zaaknummer 200.026.411/01
1 februari 2011
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
1. de maatschap MAATSCHAP [ APPELLANT 1 ],
gevestigd te [ E ], gemeente Helden,
2. [ APPELLANT 2 ],
wonende te [ E ], gemeente Helden,
3. [ APPELLANTE 3 ],
wonende te [ E ], gemeente Helden,
APPELLANTEN,
advocaat: voorheen mr. A.M.H.C. Coppens
respectievelijk mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne, thans
mr. P.J.G. Goumans te Helmond,
de naamloze vennootschap N.V. INTERPOLIS SCHADE,
gevestigd te Tilburg,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven, te ‘-Hertogenbosch.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Het hof zal appellanten hierna gezamenlijk (in enkelvoud) [ Appellanten ] noemen en appellant sub 2 afzonderlijk [ Appellant 2 ]. Het hof zal geïntimeerde Interpolis noemen.
1.2 [ Appellanten ] is bij exploot van 10 februari 2009 in hoger beroep gekomen van een vonnis dat door de rechtbank Breda onder zaaknummer/rolnummer 180718/HA ZA 07-1647 tussen partijen is gewezen en dat is uitgesproken op 12 november 2008, met dagvaarding van Interpolis voor dit hof.
1.3 [ Appellanten ] heeft bij memorie zeven grieven tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerd en een bewijsaanbod gedaan, met conclusie, zakelijk weergegeven, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, haar geldvorderingen alsnog zal toewijzen met veroordeling van Interpolis in de proceskosten van de beide instanties.
1.4 Interpolis heeft daarop bij memorie van antwoord de grieven bestreden, alsmede een bewijsaanbod gedaan, met conclusie dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van [ Appellanten ], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten van het hoger beroep met inbegrip van de nakosten en te vermeerderen met rente.
1.5 Ten slotte hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen op basis van de stukken van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep.
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
3. Waarvan het hof uitgaat
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in rechtsoverweging 3.1 een aantal feiten vastgesteld. De juistheid van die feiten is niet in geding, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4. Behandeling van het hoger beroep
4.1 Het gaat in dit geding om de volgende kwestie.
4.1.1 [ Appellanten ] exploiteert een glastuinbouwbedrijf te [ plaatsnaam ], gemeente [ gemeente ]. De oppervlakte van het bedrijf bedraagt ongeveer 3,7 hectare, verdeeld over een oudere en een nieuwe kas.
4.1.2 [ Appellanten ] heeft haar risico op bedrijfsschade verzekerd bij Interpolis door middel van een zogenoemde “Bedrijven Compact Polis Glastuinbouw”. Van de verzekeringsovereenkomst maken deel uit de Verzekerings-voorwaarden Bedrijven Compact Polis Agrarisch, Versie 4.2: november 2005.
4.1.3 Op 4 juli 2006 heeft zich in het bedrijf van [ Appellanten ] schade voorgedaan. De komkommerplanten in de bestaande kas hebben te zuur voedingswater gekregen. Een groot deel van de planten heeft die watergift niet overleefd.
[ Appellanten ] heeft de omvang van de schade begroot op
€ 240.875,- te vermeerderen met € 3.100,- voor expertisekosten.
4.1.4 Het voedingswater wordt samengesteld binnen het bedrijf van [ Appellanten ]. Dat gebeurt door middel van een computergestuurd proces. De benodigde installatie staat op het bedrijfsterrein van [ Appellanten ]. Zij is aangelegd door V.T.I. Horst B.V. en in september 2005 opgeleverd.
[ Appellanten ] gebruikt ten behoeve van het voedingswater bronwater en ontsmet drainwater. Dat water wordt gemengd met voedingsstoffen en zuur.
De zuurgraad van het water wordt bewaakt. Op verschillende momenten vinden controles op de zuurgraad plaats, als volgt:
- de zuurgraad van het in een verswatersilo opgevangen bronwater wordt gemeten; aan het bronwater wordt zuur toegevoegd, totdat een pH van 6,0 is bereikt;
- de zuurgraad van het voedingswater wordt gemeten in het mengvat, waarin menging plaatsheeft van het bronwater met voedingsstoffen en ontsmet drainwater; aan het mengsel wordt zuur toegevoegd, totdat een pH van 5,3-5,5 is bereikt;
- de zuurgraad wordt gemeten, wanneer het voedingswater uit de dagvoorraadsilo in de richting van de kassen wordt gepompt; levert de meting een onjuiste zuurgraad op, dan volgt een alarmsignaal.
