ECLI:NL:GHAMS:2011:674

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
27 april 2013
Zaaknummer
106.001.571-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vordering tot tussenkomst in de zaak van Proprof tegen de Centrale Spelersraad en diverse voetbalclubs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in een incident betreffende een vordering tot tussenkomst door de vereniging Proprof. Proprof, die een groot aantal betaald voetbalspelers vertegenwoordigt, heeft zich in het geding gevoegd aan de zijde van de Centrale Spelersraad (CSR) en heeft verzocht om zelfstandig te mogen tussenkomen in de procedure. De CSR en de clubs, die als geïntimeerden optreden, hebben geantwoord op de incidentele vordering. Proprof stelt dat zij een feitelijk belang heeft bij de procedure, omdat het portretrecht van haar leden erkend moet worden.

De clubs hebben echter betoogd dat Proprof niet voldoende heeft onderbouwd waarom een eigen vordering noodzakelijk is en dat zij eerder had aangegeven dat voeging voldoende was. Het hof heeft geoordeeld dat de vordering van Proprof tot tussenkomst onvoldoende is onderbouwd. Het argument dat er belang is bij de erkenning van het portretrecht is te algemeen en biedt geen voldoende grond voor de gevorderde tussenkomst.

Het hof heeft de vordering van Proprof afgewezen en de kostenbeslissing aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 3 mei 2011 voor het indienen van grieven door CSR. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de procedure voortgezet zal worden in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST IN INCIDENT
in de zaak van:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
PROPROF,
gevestigd te Culemborg,
EISERES IN HET INCIDENT TOT TUSSENKOMST,
advocaat:
mr. A.W. Brantjeste Amsterdam.
t e g e n
1. de rechtspersoon
DE CENTRALE SPELERSRAAD,
orgaan in de zin van het Reglement Betaald Voetbal van de K.N.V.B., gekozen woonplaats te Gouda,
2. [APPELLANT SUB 2],
wonende te [woonplaats],
3. [APPELLANT SUB 3],
wonende te [woonplaats],
4. [APPELLANT SUB 4],
wonende te [woonplaats],
5. [APPELLANT SUB 5],
wonende te [woonplaats],
6. [APPELLANT SUB 6],
wonende te [woonplaats],
7. [APPELLANT SUB 7],
wonende te [woonplaats],
8.[APPELLANT SUB 8],
wonende te [woonplaats],
9. [APPELLANT SUB 9],
wonende te [woonplaats],
tezamen vormend de Centrale Spelersraad van de KNVB voornoemd en optredende in de hoedanigheid van lid van die spelersraad,
1. de vereniging VERENIGING VAN CONTRACTSPELERS (VVCS),
gevestigd te ’s Gravenhage en kantoorhoudende te Gouda,
APPELLANTEN IN DE HOOFDZAAK, VERWEERDERS IN HET INCIDENT,
advocaat:
mr. P. de Voste Amsterdam
,
en tegen
1. de naamloze vennootschap AFC AJAX N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AZ VOETBALCLUB B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
3. de vereniging FC DEN BOSCH,
gevestigd te ’s Hertogenbosch,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FEYENOORD B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FORTUNA SITTARD VOETBAL B.V.,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
6. de vereniging VERENIGING BETAALD VOETBAL DE GRAAFSCHAP,
gevestigd te Doetinchem,
7. de stichting FC GRONINGEN,
gevestigd te Groningen,
8. de naamloze vennootschap SC HEERENVEEN N.V.,
gevestigd te Heerenveen,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NAC B.V.,
gevestigd te Breda,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NIJMEGEN EENDRACHT COMBINATIE B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
1. de naamloze vennootschap PSV N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
1. de vereniging RKC WAALWIJK,
gevestigd te Waalwijk,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RODA JC B.V.,
gevestigd te Kerkrade,
1. de stichting STICHTING SPARTA ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FC TWENTE 1965 B.V.,
gevestigd te Enschede,
1. de stichting STICHTING FOOTBALL CLUB UTRECHT,
gevestigd te Utrecht,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BETAALD VOETBAL VITESSE ARNHEM B.V.,
gevestigd te Arnhem,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid WILLEM II B.V.,
gevestigd te Tilburg,
1. de naamloze vennootschap N.V. ADO DEN HAAG,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
20. de stichting STICHTING CAMBUUR LEEUWARDEN,
gevestigd te Leeuwarden,
21. de stichting STICHTING DORDRECHT ‘90
gevestigd te Dordrecht,
22. de stichting EINDHOVEN,
gevestigd te Eindhoven,
23. de stichting STICHTING EMMEN,
gevestigd te Emmen,
24. de vereniging SPORTCLUB EXCELSIOR,
gevestigd te Rotterdam,
25. de vereniging GO AHEAD EAGLES,
gevestigd te Deventer,
26. de vereniging H.F.C. HAARLEM,
gevestigd te Haarlem,
27. de stichting STICHTING HELMOND SPORT,
gevestigd te Helmond,
28. de stichting STICHTING HERACLES ALMELO,
gevestigd te Almelo,
29. de vereniging MAASTRICHTSE VOETBAL VERENIGING MVV 02,
gevestigd te Maastricht,
30. de vereniging RBC ROOSENDAAL,
gevestigd te Roosendaal,
31. de stichting STICHTING TELSTAR-STORMVOGELS COMBINATIE,
gevestigd te Velsen-Zuid, gemeente Velsen,
32. de stichting TOP OSS,
gevestigd te Oss,
33. de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid BETAALD VOETBAL VEENDAM,
gevestigd te Veendam,
34. de stichting FC VOLENDAM,
gevestigd te Volendam,
35. de vereniging VOETBALVERENIGING VVV VENLO,
gevestigd te Venlo,
36. de vereniging VOETBALVERENIGING FC ZWOLLE,
gevestigd te Zwolle,
37. de naamloze vennootschap
EREDIVISIE N.V.,
gevestigd te Zeist,
38. de coöperatieve vereniging “COÖPERATIE EERSTE DIVISIE”
U.A. TOTODIVISIE,
gevestigd te Rotterdam,
39. de vereniging KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd te Zeist,
GEÏNTIMEERDEN IN DE HOOFDZAAK, VERWEERDERS IN HET INCIDENT,
advocaat: mr. A. Knigge te Amsterdam

