Uitspraak
23 augustus 2011
CASTRICUM TRUCKS B.V.,
gevestigd te Winkel, gemeente Niedorp,
APPELLANTE,
advocaat:
mr. E.C.M.J. van Kempen, te Cuijk,
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. A. Knigge, te Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
2. De grieven
3. Waarvan het hof uitgaat
4. Behandeling van het hoger beroep
“Wij zijn in bezit gekomen van de rapportage van onderzoek van onze technisch expert die nader toedrachtonderzoek heeft gedaan naar het ontstaan van deze schadeaangelegenheid.
De conclusie is, dat de brand veroorzaakt is door het lassen aan een oplegger in de spuitcabine boven het met brandbaar materiaal vervuild filter en schacht.
Het lassen werd gedaan zonder dat, direct onder de laslocatie aanwezige brandbare
stof(-fen), brandwerend werd(en) beschermd.
In de polis is oa. clausule B.624 opgenomen (..).
Aan deze clausule, evenals aan de definitie goedgekeurde spuitruimte/cabine in het bij de polis bijgesloten clausuleblad model BE.03.13.A is in het geheel niet voldaan. Daarom zullen wij geen vergoeding voor deze schade kunnen verlenen.”
“Met betrekking tot het verrichten van werkzaamheden met gebruikmaking van open vuur, zoals lassen, snijden, vlamsolderen, verf afbranden en dergelijke, is verzekerde verplicht brandbare stoffen, behalve die waarmee of waaraan de werkzaamheden plaatsvinden, te verwijderen tot op een veilige afstand (bij lassen en snijden 10 meter) of, indien mogelijk, deze (brandwerend) te beschermen.
Blijkt in geval van schade dat, in de onmiddellijke omgeving van de plaats waar de brand vermoedelijk is uitgebroken, werkzaamheden zijn uitgevoerd zoals hierboven omschreven, dan dient verzekerde aan te tonen dat vermelde maatregel is getroffen.”
Partijen noemen clausule B.624 ‘open-vuurclausule’.
Clausuleblad model BE 03.3.13 A heeft het opschrift ‘Definitie Goedgekeurde Spuitruimte/cabine’ en houdt onder meer in:
“Definitie
Onder een spuitruimte/spuitcabine wordt een afgescheiden ruimte verstaan waarin spuiten en/of overgieten met verf, vernis of lak met een vlampunt lager dan 55oC plaats vindt.
Gebruik
In de spuitruimte mogen geen andere werkzaamheden worden verricht dan:
- mengen van de verf;
- verwerken van de verf;
- reinigen van de gereedschappen en de te behandelen voorwerpen;
- drogen van de behandelde voorwerpen.
(…)
Rookverbod
In de ruimte mag niet worden gerookt of enig ander open vuur aanwezig zijn. Dit moet duidelijk zijn aangegeven.”
- op 30 juni 2008 was de schade-expert [X] van Delta Lloyd ter plaatse; hij heeft foto’s gemaakt; zijn eerste foto dateert van 13.51 uur;
- aan Brandtechnisch Bureau Nederland BV ([Y]) werd door Delta Lloyd de opdracht verstrekt technisch en tactisch onderzoek te doen; [Y] heeft deze opdracht uitgevoerd, met dien verstande dat het technisch onderzoek beperkt is gebleven, omdat het deel van het bedrijfspand waarin de brand was ontstaan c.q. had gewoed al geheel was gesloopt en afgevoerd, toen hij op 3 juli 2008 ter plaatse kwam; na een voorlopig rapport d.d. 14 juli 2008 heeft hij zijn bevindingen neergelegd in een op 11 september 2008 gedateerd eindrapport met bijlagen;
- [Z], senior technisch onderzoeker bij Delta Lloyd, heeft een rapportage van onderzoek vervaardigd, gedateerd 3 september 2008. [Z] heeft bij zijn conclusies gebruik gemaakt van de bevindingen van genoemde [Y];
- in opdracht van de toenmalige adviseur van Castricum heeft Stork FDO B.V. (ing. [A]) onderzoek gedaan; zij heeft op 15 juli 2008 voorlopig gerapporteerd en vervolgens definitief op 24 juli 2008 en 2 oktober 2008, aangevuld bij brief van 22 januari 2009;
- in opdracht van Castricum heeft Custos contra forensics ([B]) nader onderzoek gedaan en daarover op 23 maart 2009 gerapporteerd; ook dit rapport is van bijlagen voorzien;
- in opdracht van Delta Lloyd is het brandonderzoek beoordeeld door DGMR Bouw B.V. (ing. [C]); het rapport van DGMR dateert van 14 mei 2009.
Castricum heeft ontkend dat laswerkzaamheden in de spuitcabine zijn uitgevoerd en voorts ter ondersteuning van dit verweer verdedigd dat de onderzoeksbevindingen aanwijzing bevatten dat de brand niet in de spuitcabine is ontstaan.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de open-vuurclausule en de spuitcabineclausule deel uitmaken van de verzekerings-overeenkomst alsmede dat het bepaalde in artikel 6:233 aanhef en onder b Burgerlijk Wetboek (BW) geen grond oplevert voor vernietiging van die bedingen.
Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat op de voet van de stellingen van Castricum onvoldoende kan worden uitgesloten dat de volgens Castricum door [D] uitgevoerde voorbereidende laswerkzaamheden binnen tien meter van de spuitcabine hebben plaatsgehad zonder voldoende veiligheidsmaatregelen te treffen. Dat betekent, aldus de rechtbank voorts, dat de stellingen van Castricum ontoereikend zijn om een onder de polis gedekt evenement te aanvaarden. Verder heeft de rechtbank geen billijkheidsgronden gezien om in dit geval een uitzondering te maken.
Delta Lloyd heeft daartegenover uiteengezet dat de rechtbank partijen ter comparitie slechts deelgenoot heeft gemaakt van haar voorlopige visie op de zaak. Van een ontoelaatbare verrassingsbeslissing kan volgens Delta Lloyd dan ook niet worden gesproken.
De gang van zaken ter comparitie behoeft evenwel geen verder onderzoek. Ook als juist zou zijn dat de rechtbank anders heeft beslist dan zij had aangekondigd te zullen doen, levert dat geen zelfstandige grond op om het bestreden vonnis te vernietigen. Castricum is immers in hoger beroep opnieuw in de gelegenheid om te bepleiten dat haar wordt toegestaan bewijs van de door haar geschetste toedracht van de brand te leveren.
Daaraan zij nog toegevoegd dat het de rechtbank, hoe teleurstellend voor Castricum wellicht ook, vrijstond om terug te komen van een (voorlopig) ter comparitie ingenomen standpunt.
Met haar eerste grief heeft Castricum daarom geen succes.
Tegen die oordelen zijn de tweede en derde grief van Castricum gericht. Het hof begrijpt de toelichting op deze grief aldus dat Castricum vooral aandacht wil vragen voor de omstandigheid dat zij niet op de hoogte is gebracht van de twee clausules en dat het clausuleblad BE 03.3.13 A, waarop de spuitcabineclausule staat, haar nimmer heeft bereikt.
Centraal staat daarin dat Castricum, toen de verzekeringsovereenkomst werd voorbereid, werd bijgestaan door een assurantietussenpersoon en dat de correspondentie door Delta Lloyd telkens naar die tussenpersoon is gestuurd. Het enkele feit dat stukken Castricum niet hebben bereikt, behoeft er dus geenszins op te wijzen dat die stukken niet door Delta Lloyd ter beschikking zijn gesteld of dat Delta Lloyd anderszins een voor haar indertijd in dit verband geldende zorgplicht jegens Castricum heeft geschonden.
De stellingen van Castricum houden onvoldoende in om aan te nemen dat de in dit verband relevante stukken de tussenpersoon van Castricum niet hebben bereikt. In tegendeel, Castricum kiest in de toelichting op de grieven 2 en 3 tot uitgangspunt dat haar tussenpersoon door Delta Lloyd op de hoogte is gehouden door toezending van de offerte, de mededeling van voorlopige dekking en de uitkomst van de inspectie. Ook laat Castricum noteren dat beide clausules (de spuitcabineclausule in een eerdere, voor zover hier van belang: gelijkluidende versie) in de offertefase aan de orde zijn geweest.
Daarmee bieden de stellingen onvoldoende houvast voor de gevolgtrekking dat de clausules onttrokken zijn geweest aan het proces van aanbod en aanvaarding dat aan wils-overeenstemming en vervolgens toepasselijkheid van de clausules vooraf behoort te gaan.
De rechtbank heeft het beroep van Castricum op de door haar gestelde vernietigingsbevoegdheid verworpen. Met betrekking tot de open-vuurclausule heeft de rechtbank geoordeeld dat deze is opgenomen in de polis en aanvaard dat deze clausule met de polis aan Castricum is ter hand gesteld. Met betrekking tot de spuitcabineclausule heeft de rechtbank geoordeeld dat deze betrekking heeft op de omvang van de dekking en dus een kernbeding inhoudt dat niet voor vernietiging ingevolge artikel 6:233 BW in aanmerking komt.
Castricum heeft in hoger beroep gesteld dat beide clausules in de offertefase aan de orde zijn geweest. Dat betekent dat niet bestreden is dat aan haar dan wel haar tussenpersoon, die in dit verband met Castricum op één lijn mag worden gesteld, een redelijke mogelijkheid is geboden om van de clausules kennis te nemen voor de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst.
Castricum heeft verder in hoger beroep niet althans onvoldoende bestreden dat de spuitcabineclausule tot de kernbedingen van de verzekeringsovereenkomst moet worden gerekend. Haar stellingen bieden geen enkel houvast voor de veronderstelling dat Delta Lloyd dekking tegen het risico van brand zou hebben willen verlenen zonder een toereikende brandpreventie, met name ook ten aanzien van de spuitcabine.
Op dit alles stuit de door Castricum ingeroepen vernietigingsbevoegdheid af.