4.1.5 [ Appellanten ] heeft de schade direct gemeld bij Interpolis en haar verzocht deze schade onder de verzekeringsovereenkomst uit te keren.
4.1.6 Interpolis heeft de schade laten onderzoeken door
G. Beekmans, werkzaam bij de Expertisedienst Brand/Varia. Deze heeft op 21 september 2006 (en 23 oktober 2006) rapport uitgebracht.
[ Appellanten ] heeft de schade laten onderzoeken door Agro Milieu. H.J.G. de Wijs, werkzaam bij Agro Milieu, heeft op 15 juli 2006 en 4 september 2006 rapport uitgebracht.
4.1.7 Interpolis heeft bij brief van 12 oktober 2006 geweigerd om onder de polis de opgetreden gewasschade te vergoeden.
In de eerste plaats heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de installatie van meet af aan een gebrek heeft gehad en dat dus niet kan worden gesproken van een plotseling en onvoorzien onjuist functionerende zuurdosering binnen de voedingsunit.
Daarnaast heeft Interpolis zich beroepen op de omstandigheid dat de bewaking van de zuurgraad niet zou deugen. De alarmering stond te ruim ingesteld, aldus Interpolis, en waar deze wel heeft gewerkt, heeft zij niet geleid tot het stopzetten van de watergift, doordat de pompunits zo niet waren ingesteld en [ Appellanten ] na alarmering de installatie heeft gereset zonder de oorzaak van de alarmering weg te nemen.
4.1.8 [ Appellanten ] heeft Interpolis vervolgens in rechte betrokken. De rechtbank heeft de vordering van [ Appellanten ] afgewezen.
De rechtbank heeft in de eerste plaats de door Interpolis verdedigde uitleg van de polisvoorwaarden aanvaard, in die zin dat Interpolis slechts dekking behoeft te bieden als het onjuiste functioneren van de voedingsunit plotseling en onvoorzien is geweest. De vraag of dit het geval is geweest, heeft de rechtbank laten rusten.
De rechtbank heeft vervolgens onderzocht of het beroep van Interpolis op de polisvoorwaarden anderszins zou slagen. Blijkens de polisvoorwaarden valt de schade buiten de dekking, wanneer de schade is ontstaan als gevolg van het resetten van de voedingsunit of het watergeefsysteem. Ook gold voor [ Appellanten ] de contractuele verplichting om ervoor te zorgen dat alarmsignalen onmiddellijk door iemand worden ontvangen, die zelf direct en vakkundig optreedt of die iemand inschakelt die vakkundig optreedt. De rechtbank heeft geconstateerd dat partijen het eens zijn dat [ Appellanten ] de installatie op 3 juli 2006 meermalen heeft gereset met als gevolg dat de watergift met te zuur voedingswater werd voortgezet. De rechtbank heeft geoordeeld dat [ Appellanten ] naar aanleiding van de alarmeringen meer had moeten doen dan zij heeft gedaan. Zij had, zo vervolgt de rechtbank, in het bijzonder een vakkundig persoon moeten inschakelen om de oorzaak van de alarmeringen te onderzoeken.
Dat alles heeft de rechtbank gevoerd tot de gevolgtrekking dat Interpolis zich op goede grond op haar polisvoorwaarden heeft beroepen en dat zij niet tot schade-uitkering is gehouden.
4.2 [ Appellanten ] is met haar grieven tegen de verschillende schakels van de motivering van de rechtbank opgekomen.
4.3 De eerste grief wil ingang doen vinden dat de polis ook dekking biedt, wanneer de schade het gevolg is van onjuist functioneren van de voedingsunit, zonder dat dit onjuiste functioneren kan worden gekarakteriseerd als plotseling en onvoorzien.
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat deze door [ Appellanten ] verdedigde uitleg niet moet worden gevolgd. De bewoordingen van de hier toepasselijke polisvoorwaarde “een plotseling en onvoorzien uitvallen of onjuist functioneren van de voedingsunit” wijzen niet bepaald in de richting van hetgeen [ Appellanten ] bepleit. Na de woorden ‘plotseling en onvoorzien’ en vóór de woorden ‘onjuist functioneren’ wordt het lidwoord niet herhaald hetgeen een aanwijzing vormt dat de woorden ‘plotseling en onvoorzien’ niet alleen betekenis hebben voor het zinsdeel dat meteen daarna volgt maar ook voor het zinsdeel ‘onjuist functioneren’. Daarbij komt dat de systematiek van de bepaling waarvan de omstreden zinsnede deel uitmaakt op het gelijk van Interpolis wijst. Voor de overige schadeoorzaken is immers ook telkens voorzien in een beperking tot plotseling en onvoorzien optreden van die oorzaak. De door [ Appellanten ] voorgestane uitleg zou verder een aanzienlijk gedeelte van de schadeoorzaken die volgen op de omstreden schadeoorzaak overbodig maken. Het ligt daarom geenszins voor de hand te veronderstellen dat die contractsinhoud partijen voor ogen heeft gestaan. De stellingen van [ Appellanten ] bieden verder onvoldoende houvast voor de door haar bepleite royalere uitleg.
