GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 22 februari 2011 in de zaak onder nummer 200.037.009/01 GDW van:
GERECHTSDEURWAARDERSKANTOOR [X] B.V.,
gevestigd te [ ],
APPELLANTE,
gemachtigde: [X],
[de kandidaat-gerechtsdeurwaarder],
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [ ],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellante, verder te noemen klaagster, is bij een op 2 juli 2009 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 26 mei 2009, verzonden op 2 juni 2009,
waarbij de klacht tegen geïntimeerde, verder de kandidaat-gerechtsdeurwaarder,
ongegrond is verklaard.
1.2. Van de zijde van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder is op 3 augustus 2009 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 januari 2011. Verschenen is de gemachtigde van klaagster en de kandidaat-gerechtsdeurwaarder. Zij hebben het woord gevoerd.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
Het hof verwijst voor de feiten naar wat de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
4.1. Klaagster verwijt de kandidaat-gerechtsdeurwaarder dat hij zonder enige beperking derdenbeslag heeft gelegd onder de Rabobank op alle vorderingen en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn die de Rabobank ten behoeve van klaagster onder zich had of zou verkrijgen. Omdat beklaagde zelf gerechtsdeurwaarder is had hij extra dienen op te letten bij het leggen van het beslag, nu er mogelijkerwijs beslag zou worden gelegd op de kwaliteitsrekening van klaagster, hetgeen verboden is op grond van artikel 19 lid 5 van de Gerechtsdeurwaarderwet (GDW).
4.2. Voorts wordt de kandidaat-gerechtsdeurwaarder verweten dat hij in het proces-verbaal van beslaglegging geen uitzondering heeft gemaakt voor de kwaliteitsrekening. Dienaangaande gold voor hem een verdergaande onderzoeksplicht. Uit de bijlagen van het verleende verlof tot beslaglegging had de kandidaat-gerechtsdeurwaarder dienen op te maken dat het beslag ook de kwaliteitsrekening van klaagster betrof. Als gevolg van zijn nalaten werd ook de kwaliteitsrekening van klaagster door de Rabobank geblokkeerd. Hierdoor kon klaagster gedurende enige tijd geen zaken met haar klanten afwikkelen.
5. Het standpunt van de kandidaat-gerechtsdeurwaarder
5.1. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft de stellingen van klaagster gedeeltelijk betwist en heeft zich als volgt verweerd.
5.2. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft naar voren gebracht dat hij op verzoek van de advocaat beslag heeft gelegd onder de Rabobank. In het verzoekschrift heeft de advocaat expliciet een van de kwaliteitsrekeningen van klaagster genoemd.
De gerechtsdeurwaarder kan erkennen dat dat rekeningnummer vermeld staat op het briefpapier van klaagster en dat geen beslag kan worden gelegd op het aandeel van een rechthebbende in een bijzondere rekening. Ook de advocaat was met die beperking bekend. De advocaat was ervan uit gegaan dat alleen die gelden van de kwaliteitsrekening onder het beslag zouden vallen die aan klaagster toekwamen.
5.3. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft voorts gesteld dat hij in het algemeen in het proces-verbaal van beslaglegging, bij beslag onder een bankinstelling de tekst op neemt “meer speciaal doch niet beperkt tot rekeningnummer (...)”. In het proces-verbaal van beslaglegging heeft hij deze zin echter bewust weggelaten.
6.1. In hoger beroep heeft klaagster allereerst betoogd dat de beslissing van de kamer onbegrijpelijk is, omdat in overweging 4.3 wordt geoordeeld dat de klacht gegrond is, maar in de uiteindelijke beslissing van de kamer de klacht desondanks ongegrond wordt verklaard. Het hof is het daarmee eens, zodat de beslissing reeds om die reden niet in stand kan blijven.