Conclusie is dat de grieven 2 en 3 falen. Dat betekent dat voor het hof uitgangspunt is dat zowel de open-vuurclausule als de spuitcabineclausule deel uitmaakt van de rechtsverhouding van Castricum en Delta Lloyd.
Ook geldt tussen hen de clausule B 623. Deze luidt:
“Preventievoorziening
Deze verzekering is aangegaan/gewijzigd onder de voorwaarde dat verzekerde onderstaande verplichting(-en) is nagekomen. Bij niet nakoming van de verplichting(-en) vervalt ieder recht op schadevergoeding, tenzij door verzekerde wordt aangetoond dat de schade ook zou zijn ontstaan en niet geringer zou zijn geweest dan bij het wel nakomen van de verplichting(-en).”
Bij het door Castricum verlangde onderzoek naar de vraag of zich op 30 juni 2008 op haar bedrijfsterrein een door verzekering gedekt evenement heeft voorgedaan, heeft het hof zich daarvan rekenschap te geven.
Kernstelling van Castricum is dat er noch in noch nabij de spuitcabine laswerkzaamheden zijn uitgevoerd die brandrisico hebben meegebracht. Castricum houdt het erop
- dat die dag aan de trailer, die al in de spuitcabine stond, moest worden gelast,
- dat de trailer daartoe naar buiten zou worden gereden,
- dat [D] de voorgenomen laswerkzaamheden aan de trailer buiten zou uitvoeren,
- dat [D] heeft staan wachten op het naar buiten rijden van de trailer,
- dat [D] terwijl hij buiten wachtte, de laswerkzaamheden heeft voorbereid door de lastoorts een fractie van een seconde tegen de lasklem aan te houden (“aanpikken”),
- dat daarbij geen vonken vrij kwamen, omdat het lasapparaat meteen vastsloeg,
- dat van open vuur in de vorm van lasspetters en van brandgevaar geen sprake is geweest.
Zij hebben daarbij over en weer een beroep gedaan op getuigenverklaringen die in verschillende richting wijzen alsmede op de expertise van de door hen ingeschakelde onderzoekers. Voorts heeft Delta Lloyd zich beroepen op de aan de trailer waargenomen verse las.
Naar het oordeel van het hof zijn de stellingen van Castricum relevant en toereikend voor onderzoek in rechte. Hoewel Delta Lloyd bewijsmateriaal in het geding heeft gebracht, dat met een zeker gewicht haar standpunt ondersteunt, is het niet van zodanig doorslaggevende aard dat aan de betwisting door Castricum als onvoldoende gemotiveerd kan worden voorbijgegaan. Daarbij is nog van betekenis dat onweersproken is gebleven dat Delta Lloyd bij gelegenheid van de in eerste aanleg gehouden comparitie heeft verklaard dat zij alsnog dekking verleent, wanneer Castricum zou aantonen dat er niet was gelast in de spuitcabine.
Het hof zal dan ook Castricum in de gelegenheid stellen om overeenkomstig haar aanbod bewijs bij te brengen van haar voor getuigenbewijs vatbare stellingen
- dat [D] heeft staan wachten op het naar buiten rijden van de trailer,
- dat [D] terwijl hij buiten wachtte, de laswerkzaamheden heeft voorbereid door de lastoorts een fractie van een seconde tegen de lasklem aan te houden (“aanpikken”),
- dat het lasapparaat daarbij meteen vastsloeg,
- dat van open vuur in de vorm van lasspetters en van brandgevaar geen sprake is geweest.
In zover heeft Castricum succes met haar zevende grief.
Pas als over de toedracht is beslist zal het hof onder ogen zien of de polis dekking biedt. Daartoe behoren ook vragen van uitleg van de polisvoorwaarden, onder meer ten aanzien van de omvang van de contractueel van Castricum verlangde preventie. Al hetgeen partijen daarover verder over en weer hebben aangevoerd laat het hof in deze fase van het geding onbesproken.
Ook zal inzicht in de toedracht het hof beter in staat stellen te oordelen over de zesde grief, waarin aan de orde is of de handelwijze van [D] voor rekening van Castricum moet worden gebracht.
5. Slotsom
Grief 7 heeft succes.
Grief 4 en 5 (gedeeltelijk) verdienen nader onderzoek.
De andere grieven evenals grief 5 voor het overige blijven rusten in afwachting van de resultaten van de bewijslevering.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6. Beslissing
- dat [D] heeft staan wachten op het naar buiten rijden van de trailer,
- dat [D] terwijl hij buiten wachtte, de laswerkzaamheden heeft voorbereid door de lastoorts een fractie van een seconde tegen de lasklem aan te houden (“aanpikken”),
- dat het lasapparaat daarbij meteen vastsloeg,
- dat van open vuur in de vorm van lasspetters en brandgevaar geen sprake is geweest;
(laten) gaan of partijen en hun raadslieden op de hierboven
bepaalde dag en tijd kunnen verschijnen en dat deze – zo
dat niet het geval mocht zijn – ter rolle van 6 september 2011
schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de maanden december 2011 en januari 2012 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;