ECLI:NL:GHAMS:2010:BY2092
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van een vonnis inzake moord met betrekking tot psychische overmacht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 1 december 2009, waarin de verdachte werd veroordeeld voor moord. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en thans gedetineerd, had in hoger beroep een beroep gedaan op psychische overmacht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte handelde uit een hevige gemoedsbeweging, maar oordeelde dat dit niet voldoende was voor een geslaagd beroep op psychische overmacht. De verdachte had moeten inzien dat zijn handelen ongeoorloofd was en had zijn woede op een andere manier moeten uiten. Het hof benadrukte dat van burgers redelijkerwijs verwacht kan worden dat zij met dergelijke emoties kunnen omgaan, en dat de emotie van de verdachte niet leidde tot een zodanige drang dat hij niet anders kon handelen.
De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 15 jaren geëist, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met de opmerking dat het hof zijn bespreking van een ter terechtzitting gevoerd verweer in de plaats stelt van de overwegingen van de rechtbank. De raadsman had aangevoerd dat de rechtbank het verweer van psychische overmacht op ondeugdelijke gronden had verworpen, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet voldeed aan de voorwaarden voor een beroep op psychische overmacht. De verdachte had verklaard te hebben gehandeld uit razernij, wat voortkwam uit de ontdekking van sms-berichten tussen zijn vriendin en het slachtoffer. Het hof concludeerde dat de verdachte handelde uit emotie, maar dat dit niet leidde tot een vermindering van zijn strafbaarheid.
Het arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 september 2010.