6.2. Het enkele feit dat, zoals klaagster in beroep heeft aangevoerd, de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht in een kort geding tussen de beslagene en de beslaglegger heeft beslist dat het onder de Rabobank gelegde beslag onrechtmatig was, maakt nog niet dat moet worden geoordeeld dat de kandidaat-gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd, jegens de beslagene tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
6.3. Anders dan klaagster in haar beroepschrift tot uitgangspunt neemt, is het niet verboden om beslag te leggen op een derdengeldrekening. In artikel 19 lid 5 GDW is bepaald dat geen derdenbeslag kan worden gelegd onder de bank op het aandeel van een rechthebbende in de bijzondere rekening. Dat heeft de kandidaat-gerechtsdeurwaarder ook niet gedaan. In zijn proces-verbaal van derdenbeslag onder de Rabobank heeft hij vermeld dat hij beslag legt op alle vorderingen die de bank onder zich heeft “ten behoeve van beslagene”. Dat was in dit geval de klaagster.
Denkbaar is dat er op de derdengeldrekening bedragen terechtkomen die niet voor de rechthebbenden bestemd zijn, maar voor de gerechtsdeurwaarder. De wetgever heeft met deze mogelijkheid rekening gehouden in artikel 19 lid 1 GDW:
indien ten onrechte gelden op de bijzondere rekening zijn gestort, is de gerechtsdeurwaarder verplicht om deze onverwijld op de juiste rekening te storten.
In die zin is het dus mogelijk dat er vorderingen van de gerechtsdeurwaarder op de bank ontstaan. De kamer heeft daarom met juistheid overwogen dat er uitsluitend beslag kan worden gelegd op gelden van een derdengeldrekening die rechtstreeks toekomen aan een gerechtsdeurwaarder.
6.4. Daarnaast geldt dat er door verwijzing naar de omschrijving in het verzoekschrift door de voorzieningenrechter uitdrukkelijk verlof is verleend tot het leggen van het desbetreffende derdenbeslag onder de Rabobank.
6.5. De kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft echter op 20 november 2008 het beslag gelegd zonder in zijn proces-verbaal van beslag de beperking uit het verzoekschrift over te nemen. Er was verlof gevraagd om conservatoir beslag te mogen leggen onder de Rabobank op vorderingen van klaagster op de Rabobank
“waaronder maar niet uitsluitend het saldo van de rekening (…)196 (de derdengeldrekening – opmerking hof) voorzover dat bedragen betreft die van die rekening aan [X] worden overgemaakt”.
Ter zitting in hoger beroep heeft de kandidaat-gerechtsdeurwaarder verklaard dat hij dat onderdeel bewust niet heeft opgenomen in zijn proces-verbaal. Hij wist dat het effect daarvan zou kunnen zijn dat ook de derdengeldrekening door de bank geblokkeerd zou worden, zoals dat bij ieder bankbeslag gebruikelijk is. Dat maakt het onder deze omstandigheden leggen van het beslag tuchtrechtelijk laakbaar.
De Rabobank heeft de rekening ook daadwerkelijk geblokkeerd, zoals blijkt uit een in hoger beroep door klaagster in het geding gebrachte brief van de bank van 21 november 2008. Weliswaar heeft de Rabobank in haar “Verklaring derdenbeslag” van 18 december 2008 verklaard dat het hier om een derdengeldrekening ging, die niet voor beslag vatbaar was, maar aanvankelijk had de bank deze rekening wel geblokkeerd, zodat klaagster als gevolg van het beslag gedurende enige tijd daarvan geen gebruik heeft kunnen maken.
6.6. De klacht is dus gegrond en beslissing van de kamer zal ook daarom worden vernietigd. Het hof acht de hierna op te leggen maatregel passend.
