ECLI:NL:GHAMS:2011:BP5508

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.054.858-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het Sociaal Plan en ontslagvergoeding in het kader van een reorganisatie

In deze zaak gaat het om de uitleg van een Sociaal Plan en de berekening van een ontslagvergoeding in het kader van een reorganisatie bij Unisys Nederland N.V. De werknemer, aangeduid als [geïntimeerde], was sinds 1970 in dienst bij Unisys en werd op 28 september 2006 ontslagen in verband met een reorganisatie. Het Sociaal Plan, dat op de beëindiging van zijn dienstverband van toepassing was, voorzag in een ontslagvergoeding die gebaseerd was op de kantonrechtersformule, met een maximum van 95% van de financiële inkomensschade tot de leeftijd van 65 jaar, rekening houdend met sociale zekerheidsuitkeringen zoals WW-uitkeringen.

De werknemer had echter ook aanspraken op uitkeringen uit een FUT-polis, die pas na zijn ontslag zouden ingaan. Unisys hield bij de berekening van de ontslagvergoeding rekening met de volledige WW-aanspraak, zonder de toekomstige uitkeringen uit de FUT-polis in mindering te brengen. De werknemer betwistte deze werkwijze en stelde dat de ontslagvergoeding niet correct was berekend, omdat de uitkeringen uit de FUT-polis niet in aanmerking waren genomen.

Het hof oordeelde dat Unisys een onjuiste toepassing had gegeven aan artikel 4.2 van het Sociaal Plan door de volledige WW-uitkering in mindering te brengen op de ontslagvergoeding, zonder rekening te houden met de toekomstige uitkeringen uit de FUT-polis. Het hof benadrukte dat bij de berekening van de ontslagvergoeding alleen rekening gehouden mocht worden met sociale zekerheidsuitkeringen die op de ontslagdatum al bestonden of redelijkerwijs te verwachten waren. De uitspraak leidde tot de conclusie dat de ontslagvergoeding opnieuw moest worden berekend, waarbij de aanspraken op de FUT-polis in aanmerking moesten worden genomen.

Uitspraak

22 februari 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNISYS NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Schiphol-Rijk, gemeente Haarlemmermeer,
APPELLANTE,
advocaat: mr. B.C.L. Kanen, te Amsterdam,
t e g e n
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. H. de Graaf-Waard, te Zoetermeer.
De partijen worden hierna Unisys en [geïntimeerde] genoemd.
1. Het geding in hoger beroep
Bij dagvaarding van 8 oktober 2009 is Unisys in hoger beroep gekomen van het vonnis van 14 juli 2009 van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (de kantonrechter) in deze zaak onder num¬mer 973807 CV EXPL 08-23693 gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser in conventie tevens verweerder in voorwaardelijke reconventie en Unisys als gedaagde in conventie, tevens eiseres in voorwaardelijke reconventie.
Unisys heeft bij memorie twaalf grieven aangevoerd, bewijs aangeboden, producties in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen (in conventie) van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen dan wel de vorderingen van Unisys (in voorwaardelijke reconventie), zoals in hoger beroep gewijzigd, alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
Bij memorie van antwoord tevens akte houdende bewaar vermeerdering van eis heeft [geïntimeerde] bezwaar gemaakt tegen de eisvermeerdering van Unisys en voorts de grieven bestreden, bewijs aangeboden, producties in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Unisys in de kosten van (naar het hof begrijpt) het hoger beroep.
Unisys heeft een antwoordakte bezwaar vermeerdering van eis genomen en daarnaast een akte uitlating producties.
Ten slotte hebben partijen het hof verzocht arrest te wijzen op de stukken van beide instanties.
2. Vermeerdering van eis in voorwaardelijke reconventie
Unisys heeft in haar memorie van grieven haar eis in voorwaardelijke reconventie gewijzigd. De hiertegen door [geïntimeerde] aangevoerde bezwaren worden verworpen. Er doet zich hier niet de situatie voor dat de eiswijziging in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
3. Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.7 een aantal feiten vermeld. De juistheid hiervan is tussen partijen niet in geschil, zodat ook het hof deze feiten tot uitgangspunt zal nemen.
4. Beoordeling
4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1. [geïntimeerde], geboren op [geboortedatum], is vanaf 16 maart 1970 bij Unisys in dienst geweest, laatstelijk tegen een salaris van € 4.627,76 bruto per maand (€ 5.138,61 bruto inclusief vakantietoeslag en variabele beloning).
