In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van de Stichting Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De AHK was in hoger beroep gekomen na een kort geding dat was aangespannen door een andere partij, aangeduid als [geïntimeerde], die had deelgenomen aan een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure voor de renovatie van de Academie voor Beeldende Vorming. De voorzieningenrechter had geoordeeld dat de gunningscommissie van AHK bij de beoordeling van de inschrijvingen onterecht andere criteria had gehanteerd dan vooraf bekendgemaakt, wat leidde tot een veroordeling van AHK om een nieuwe gunningscommissie samen te stellen.
In het hoger beroep heeft AHK een incidentele vordering ingesteld om de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te schorsen. AHK stelde dat een herbeoordeling van de inschrijvingen complicaties met zich mee zou brengen, vooral als het hoger beroep zou slagen. De [geïntimeerde] verzette zich tegen deze schorsing, maar stemde in met de toezegging van AHK dat zij niet tot gunning zou overgaan zonder herbeoordeling van de inschrijvingen.
Het hof heeft besloten de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te schorsen voor de duur van het hoger beroep en de beslissing over de proceskosten in het incident aan te houden tot de einduitspraak. De proceskosten in het incident zijn begroot op € 2.682,- voor salaris van de advocaat. De zaak is verwezen naar de rol van 6 september 2011 voor memorie van antwoord, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.