeft gebeld.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Medeplegen van feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Diefstal.
ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
Bedreiging met zware mishandeling.
ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
ten aanzien van het onder 9 meer subsidiair bewezenverklaarde:
Mishandeling.
ten aanzien van het onder 10, 11 en 12 bewezenverklaarde, telkens:
Afpersing.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gerequireerd tot oplegging van een gevangenisstraf van acht jaar. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar terzake van het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4, 5, 6, 7, 9 meer subsidiair, 10, 11, 12 en 13 tenlastegelegde.
Zowel verdachte als de officier van justitie zijn in hoger beroep gekomen van deze veroordeling. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd verdachte terzake voormelde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht jaar. De raadsman heeft bepleit - indien het hof tot een bewezenverklaring komt - een gevangenisstraf op te leggen welke de duur van vier jaren niet overstijgt.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.
Verdachte heeft samen met anderen het slachtoffer [slachtoffer 1] gedwongen een schuld aan te gaan door hem om zijn borst te pakken en een mes op de hand te drukken. Een paar dagen later heeft verdachte samen met anderen grove inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke en geestelijke integriteit door hem met geweld te dwingen ontuchtige handelingen te plegen. Verdachte en zijn mededaders hebben hem tevens met geweld gedwongen tot afgifte van geld en met geweld een halsketting en autosleutel van hem gestolen. Verdachte heeft daarnaast een geld van [slachtoffer 1] gestolen en de inboedel van zijn woning vernield.
Verdachte heeft een portier en een uitbater van een horecaonderneming bedreigd om de uitbater te dwingen een andere portier in te huren.
Ten slotte heeft verdachte de slachtoffers [slachtoffer 6], [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] door bedreiging met geweld gedwongen tot de afgifte van grote geldbedragen.
De slachtoffers en hun naasten hebben door de handelwijze van verdachte veel angst ondervonden en ondervinden dat nog steeds. Sommige van hen waren zo bang dat ze geen aangifte durfden te doen. De meeste slachtoffers hebben door het handelen van verdachte ook financiële schade opgelopen. Daarnaast heeft verdachte door zijn handelwijze bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid die dergelijke feiten in de maatschappij teweegbrengen.
Met name gelet op de grote hoeveelheid en ernst van de feiten, alsmede de hierdoor veroorzaakte schade, acht het hof de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een aanzienlijke duur gerechtvaardigd. Daarbij is tevens in aanmerking gekomen dat verdachte eerder tot forse onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld wegens soortgelijke feiten en desondanks is gerecidiveerd.
Het hof zal een kortere gevangenisstraf opleggen dan de advocaat-generaal heeft gevorderd. In het requisitoir heeft de advocaat-generaal verwezen naar een min of meer vergelijkbare strafzaak, waarin een gevangenisstraf van 9 jaar is opgelegd terzake van afpersing van drie vermogende zakenlieden en een aantal andere feiten. Met deze zaak vertoont de zaak van verdachte weliswaar enige overeenkomsten, maar ook belangrijke verschillen. Verdachte heeft de afpersingen in de meeste gevallen alleen gepleegd en daarbij niet als leidinggevende van een criminele organisatie geopereerd. Hij heeft ook beduidend lagere bedragen afgeperst. Voorts wordt verdachte niet veroordeeld voor witwassen. Het hof zal de opgelegde straf in de andere zaak dan ook niet als uitgangspunt nemen bij de straftoemeting.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de in eerste aanleg bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf van een langere duur dan 4 jaar rechtvaardigen. Indien het hof tot een bewezenverklaring van dezelfde feiten zou zijn gekomen, dan zou de oplegging van een gevangenisstraf van 5 jaar passend zijn geweest. Het hof zal verdachte echter vrijspreken van het onder 13 tenlastegelegde. Voorts zal het hof het vormverzuim dat betrekking heeft op geheimhoudersgesprekken verdisconteren in de strafmaat. Ondanks de strafmatigende factoren kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf van vier jaar, zoals de raadsman heeft bepleit. Het hof acht de oplegging van een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 63, 246, 248, 285, 300, 310, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij verdachte werd vrijgesproken terzake van het onder 1 van de zaak met het parketnummer 16/71509-06 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Wijst af het verzoek tot het horen van getuigen;
Wijst af het verzoek tot het doen onderzoeken van de authenticiteit van dossierstukken;
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 9 primair en subsidiair en 13 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3, 4, 5, 6, 7, 9 meer subsidiair, 10, 11 en 12 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr G. Mintjes, voorzitter,
mr P.R. Wery en mr W.R. Rosingh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van, griffier,
en op 8 april 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.