ECLI:NL:GHAMS:2010:BY2042

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-005263-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van poging tot moord en mishandeling met mes

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, stond de verdachte terecht op beschuldiging van poging tot moord, doodslag en zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 23 juli 2007 in Amsterdam, waar de verdachte zou hebben geprobeerd een slachtoffer met een mes te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De tenlastelegging omvatte ook het opzettelijk vernielen van een raam van een café. Tijdens de rechtszaak werd duidelijk dat de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer sterk uiteenliepen. Het slachtoffer beweerde dat hij door de verdachte was gestoken en door een raam was geduwd, terwijl de verdachte ontkende een mes te hebben gebruikt en stelde dat de verwondingen van het slachtoffer het gevolg waren van een worsteling waarbij zij door het raam vielen.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. Er waren geen getuigenverklaringen die de gang van zaken tijdens de worsteling bevestigden, en forensisch onderzoek toonde geen bewijs aan dat de verwondingen van het slachtoffer het gevolg waren van messteken. De verdachte had van meet af aan ontkend een mes bij zich te hebben, en er was geen mes aangetroffen op de plaats delict. Het hof concludeerde dat de verklaringen van het slachtoffer niet konden worden bevestigd door objectief bewijs, en dat de verdachte daarom vrijgesproken moest worden van alle ten laste gelegde feiten.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Amsterdam, dat de verdachte eerder had vrijgesproken, en sprak de verdachte opnieuw vrij van de beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan op 18 november 2010 door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de rechters R.M. Steinhaus, M.J.L. Mastboom en H.A. Holthuis aanwezig waren. De zaak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het beoordelen van tegenstrijdige verklaringen.

Uitspraak

parketnummer: 23-005263-08
datum uitspraak: 18 november 2010
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 augustus 2008 in de strafzaak onder parketnummer 13-421224-07 tegen
[Verdachte ],
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum ],
adres: [woonadres ],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 22 augustus 2008 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 13 juli 2010 en 4 november 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1 primair:
hij op of omstreeks 23 juli 2007 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg)
- die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meermalen (met kracht) in diens buik/borst, in elk geval in diens lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt naar en/of in de richting van de borst en/of buik, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] door een raam/ruit (van 1.10 bij 1.50 meter) heeft geduwd/gegooid;
1 subsidiair:
hij op of omstreeks 23 juli 2007 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer]
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een of meermalen (met kracht) in diens buik/borst, in elk geval in diens lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of een of meerdere stekende bewegingen heeft gemaakt naar en/of in de richting van de borst en/of buik, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] door een raam/ruit (van 1.10 bij 1.50 meter) heeft geduwd/gegooid, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (een steekwond, nu litteken, van 20 cm lengte in de buik, steekwonden aan de zijkant van het hoofd en op het voorhoofd, nu littekens, van respectievelijk 6 en 4 cm lengte), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
hij op of omstreeks 23 juli 2007 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een raam/ruit (van café Dijk 120), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door [slachtoffer 1] door die/dat raam/ruit te duwen/gooien.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep omdat het de motivering van de rechtbank Amsterdam voor de vrijspraak van de verdachte anders invult.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het hem onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden alsmede een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe dat de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte haaks op elkaar staan. Zo heeft [slachtoffer] bij de politie verklaard dat hij door de verdachte door een ruit is geduwd en dat hij door hem met een mes in zijn hoofd is gestoken. Verdachte zou hem bovendien met kracht in zijn buik hebben gestoken. Later bij de rechter-commissaris verklaart de getuige dat hij in zijn gezicht bloedde door het glas van het raam en dat daardoor de wond op zijn hoofd is ontstaan. Verdachte ontkent echter dat hij een mes bij zich had en dat hij [slachtoffer] heeft gestoken of gesneden. Wel heeft verdachte tegenover de politie en later bij de rechter-commissaris verklaard dat hij met [slachtoffer] heeft geworsteld en dat zij daarbij door een ruit van een café zijn gevallen. Bij de politie heeft verdachte voorts verklaard dat [slachtoffer] met zijn rug door de ruit is gevallen. Ter terechtzitting heeft verdachte daaraan toegevoegd dat zij daarna bij de ruit verder hebben geworsteld en daarbij zijn gedraaid. Verdachte brengt het letsel dat [slachtoffer] tijdens de worsteling heeft opgelopen in verband met het feit dat er nog scherpe glasscherven uit de sponningen van de ruit staken waar hij met [slachtoffer] doorheen is gevallen en dat [slachtoffer] zich daar mogelijkerwijs aan heeft gesneden.
Het hof stelt vast dat er zich geen getuigenverklaringen over de worsteling in het dossier bevinden, waardoor de gang van zaken voor en tijdens de worsteling in het ongewisse blijft.
Met betrekking tot de verklaring van de aangever, [slachtoffer], dat hij door verdachte met een mes in zijn buik is gestoken merkt het hof op, dat verdachte van meet af aan heeft ontkend een mes bij zich te hebben gehad. Er is noch bij verdachte, noch op de plaats van het delict een mes aangetroffen.
Dat verdachte tijdens de vechtpartij met een mes zou hebben gestoken wordt evenmin bevestigd door forensisch onderzoek. Uit onderzoek van zowel het NFI als forensisch geneeskundige L.D.M. Fassaert blijkt niet ondubbelzinnig dat de bij [slachtoffer] geconstateerde verwonding het gevolg is van messteken. Beide onderzoeken sluiten niet uit dat de verwonding is ontstaan door contact met glasscherven bij de val door een ruit tijdens de worsteling die heeft plaatsgevonden.
Het hof oordeelt derhalve dat op grond van het voorgaande niet is komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer] met een mes heeft gestoken, dan wel hem opzettelijk door het raam heeft gegooid of geduwd en concludeert dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.M. Steinhaus, mr. M.J.L. Mastboom en mr. H.A. Holthuis, in tegenwoordigheid van mr. B. Hartman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 november 2010.
Mr. R.M. Steinhaus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.