Het hof is van oordeel dat de gekozen uitleg zozeer voor de hand ligt dat [ Appellanten ] dat redelijkerwijs had moeten begrijpen. Voor toepassing van de zogenoemde contra-proferentem regel ziet het hof dan ook ontoereikende grond.
Met grief I heeft [ Appellanten ] daarom geen succes.
4.4 Grieven II tot en met V gaan over het gedrag van
[ Appellant 2 ] naar aanleiding van de in totaal drie of vier alarmeringen op 3 juli 2006 en de daaraan te verbinden consequenties. Zij lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
Het hof deelt de visie van de rechtbank dat, kort gezegd, het gedrag van [ Appellant 2 ] getuigt van een tekort aan vakkundigheid. Het hof wil aannemen dat [ Appellant 2 ] naar aanleiding van de alarmeringen ter hoogte van de verbinding tussen de dagvoorraadsilo en de bestaande kas onderzoek heeft gedaan naar de samenstelling van het water in de dagvoorraadsilo en dat hij toen bevonden heeft dat de zuurgraad daarvan in orde was. Het hof wil bovendien aannemen dat die bevindingen hem aanleiding hebben gegeven om de installatie te resetten en dat bij die keuze mede een rol heeft gespeeld dat het erg warm was in de kas, waardoor het gewas niet lang zonder water kon. Dat alles neemt echter niet weg, dat [ Appellanten ] zich rekenschap had dienen te geven van de vraag hoe het mogelijk was dat zich drie tot viermaal in successie alarmeringen voordeden. Omdat hij zelf het antwoord op die vraag, naar moet worden aangenomen, niet kon vinden, had hij onverwijld iemand moeten inschakelen die beschikte over de kennis om de oorzaak wel te achterhalen. Dat geldt te meer omdat het [ Appellanten ] duidelijk moet zijn geweest dat zij groot belang had bij een watergift met een correcte zuurgraad. Dat [ Appellanten ] toentertijd zeer goede redenen had om aan te nemen dat de voeler bij de pomp niet voor een juiste registratie had gezorgd, is verder niet voldoende gesubstantieerd. Aan die stelling gaat het hof daarom voorbij.
4.5 Vervolgens heeft het hof onder ogen te zien welke gevolgtrekkingen aan dit gedrag moeten worden verbonden, de inhoud van de polisvoorwaarden in aanmerking genomen.
4.6 Voor zover de rechtbank haar oordeel heeft gegrond op de in de polisvoorwaarden voorziene uitsluiting in geval van het na alarmering resetten van voedingsunit/watergeef-systeem moet worden bedacht dat Interpolis aan deze uitsluiting geen rechten kan ontlenen, als [ Appellanten ] kan aantonen dat de omvang van de schade door het resetten niet is beïnvloed.
Voor zover de rechtbank haar oordeel heeft gegrond op de in de polisvoorwaarden voorziene verplichting van [ Appellanten ] om ervoor te zorgen dat alarmsignalen onmiddellijk worden ontvangen door iemand met vakkennis, moet worden aangenomen dat ook in geval van schending van die verplichting gelet op de systematiek van de polisvoorwaarden schade-uitkering niet achterwege kan blijven als de schending geen invloed kan hebben gehad op de omvang van de schade.
4.7 [ Appellanten ] heeft zich erop beroepen dat de schade zich ook zou hebben voorgedaan, als het resetten achterwege zou zijn gebleven dan wel onmiddellijk een persoon met vakkennis bij de installatie zou zijn betrokken na de alarmering(en). In het bijzonder zou in dit verband het bijzonder warme weer [ Appellanten ] parten hebben gespeeld.
Interpolis heeft dat standpunt van [ Appellanten ] bestreden.
4.8 Partijen zijn over en weer niet heel helder geweest over de gedragsalternatieven die [ Appellanten ] toentertijd ter beschikking stonden en de gevolgen die elk van die alternatieven voor de omvang van de schade zou hebben gehad. Het standpunt van [ Appellanten ] komt erop neer dat achterwege laten van resetten en het inschakelen van een vakkundig persoon geen verschil had gemaakt voor de omvang van de schade. Het standpunt van Interpolis komt erop neer dat [ Appellanten ] haar schade wel had kunnen voorkomen dan wel beperken. Het hof heeft begrepen dat Interpolis als reële alternatieven voor de door [ Appellanten ] gekozen gedragslijn beschouwt:
- druppelen met water zonder enige toevoeging,
- onderbreken van het druppelen met (voedings)water.