4.1.2. Unisys heeft de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] op 28 september 2006 in verband met een reorganisatie met toestemming van CWI opgezegd tegen 1 januari 2007. Op de beëindiging van het dienstverband is het Sociaal Plan van 30 augustus 2006 van toepassing. Dit Sociaal Plan is aangegaan tussen Unisys, de ondernemingsraad en de betrokken vakorganisaties teneinde te voorzien in de personele gevolgen van de binnen Unisys doorgevoerde reorganisatie. Artikel 4.2 van het Sociaal Plan luidt voor zover van belang als volgt: "Financiële voorzieningen
Indien Werkgever de arbeidsovereenkomst opzegt nadat hij van het CWI toestemming voor opzegging heeft ontvangen, krijgt de Werknemer een eenmalige vergoeding bij beëindiging van zijn dienstverband aangeboden die wordt berekend aan de hand van de zgn. kantonrechtersformule, met een minimumvergoeding van drie bruto maandsalarissen inclusief de wettelijke vakantietoeslag. De ontslagvergoeding is nimmer hoger dan 95% van de financiële inkomensschade die de Werknemer lijdt als gevolg van zijn boventalligheid tot hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, rekening houdende met en onder aftrek van de bedragen waarop de Werknemer recht heeft als gevolg van bestaande sociale zekerheidsuitkeringen (bv. werkloosheidsuitkeringen)."
4.1.3. Unisys heeft aan [geïntimeerde] op 21 september 2006 een opgave toegezonden, herzien op 2 oktober 2006, van de ontslagvergoeding op grond van het Sociaal Plan van € 226.986,- bruto, waarbij 95% van de inkomensschade tot de pensioendatum is berekend op € 317.310,- en de daarop in aftrek te brengen aanspraak op een WW-uitkering gedurende 38 maanden is berekend op € 90.324,- bruto.
4.1.4. [geïntimeerde] heeft deelgenomen aan de tot 1 januari 2006 in de ICT-bedrijfstak bestaande regeling voor Flexibel Vervroegd Uittreden (FUT-regeling), waartoe een verplichte individuele spaarregeling behoorde. Na afschaffing van de FUT-regeling is voor ex-deelnemers het saldo van de individuele spaarregeling ondergebracht in een (premievrije) polis bij Nationale-Nederlanden (de FUT-polis). De FUT-polis van [geïntimeerde] had als ingangsdatum van de uitkeringen 1 juni 2008 (de eerste dag van de maand waarin hij de 61 jarige leeftijd zou bereiken).
4.1.5. [geïntimeerde] heeft bij e-mailbericht van 30 november 2006 aan Unisys de kwestie aan de orde gesteld dat de met ingang van juni 2008 te ontvangen uitkeringen op grond van de FUT-polis zullen worden gekort op de bij de berekening van de ontslagvergoeding in aanmerking genomen toekomstige WW-uitkeringen, indien uitstel van de ingangsdatum van de uitkeringen niet mogelijk is. Unisys heeft naar de stichting SVVUUN verwezen, die de FUT-regeling tot 1 januari 2006 heeft uitgevoerd. De stichting SVVUUN heeft op 22 december 2006 aan [geïntimeerde] bericht dat over deze kwestie juridisch advies werd ingewonnen.
4.1.6. Op 5 november 2007 heeft de stichting SVVUUN het advies gekregen dat voor uitstel van de uitkering op grond van de FUT-polis de eis wordt gesteld dat het dienstverband nog bestaat. Bij brieven van 15 november 2007 en 4 februari 2008 heeft [geïntimeerde] verzocht de ontslagvergoeding opnieuw te berekenen, rekening houdende met zijn verminderde aanspraak op WW-uitkering als gevolg van de uitkeringen op grond van de FUT-polis. Unisys heeft dit bij brieven van 18 december 2007 en 19 februari 2008 geweigerd.