- vernietigt de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, J.C.W. Rang en L.J. Saarloos en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 22 februari 2011 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 26 mei 2009 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 554.2008 ingesteld door:
GERECHTSDEURWAARDERSKANTOOR [X] B.V.,
gevestigd te [ ],
klaagster,
gemachtigde: [X],
[de kandidaat-gerechtsdeurwaarder],
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brief met bijlagen ingekomen op 25 november 2008 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij brief met bijlagen ingekomen op 23 december 2008 heeft beklaagde een verweerschrift ingediend.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 april 2009. Namens klaagster is haar gemachtigde verschenen. Beklaagde heeft bij brief van 1 april 2009 laten weten niet te zullen verschijnen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 mei 2009.
a) Op verzoek van een advocaat heeft beklaagde bij exploot van 20 november 2008 ten laste van klager conservatoir beslag gelegd onder Rabobank op de kwaliteitsrekening van klaagster.
b) Het verlof is verleend tot het leggen van beslag op “hetgeen de Rabobank van [X] onder zich heeft of zal verkrijgen dan wel aan [X] verschuldigd is dan wel zal worden waaronder maar niet uitsluitend het saldo van de rekening [ ] voorzover dat bedragen betreft die van die rekening aan [X] worden overgemaakt”.
c) Beklaagde heeft beslag gelegd “op alle vorderingen, gelden, geldswaarden en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn, die de derde-beslagene onder zich heeft en/of uit een reeds nu bestaande rechtsverhouding zal of mocht verkrijgen, onder zijn/haar berusting heeft en/of mocht krijgen ten behoeve van beslagen, zulks tot zekerheid van verhaal voor de vordering van requiranten op beslagene, bij gemelde beschikking, met inbegrip van kosten, voorlopig begroot op € 26.000.--, welke vordering door requiranten binnen 30 dagen na heden aanhangig zal worden gemaakt.
d) De opdrachtgever van beklaagde heeft de bank op 5 december 2008 geschreven “dat beslag is gelegd op rekeningnummer [ ] dit beslag zoals weergegeven in het verzoekschrift beperkt is tot die bedragen die vanaf die rekening aan Gerechtsdeurwaarders-kantoor [X] B.V. en/of de heer [X] worden overgemaakt”.
e) Bij brief van 18 december 2008 heeft de Bank de verklaring als bedoeld in artikel 476b Rv afgelegd. Daaruit blijkt dat er slechts één rekening van klaagster bij de bank wordt aangehouden, de derdengeledenrekening, waarop de bank geen beslag heeft gelegd omdat die rekening niet voor beslag vatbaar is, en dat het beslag voor het overige geen doel heeft getroffen.
2.1 Klaagster, zelf gerechtsdeurwaarder, verwijt beklaagde zonder enige beperking beslag te hebben gelegd op alle vorderingen en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn die Rabobank onder zich heeft. Omdat beklaagde gerechtsdeurwaarder is hadden bij hem alle bellen moeten gaan rinkelen bij het leggen van het beslag. Niet dat geen enkel beslag kan worden gelegd, doch extra zorgvuldigheid was geboden. Beklaagde had ervan uit kunnen gaan dat er mogelijkerwijze beslag zou kunnen worden gelegd op de kwaliteitsrekening, hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 19 lid 5 van de Gerechtsdeurwaarderswet verboden is. Klaagster heeft verwezen naar een uitspraak van de voorzieningenrechter te Amsterdam (LJN BD2776, rechtbank Amsterdam, 383318/KG ZA 07-2102).
2.2 In het proces-verbaal van beslaglegging is echter geen enkele uitzondering gemaakt betreffende de kwaliteitsrekening. Voor beklaagde gold een verdergaande onderzoeksplicht ten aanzien van het gelegde beslag. Uit de bijlagen bij het verleende verlof tot het leggen van het beslag blijkt dat een der kwaliteitsrekeningen van klaagster bankrekeningnummer [ ] bij Rabobank was. Beklaagde had moeten begrijpen dat het door hem gelegde beslag een beslag was op onder meer de kwaliteitsrekening.