4.9 Deze kwestie verdient nader onderzoek. Het ligt in dit stadium van het geding het meest voor de hand te veronderstellen dat een onderzoek door een deskundige opheldering kan verschaffen in deze kwestie. Aan een deskundige zou in het bijzonder kunnen worden gevraagd hoe lang de komkommerplanten het in de toenmalige omstandig-heden zonder water hadden kunnen stellen alsmede op de vraag hoe lang de komkommerplanten het zonder voeding hadden kunnen stellen en wat de omvang van de schade zou zijn geweest als kortere tijd was gedruppeld met het zure water.
De stellingen van [ Appellanten ] en Interpolis zijn evenwel te weinig uitgewerkt, waar het gaat om de alternatieven die [ Appellanten ] op 3 juli 2006 ter beschikking stonden en de betekenis daarvan voor de schade-omvang, om nu reeds zinvol vragen aan een deskundige te kunnen voorleggen. Het komt het hof raadzaam voor, dat de partijen hun stellingen eerst nader uitwerken, alvorens vragen aan een deskundige voor te leggen.
Het hof verzoekt beide partijen in hun debat in het bijzonder te betrekken, de vraag hoe lang het redelijker-wijs zou hebben geduurd, voordat een vakkundig persoon de te hoge zuurgraad zou hebben ontdekt, in aanmerking genomen de constructie van de installatie en de omstandigheid dat de pH-meting was ontregeld doordat de pH-electroden waren vervuild alsmede de omstandigheid dat het voedingswater dat naar de andere, nieuwe kas werd gevoerd bij meting in orde was bevonden. Bij een en ander moeten partijen tevens betrekken de kwestie van de volgens Interpolis te ruim afgestelde pH-meting van het voedingswater.
4.10 Een dergelijk voortgezet partijdebat en onderzoek zouden achterwege kunnen blijven in het geval zou moeten worden geoordeeld dat de schade niet het gevolg is geweest van een plotseling en onvoorzien onjuist functioneren van de voedingsunit.
Het hof is voorshands van oordeel dat zich in dit geval een dergelijk plotseling en onvoorzien onjuist functioneren van de voedingsunit nu juist wel heeft voorgedaan.
Interpolis schrijft in haar brief van 12 oktober 2006 aan [ Appellanten ]: “De schade is begonnen na aanpassing van de pH-waarde van de zuurregeling van de verswatersilo door uw installateur op 22 juni 2006”. Reeds deze voorstelling van zaken is bezwaarlijk verenigbaar met de stelling van Interpolis dat het onjuist functioneren van de voedingsunit niet plotseling en onvoorzien was. Voorts valt in dit verband op dat zowel de door [ Appellanten ] ingeschakelde deskundige De Wijs als de door Interpolis ingeschakelde deskundige Beekmans rapporteert dat het begonnen is met een verkeerde instelling van de pH van het verswater door een medewerker van V.T.I. op 22 juni 2006. Beekmans brengt het in de conclusie van zijn rapport als volgt onder woorden: “Nadat VTI op 22 juni 2006 om 11.50 uur de pH van de zuurdosering van de verswatersilo van 6,0 op 5,0 heeft gezet is de ellende begonnen.”
Het debat in hoger beroep heeft zich niet tot deze kwestie uitgestrekt en ook niet hoeven uitstrekken. Het hof wil partijen niet overvallen met zijn oordeel en laat het daarom bij dit voorlopig oordeel. Partijen krijgen de gelegenheid om hun stellingen in deze kwestie verder te ontwikkelen. Zou het voortgezet partijdebat het hof aanleiding geven om tot een ander oordeel te komen, dan kan verder onderzoek naar de hierboven in de rechtsoverwegingen 4.5 tot en met 4.9 omschreven problematiek achterwege blijven.
4.11 Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor het bedoelde verdere partijdebat. Het zal eerst Interpolis bij akte aan het woord laten over de hierboven besproken vragen. [ Appellanten ] mag daarop reageren. Iedere verdere beslissing zal het hof aanhouden.
verwijst de zaak naar de rol van 15 maart 2011 voor een akte aan de zijde van Interpolis;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.B.C.M. van der Reep, J.C.W. Rang en D.J. Oranje en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 februari 2011 door de rolraadsheer.