ECLI:NL:GHAMS:2011:2375

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2011
Publicatiedatum
30 april 2013
Zaaknummer
200.084.515-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervaltermijn in aanbestedingsprocedures en de vereisten voor gunningscriteria

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een hoger beroep van de Stichting Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De AHK was in hoger beroep gekomen na een kort geding dat was aangespannen door een andere partij, aangeduid als [geïntimeerde], die had deelgenomen aan een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure voor de renovatie van de Academie voor Beeldende Vorming. De voorzieningenrechter had geoordeeld dat de gunningscommissie van AHK bij de beoordeling van de inschrijvingen onterecht andere criteria had gehanteerd dan vooraf bekendgemaakt, wat leidde tot een veroordeling van AHK om een nieuwe gunningscommissie samen te stellen.

In het hoger beroep heeft AHK een incidentele vordering ingesteld om de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te schorsen. AHK stelde dat een herbeoordeling van de inschrijvingen complicaties met zich mee zou brengen, vooral als het hoger beroep zou slagen. De [geïntimeerde] verzette zich tegen deze schorsing, maar stemde in met de toezegging van AHK dat zij niet tot gunning zou overgaan zonder herbeoordeling van de inschrijvingen.

Het hof heeft besloten de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis te schorsen voor de duur van het hoger beroep en de beslissing over de proceskosten in het incident aan te houden tot de einduitspraak. De proceskosten in het incident zijn begroot op € 2.682,- voor salaris van de advocaat. De zaak is verwezen naar de rol van 6 september 2011 voor memorie van antwoord, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
de stichting
STICHTING AMSTERDAMSE HOGESCHOOL VOOR DE KUNSTEN,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
advocaat:
mr. L.M. Petersen, te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde]
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
advocaat:
mr. E. Verweij, te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna AHK en[geïntimeerde] genoemd.
Bij dagvaarding van 4 maart 2011 is AHK in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2011 (nummer 479681/
KG ZA 11-19), in deze zaak in kort geding gewezen tussen[geïntimeerde] als eiseres en AHK als gedaagde.
AHK heeft een memorie van grieven genomen en daarbij tevens een incidentele vordering ingesteld.
Hans van Heeswijk heeft geantwoord in het incident.
Partijen hebben de zaak op 2 augustus 2011 in het incident doen bepleiten, beide partijen door hun advocaten.
Ten slotte is arrest gevraagd in het incident.

2.Geschil

2.1
[geïntimeerde] heeft door inschrijving deelgenomen aan de Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure ten behoeve van het ontwerpen en uitvoeringsgereed maken van de renovatie/herhuisvesting van de Academie voor Beeldende Vorming van AHK. In het kader van de aanbesteding heeft een interne gunningscommissie van AHK de inschrijvingen beoordeeld. AHK heeft vervolgens aan de inschrijvers mededeling gedaan van het voornemen het werk te gunnen aan een andere inschrijver dan[geïntimeerde]. Daartegen is[geïntimeerde] in kort geding opgekomen. Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter onder meer voorshands aangenomen dat de gunningscommissie de financiële haalbaarheid van de ontwerpen in de beoordeling had betrokken en daarmee andere aspecten heeft meegewogen dan die vooraf als gunningscriteria waren bekend gemaakt. In verband daarmee heeft de voorzieningenrechter AHK veroordeeld, kort gezegd, een nieuwe gunningscommissie samen te stellen om tot een herbeoordeling te komen van de inschrijvingen.
2.2
AHK heeft in het incident in hoger beroep op de voet van artikel 351 Rv gevorderd dat de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis zal worden geschorst. Zij heeft daartoe onder meer gewezen op de complicaties die uit een herbeoordeling kunnen voortvloeien indien het bestreden vonnis in hoger beroep geen stand zal houden.[geïntimeerde] heeft zich tegen schorsing verzet, maar volgens haar behoeft de herbeoordeling niet plaats te vinden zolang AHK niet tot gunning overgaat.

3.Beoordeling

3.1
Bij gelegenheid van de pleidooien heeft AHK toegezegd dat zij hangende het hoger beroep niet tot gunning zal overgaan zonder herbeoordeling van de inschrijvingen, waartegenover[geïntimeerde] heeft ingestemd met schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
3.2
Ten aanzien van de proceskosten in het incident zijn partijen het erover eens geworden dat de beslissing daarover afhankelijk is van de beslissing over de proceskosten in de hoofdzaak, zodat die voor rekening zullen komen van de partij die in de hoofdzaak in de kosten zal worden veroordeeld. De proceskosten in het incident begroot het hof voor beide partijen op
€ 2.682,- voor salaris van de advocaat.

3.Beslissing

Het hof:
3.1
in het incident
  • schorst de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis voor de duur van het hoger beroep;
  • houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak;
3.2
in de hoofdzaak
  • verwijst de zaak naar de rol van 6 september 2011 voor memorie van antwoord;
  • houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.J.J. Los, D. Kingma en W.J. Noordhuizen en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 9 augustus 2011.