3. Het verweer van beklaagde
3.1 Beklaagde heeft aangevoerd dat hij op verzoek van een advocaat onder meer ten laste van klaagster beslag heeft gelegd onder Rabobank. In zijn verzoekschrift heeft de advocaat onder punt 13c expliciet een van de kwaliteitsrekeningen van klaagster genoemd. Beklaagde erkent dat dit rekeningnummer vermeld staat op het briefpapier van klaagster en derhalve als kwaliteitsrekening dient te worden aangemerkt. Beklaagde is ook bekend met het gegeven dat op een kwaliteitsrekening geen beslag kan worden gelegd, in die zin kan geen beslag worden gelegd op het aandeel van een rechthebbende in de bijzondere rekening. Ook de advocaat was met die beperking bekend, reden waarom in het verzoekschrift is opgenomen “voor zover het bedragen betreft die van die rekening aan klaagster worden overgemaakt”. De advocaat is ervan uitgegaan dat de Rabobank alleen die gelden van de kwaliteitsrekening zou blokkeren die aan klaagster zouden worden overgemaakt”. Dat heeft de advocaat nog eens benadrukt in zijn brief van 5 december 2008 aan Rabobank.
3.2 Beklaagde is gewoon in het proces-verbaal van beslag, bij beslag onder een bankinstelling op te nemen, indien een nummer bekend is, de tekst “meer speciaal op dat nummer doch daartoe niet beperkt”. In het proces-verbaal van beslag onder Rabobank is die zin bewust weggelaten. Mogelijk waren bij Rabobank naast de kwaliteitsrekening nog meer lopende rekeningen aanwezig. Beklaagde is er vanuit gegaan dat Rabobank bekend is met de kwaliteitsrekening en deze rekening niet zou blokkeren, althans niet in haar geheel. Mogelijk zouden wel de gelden geblokkeerd worden welke aan klaagster worden overgemaakt.
3.3 Inmiddels heeft Rabobank verklaard dat de kwaliteitsrekening niet voor beslag vatbaar is en het beslag verder geen doel heeft getroffen. Gelet op deze verklaring heeft Rabobank de kwaliteitsrekening nimmer geblokkeerd. Klaagster heeft derhalve normaal over de betreffende rekening kunnen beschikken. Rabobank beschouwt het beslag als opgeheven. Klaagster is door het beslag niet geschaad.
3.4 Het beslag is in kort geding opgeheven. De uitspraak waarnaar klaagster verwijst is niet relevant voor deze zaak. In die zaak betrof het beslag op gelden van de kwaliteitsrekening die, al dan niet van de beslaglegger waren. In deze zaak wilde beslaglegger alleen beslag leggen op gelden die aan klaagster zouden worden overgemaakt.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Ter beoordeling van de klacht staat of de handelwijze van beklaagde een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet oplevert.
4.2 Artikel 19 lid 5 van de Gerechtsdeurwaarderswet verbiedt beslaglegging op het aandeel van een rechthebbende op een derdengeldenrekening. Er kan uitsluitend beslag gelegd worden op gelden van een derdengeldenrekening die rechtstreeks toekomen aan een gerechtsdeurwaarder.
4.3 Naar het oordeel van de Kamer had beklaagde als zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder, die ermee bekend was dat klaagster bij deze bank een derdengeldenrekening aanhield, de bank erop moeten wijzen dat niet de gehele derdengeldenrekening onder het beslag mocht vallen, maar dat slechts dat deel van de gelden op die rekening dat aan klaagster toekwam geblokkeerd mocht worden. Door de wijze waarop het beslag is gelegd had de gerechtsdeurwaarder zich ervan bewust moeten zijn dat ook de gehele derdengeldenrekening onder het beslag kon vallen. De Kamer acht deze handelwijze dus onzorgvuldig en acht de klacht gegrond. Gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder de omstandigheid dat het beslag geen doel heeft getroffen, ziet de Kamer geen aanleiding om een maatregel op te leggen.
4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht gegrond;
- ziet van het opleggen van een maatregel af.
Aldus gegeven door mr. H.C. Hoogeveen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. H.M. Patijn en J.P.J.J. Timmermans (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2009 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.