ECLI:NL:GHAMS:2011:BP3001

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.078.492/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aanwijzing bindend adviseur in ondernemingsrechtelijke geschil

In deze zaak, die werd behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, heeft verzoeker Albertus Christiaan Jozef Koning een verzoek ingediend tegen de besloten vennootschappen KBK Beheer B.V., KBK Tussenholding I B.V. en KBK Tussenholding II B.V., evenals tegen de belanghebbenden N.J. Klouwer, N.T.J. de Boer en P.N.T. Klouwer. De zaak betreft een ondernemingsrechtelijk geschil waarbij partijen op 20 januari 2011 een minnelijke regeling hebben getroffen. Deze regeling omvatte het verzoek aan de Ondernemingskamer om een bindend adviseur aan te wijzen, wat werd vastgelegd in het proces-verbaal van de openbare terechtzitting.

De Ondernemingskamer heeft in haar beschikking van 1 februari 2011 besloten om de procedure als beëindigd te beschouwen na de aanwijzing van de bindend adviseur. De aangewezen bindend adviseur is drs. P. den Hertog RA RV, gevestigd te Rotterdam. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de procedure met ingang van de datum van de beschikking is geëindigd. Deze beslissing werd genomen door een collegiaal orgaan bestaande uit de voorzitter en drie raadsheren, bijgestaan door twee raden en de griffier, en werd uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting.

De beschikking is van belang voor de betrokken partijen, aangezien het de beëindiging van de procedure en de aanwijzing van een bindend adviseur betreft, wat kan leiden tot een oplossing van het geschil zonder verdere juridische procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKING in de zaak met rekestnummer 200.078.492 OK van
Albertus Christiaan Jozef KONING,
wonende te Volendam,
VERZOEKER,
advocaat: mr. A. Schennink, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KBK BEHEER B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KBK TUSSENHOLDING I B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KBK TUSSENHOLDING II B.V.,
alle gevestigd te Volendam,
VERWEERSTERS,
advocaat: mr. F.W.M. Groot, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1. N.J. KLOUWER,
2. N.T.J. DE BOER,
3. P.N.T. KLOUWER,
allen wonende te Volendam,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: mr. H. Reitsma, kantoorhoudende te Amsterdam.
1. Het verloop van het geding
1.1 Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar het proces-verbaal van het verhandelde ter openbare terechtzitting in deze zaak van 20 januari 2011.
2. De gronden van de beslissing
2.1 Ter terechtzitting van 20 januari 2011 hebben voormelde partijen een minnelijke regeling getroffen, van welke minnelijke regeling deel uitmaakt het verzoek aan de Ondernemingskamer om een bindend adviseur aan te wijzen, een en ander zoals vastgelegd in het proces-verbaal van het verhandelde ter openbare terechtzitting. De Ondernemingskamer zal thans overeenkomstig dat verzoek de hierna te vermelden persoon als zodanig aanwijzen.
2.2 Nu van voornoemde minnelijke regeling tevens deel uitmaakt het verzoek aan de Ondernemingskamer om de onderhavige procedure als beëindigd te beschouwen onmiddellijk na de aanwijzing van de bindend adviseur, zal de Ondernemingskamer verstaan dat de procedure is geëindigd en wel met ingang van heden.
3. De beslissing
De Ondernemingskamer:
wijst aan als bindend adviseur zoals bedoeld in het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 januari 2011: drs. P. den Hertog RA RV te Rotterdam;
verstaat dat de onderhavige procedure met ingang van heden is geëindigd.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. E.F. Faase en mr. A.C. Faber, raadsheren, E.R. Bunt en prof. dr. F. van der Wel RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. K.M. van Hassel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 1 februari 2011.