1.Het geding in hoger beroep

Eiseres in het incident wordt hierna Proprof genoemd. Appellanten worden hierna CSR c.s. genoemd, geïntimeerden 1 t/m 38 de clubs en geïntimeerde sub 39 de KNVB, tezamen ook aan te duiden als: de clubs c.s.
In deze zaak is op 31 maart 2009 een tussenarrest gewezen waarnaar wordt verwezen voor de loop van het geding tot die dag.
Bij incidentele conclusie tot tussenkomst heeft Proprof gevorderd te mogen tussenkomen in de zaak tussen CSR c.s. als appellanten en de clubs c.s. als geïntimeerden.
CSR c.s. hebben geantwoord in het incident en – zakelijk weergegeven - geconcludeerd tot toewijzing van de incidentele vordering tot tussenkomst.
De clubs c.s. hebben eveneens geantwoord in het incident en geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering.
Ten slotte is door partijen arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

2.1
Proprof heeft haar vordering als volgt gemotiveerd.
Zij heeft zich op 10 februari 2009 in deze procedure gevoegd aan de zijde van CSR c.s., maar heeft inmiddels besloten dat zij ook zelfstandig een vordering wenst in te stellen. Proprof voert daarbij aan dat die vordering nauw verband houdt met de hoofdzaak en dat zij een feitelijk belang heeft bij de procedure. Proprof vertegenwoordigt een groot aantal betaald voetbal spelers en heeft er belang bij dat het portretrecht van haar leden wordt erkend.
2.2.
De voetbalclubs c.s. hebben onder meer naar voren gebracht dat Proprof niet voldoende heeft onderbouwd waarom het instellen van een eigen vordering nodig is en zelfs heeft nagelaten de aard van deze vordering toe te lichten. Voorts wijzen zij erop dat Proprof zich enkele weken voor het nemen van haar akte in dit incident nog op het standpunt stelde dat voeging voor het behartigen van de belangen van de bij haar aangesloten spelers voldoende was.
2.3
Dit verweer treft doel.
Op zichzelf is het niet onmogelijk om na een toegewezen voeging op de voet van artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering alsnog tussenkomst te vorderen, maar dan zal de partij die deze vordering (alsnog) instelt, deugdelijk moeten motiveren waarom tussenkomst alsnog de aangewezen weg is en moeten aangeven wat de in te stellen vordering zal behelzen. Tegen deze achtergrond en bezien in het licht van de eerder door Proprof gevorderde en toegewezen voeging is de incidentele vordering tot tussenkomst onvoldoende onderbouwd. Het door Proprof aangevoerde argument namelijk “belang bij erkenning van het portretrecht van de spelers” is – zeker in dit geval – te algemeen geformuleerd. De vordering zal daarom worden afgewezen. Een oordeel over de kosten zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak zal worden verwezen naar de na te noemen roldag voor grieven aan de zijde van CSR c.s.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering van Proprof om te mogen tussenkomen af;
houdt een uitspraak omtrent de kosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 3 mei 2011 voor voortprocederen (memorie van grieven) aan de zijde van CSR c.s;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit,
D.J. van der Kwaak en S.F. Schütz en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2011.