4.2. [geïntimeerde] heeft Unisys op 25 juli 2008 gedagvaard en heeft in conventie veroordeling van Unisys gevorderd – kort gezegd - tot betaling van een bedrag van € 21.414,75 bruto aan vanaf juni 2008 gedurende 21 maanden op zijn WW-uitkeringen gekorte uitkeringen op grond van de FUT-polis van € 1.019,75 bruto per maand, te vermeerderen met de wettelijke rente. Unisys heeft in voorwaardelijke reconventie gevorderd – kort gezegd - dat [geïntimeerde] op straffe van verbeurte van een dwangsom gegevens overlegt met betrekking tot zijn WW uitkering en zijn FUT-polis en dat voor recht wordt verklaard dat Unisys het bruto bedrag aan vakantiegeld over de WW-uitkering mag verrekenen. De kantonrechter heeft de vordering in conventie toegewezen en heeft de vordering in voorwaardelijke reconventie afgewezen. Hiertegen komt Unisys in hoger beroep op.
4.3. De grieven 1 tot en met 8 stellen aan de orde of Unisys een juiste toepassing heeft gegeven aan artikel 4.2 van het Sociaal Plan door bij de berekening van de ontslagvergoeding geen rekening te houden met de verminderde aanspraak op WW-uitkeringen als gevolg van de uitkeringen op grond van de FUT-polis.
4.3.1. Artikel 4.2 voorziet in een ontslagvergoeding die is gebaseerd op de kantonrechtersformule, zoals deze tot 1 januari 2009 gold, met dien verstande dat de vergoeding als volgt is gemaximeerd:
"De ontslagvergoeding is nimmer hoger dan 95% van de financiële inkomensschade die de Werknemer lijdt als gevolg van zijn boventalligheid tot hij de leeftijd van 65 jaar bereikt, rekening houdende met en onder aftrek van de bedragen waarop de Werknemer recht heeft als gevolg van bestaande sociale zekerheidsuitkeringen (bv. werkloosheidsuitkeringen)." Tussen partijen is de uitleg van deze maximering (hierna ook 'plafond' genoemd) in geschil.
4.3.2. Unisys verdedigt de uitleg dat het bij de vaststelling van het plafond van de ontslagvergoeding moet gaan om de redelijkerwijze te verwachten inkomensschade tot 65 jaar waarbij rekening moet worden gehouden met de redelijkerwijze te verwachten inkomensvoorzieningen waarover [geïntimeerde] kan beschikken, zoals een WW-uitkering gedurende 38 maanden, ook indien op grond van de anticumulatiebepalingen in de Werkloosheidswet de uitkeringen uit zijn FUT-polis in mindering zouden worden gebracht op de WW-uitkeringen. Volgens Unisys kan dit worden afgeleid uit de strekking van het Sociaal Plan na reorganisatieontslag een voorziening tot maximaal 95% van de inkomensschade te bieden. Een andere toepassing van artikel 4.2 zou tot effect hebben dat [geïntimeerde] meer dan dit plafond zou ontvangen, hetgeen een onaannemelijk gevolg zou zijn. Ten slotte kan de FUT-polis onder de in aftrek te brengen sociale zekerheidsuitkeringen worden begrepen. [Geïntimeerde] bestrijdt dit.
4.3.3. Het Sociaal Plan betreft een geschrift waarin een regeling is vastgelegd die naar haar aard is bestemd de rechtspositie van derden te beïnvloeden, zonder dat die derden invloed hebben op de inhoud of de formulering van die regeling, terwijl de onderliggende partijbedoeling voor die derden niet kenbaar is. Een dergelijk geschrift dient naar objectieve maatstaven te worden uitgelegd, waarbij onder meer acht kan worden geslagen op de elders in die regeling gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
4.3.4. De uitleg van artikel 4.2 van het Sociaal Plan dat het bij de vaststelling van het plafond moet gaan om de redelijkerwijze te verwachten inkomensschade en de redelijkerwijze te verwachten sociale uitkeringen, waaronder een WW-uitkering, is juist. Het Sociaal Plan heeft de kennelijke strekking overtollige werknemers door betaling van een bedrag ineens een tegemoetkoming te bieden in de schade ten gevolge van het ontslag, met als maximum 95% van de te verwachten inkomensschade, rekening houdende met sociale zekerheidsuitkeringen. Met ontwikkelingen ná de ontslagdatum wordt bij toepassing van artikel 4.2 derhalve geen rekening gehouden. Dit betekent dat bij vaststelling van de ontslagvergoeding van een werknemer ingevolge het Sociaal Plan in beginsel – dat wil zeggen: behoudens feiten en omstandigheden die in een concreet geval een andere conclusie rechtvaardigen – geen rekening mag worden gehouden met andere uitkeringen en/of inkomsten dan sociale zekerheidsuitkeringen die aan de werknemer eerst op een (veel) later tijdstip dan de ontslagdatum ten deel vallen.
4.3.5. De tekst en de context van artikel 4.2 bieden evenmin aanknopingspunten voor de uitleg dat met de op de vergoeding in mindering te brengen sociale zekerheidsuitkeringen ook wordt gedoeld op individuele voorzieningen die voortvloeien uit de overgangsregeling van de per 1 januari 2006 afgeschafte FUT-regeling, in casu de FUT-polis, en die pas geruime tijd na ontslagdatum tot uitkering zouden (kunnen) komen. Indien Unisys, de ondernemingsraad en de betrokken vakorganisaties hadden willen bereiken dat uitkeringen op grond van FUT-polissen rechtstreeks op de ontslagvergoeding in mindering werden gebracht, hadden zij dit in de tekst van het Sociaal Plan tot uitdrukking moeten brengen. Nu dit niet is gebeurd, bestond geen grond bij de toepassing van artikel 4.2 de waarde van de FUT-polis rechtstreeks op de ontslagvergoeding in mindering te brengen.
4.3.6. Met betrekking tot de vraag of in het onderhavige geval een uitzondering op de in artikel 4.2 besloten liggende regel gerechtvaardigd is, overweegt het hof dat Unisys op de ontslagdatum redelijkerwijze niet ervan uit mocht gaan dat [geïntimeerde] gedurende 38 maanden de volledige WW-uitkering zou ontvangen. [geïntimeerde] heeft immers reeds op 30 november 2006 aangekaart dat zijn FUT-polis op zijn 61e jaar tot uitkering zou komen – tenzij de ingangsdatum van de uitkeringen kon worden uitgesteld - en dat deze uitkeringen naar verwachting tot korting op zijn WW-uitkeringen zouden leiden. Onder deze omstandigheden heeft Unisys een onjuiste toepassing gegeven aan artikel 4.2 van het Sociaal Plan door niettemin het volle bedrag aan WW-uitkeringen gedurende 38 maanden op de (maximale) ontslagvergoeding in mindering te brengen.
4.3.7. De omstandigheid dat het op de ontslagdatum nog onduidelijk was of uitstel van de ingangsdatum van de FUT-polis tot de pensioendatum mogelijk was, leidt niet tot een ander oordeel. Omdat [geïntimeerde] op 30 november 2006, dus ruim vóór zijn ontslagdatum, deze problematiek al bij Unisys had aangekaart, had het op de weg van Unisys gelegen als goed werkgeefster zorg te dragen voor tijdige duidelijkheid (dat wil zeggen: vóór de ontslagdatum) op dit punt en voor het bereiken van een oplossing, bijvoorbeeld door met [geïntimeerde] een garantie overeen te komen voor het geval het tijdstip van uitkering onder de FUT-polis niet kon worden uitgesteld. Nu Unisys dit achterwege heeft gelaten, dienen de gevolgen van een en ander voor haar risico te blijven.
4.3.8. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat op de ontslagdatum nog niet bekend was welk bedragen gedurende de WW-periode met ingang van 1 juni 2008 op grond van de FUT-polis aan [geïntimeerde] zouden worden uitgekeerd, zodat het bedrag van de door hem naar verwachting te ontvangen WW-uitkeringen ook niet kon worden vastgesteld. Dit ontsloeg Unisys immers niet van de gehoudenheid op de ontslagdatum een zo goed mogelijke inschatting te maken van het effect van de FUT-polis op de aanspraak op WW-uitkeringen.
4.3.9. De hiervoor aan artikel 4.2 gegeven uitleg leidt niet tot onaannemelijke rechtsgevolgen. De omstandigheid dat een aantal overtollige werknemers, onder wie in elk geval [geïntimeerde], nog over een FUT-polis beschikte, is nu eenmaal niet in het Sociaal Plan verdisconteerd. [geïntimeerde] behoefde er geen rekening mee te houden dat de waarde van deze polis (ook niet indirect, 'over de band van' de anticumulatiebepalingen in de Werkloosheidswet) geheel of gedeeltelijk op zijn ontslagvergoeding in mindering zou komen.
4.3.10. Ten slotte heeft Unisys bestreden dat bij de berekening van de ontslagvergoeding rekening moet worden gehouden met de achteraf, in het kader van deze procedure, door [geïntimeerde] opgegeven (en niet verder onderbouwde) uitkeringen op grond van FUT-polis van € 1.019,75 bruto per maand met ingang van 1 juni 2008. Dit verweer slaagt. De kantonrechter is ten onrechte uitgegaan van de (volgens [geïntimeerde]) daadwerkelijk uitgekeerde bedragen. Het dient bij toepassing van artikel 4.2 immers te gaan om de op de ontslagdatum naar verwachting bestaande aanspraak op WW-uitkeringen, rekening houdende met de op de ontslagdatum te verwachten hoogte van de uitkeringen op grond van de FUT-polis. In zoverre slagen de grieven 1 en 3.
4.4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de grieven 2 en 4 tot en met 8 falen en dat de grieven 1 en 3 gedeeltelijk slagen. De grieven 9 en 10 betreffen het beroep van [geïntimeerde] op opgewekte verwachtingen c.q. dwaling. Gelet op het voorgaande komt het hof daaraan niet meer toe.
4.5. Het gedeeltelijk slagen van de grieven 1 en 3 leidt ertoe dat de aanspraak van [geïntimeerde] op grond van artikel 4.2 van het Sociaal Plan gedeeltelijk opnieuw moet worden berekend.
4.5.1. Niet in geschil is dat 95% van het tot de pensioendatum nog te verdienen inkomen € 317.310,- bruto bedraagt. Unisys heeft in haar opgave van 2 oktober 2006 de aanspraak van [geïntimeerde] op WW (afgezien van het effect van de FUT-polis) op een bedrag van € 90.324,- bruto berekend en heeft de ontslagvergoeding uiteindelijk ook op die basis vastgesteld. Unisys voert thans aan dat de aanspraak op WW op de ontslagdatum in werkelijkheid hoger was, te weten een bedrag van € 98.915,- bruto aangezien in het opgegeven bedrag geen rekening is gehouden met vakantietoeslag over de WW uitkeringen. Naar het oordeel van het hof verzetten de redelijkheid en billijkheid zich ertegen dat Unisys in het kader van deze procedure terugkomt op de bij de uitvoering van het Sociaal Plan (kennelijk in het algemeen, voor alle betrokken werknemers) toegepaste berekeningswijze van de aanspraak op een WW-uitkering. Het hof zal daarom uitgaan van het in de opgave van 2 oktober 2006 opgenomen bedrag van € 90.324,- bruto (afgezien van het effect van de FUT-polis).
4.5.2. De op de ontslagdatum redelijkerwijze te verwachten hoogte van de uitkeringen op grond van de FUT-polis over het tijdvak van 1 juni 2008 tot het einde van de WW-periode (1 maart 2010) is nog in geschil. [geïntimeerde] zal in de gelegenheid worden gesteld bij akte een opgave van Nationale-Nederlanden over te leggen van de maandelijkse uitkeringen met ingang van 1 juni 2008 op basis van de in de FUT-polis op 31 december 2006 opgebouwde waarde.
4.6. De grieven 11 en 12 stellen de (in hoger beroep vermeerderde) eis in voorwaardelijke reconventie aan de orde. Hiervoor is aan artikel 4.2 van het Sociaal Plan de uitleg gegeven dat de ontslagvergoeding wordt berekend door 95% van het inkomen dat naar verwachting zou zijn verdiend van de ontslagdatum tot de pensioendatum te verminderen met de vanaf de ontslagdatum naar verwachting nog te ontvangen WW uitkeringen. Toepassing van het Sociaal Plan in overeenstemming met deze (door [geïntimeerde] en primair ook door Unisys verdedigde) uitleg biedt geen ruimte voor herberekening van de ontslagvergoeding op grond van met ingang van 1 januari 2007 daadwerkelijk verdiend inkomen, daadwerkelijk ontvangen WW uitkeringen of daadwerkelijk genoten uitkeringen uit de FUT-polis. De grieven 11 en 12, die van een andere uitleg uitgaan, stuiten hierop af.
5. Slotsom en kosten
[geïntimeerde] zal in de gelegenheid worden gesteld een akte te nemen met het in rechtsoverweging 4.5.2 omschreven doel. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
6. Beslissing
Het hof:
stelt [geïntimeerde] in de gelegenheid een akte te nemen met het in rechtsoverweging 4.5.2 omschreven doel;
verwijst de zaak daartoe naar de rol van 5 april 2011;
iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, W.J. van den Bergh en D. Kingma, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2011.