parketnummer: 23-003768-09
datum uitspraak: 29 juni 2010
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 juli 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-410311-09 tegen
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [woonadres]
thans gedetineerd in P.I.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is blijkens mededeling van de verdachte op de terechtzitting, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 1 en 4 ten laste gelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 407 van het Wetboek van Strafvordering, zal het hof de verdachte in zoverre niet ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 10 juli 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 15 juni 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 31 maart 2009 tot en met 1 april 2009 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] naar een hotelkamer te laten komen en/of de deur van die hotelkamer op slot te doen en/of op slot te houden en/of tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij haar dood zou maken en/of dat ze niet naar buiten mocht en/of in de nabijheid van die [slachtoffer] te blijven, zodat zij werd belemmerd die hotelkamer te verlaten en/of die [slachtoffer] een of meermalen vast te pakken;
2.
hij op of omstreeks 1 april 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een stuk geslagen bierflesje een of meermalen heeft geslagen en/of in het gezicht, althans in het hoofd en/of in de keel en/of in de hals en/of in de nek en/of in de vinger(s) en/of in de hand heeft gestoken en/of gesneden;
Subsidiair
hij op of omstreeks 1 april 2009 te Amsterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te weten meerdere snijverwondingen in het gezicht en/of de kaak, althans het hoofd en/of de hals en/of de nek en/of de vinger(s) en/of de hand, heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] met een stuk geslagen bierflesje een of meermalen te slaan en/of in het gezicht, althans in het hoofd en/of in de keel en/of in de hals en/of in de nek en/of in de vinger(s) en/of in de hand te steken en/of te snijden;
3.
hij op of omstreeks 1 april 2009 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (hoofdagent van Regiopolitie Amsterdam-Amstelland), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, een of meermalen (met kracht) in de maag, althans tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 februari 2009 tot en met 6 februari 2009 te Amsterdam [slachtoffer] en/of [slachtoffer 3] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans (telkens) met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schiet jullie een voor een dood/kapot. Vuile hoer dit is het einde van je leven. Beter verdwijnen jullie want jullie blijven niet in leven" en/of dat hij die [slachtoffer] en/of haar moeder en/of haar broertje en/of haar tante ging doodmaken en haar leven kapot ging maken en/of "Wij gaan kijken wie gaat winnen. Ik ga jou ziekmaken en doodmaken. En jouw zoon, jouw dochter, allemaal", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5
hij op of omstreeks 25 maart 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autosleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
hij op of omstreeks 25 maart 2009 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Fiat Bravo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, althans een sleutel tot het gebruik waarvan hij niet gerechtigd was
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is, gelijk de raadsman heeft betoogd, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 5 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Hoewel de verdachte op 25 maart 2009 de autosleutel en de auto (Fiat Bravo) toebehorende aan [slachtoffer] onder zich had, bevinden zich naar het oordeel van het hof in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen voor de vaststelling dat de verdachte voornoemde autosleutel en/of auto met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen. In het dossier bevindt zich alleen een proces-verbaal van aangifte d.d. 25 maart 2009 van [slachtoffer] die dat laatste ondersteunt. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat voornoemd proces-verbaal van aangifte onvoldoende wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2009 (dossierpagina 6-8), omdat uit laatstgenoemd proces-verbaal blijkt dat de verdachte in het telefoongesprek met verbalisant [verbalisant] verklaart dat hij de auto heeft geleend. De verdachte zal daarom van het onder 5 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2
hij op 1 april 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een stuk geslagen bierflesje meermalen heeft geslagen en in het hoofd en in de hals en in de vingers heeft gesneden;
3
hij op 1 april 2009 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (hoofdagent van Regiopolitie Amsterdam-Amstelland), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen met kracht in de maag heeft gestompt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen onder 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman ten aanzien van de ten laste gelegde poging tot doodslag vrijspraak bepleit. Hij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat nu niet vast is komen te staan met welke restanten van het kapot geslagen bierflesje de verdachte het slachtoffer [slachtoffer] heeft geraakt en de verdachte bij het slachtoffer geen dodelijk letsel teweeg heeft gebracht, er getwijfeld kan worden aan de dodelijke potentie van het wapen. De verdediging is derhalve van mening dat de scherf van het kapot geslagen bierflesje een ondeugdelijk middel is en dat daarom niet tot bewezenverklaring van poging tot doodslag kan worden gekomen.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op 1 april 2007 waren de verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] in het HEM-hotel te Amsterdam. De verdachte heeft op een gegeven moment [slachtoffer] achtervolgd, terwijl laatstgenoemde probeerde weg te vluchten. In de nabijheid van de receptie van het hotel heeft de verdachte een bierflesje kapot geslagen en [slachtoffer] daarmee vervolgens meermalen geslagen en in haar hoofd, hals en vingers gesneden. Uit de geneeskundige verklaring van de GG & GD die zich in het dossier bevindt (voor- en achterzijde van pagina 9 van het dossier) blijkt dat [slachtoffer] met een ambulance naar het VU-ziekenhuis is vervoerd, alwaar de wonden zijn gehecht. C.A. de Lint, forensisch arts, bij de GG & GD beschrijft het letsel, zakelijk weergegeven en voor zover relevant, als volgt.
I y-snijverwonding, 5,5 en 3 cm;
II drie snijverwondingen rechter kaakhoek, respectievelijk 1,5, 1,5 en 1 cm;
III opp snijverwonding hals, 9 cm;
IV deel diep deels opp snijverwonding hals, 7 cm;
V drie snijverwondingen, respectievelijk 2, 1,5 en 1 cm;
VI drietal snijverwondingen tussen duim en wijsvinger;
VII diepe snijverwonding top middelvinger;
VIII opp verwonding ringvinger.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden blijkt dat de verdachte het slachtoffer onder meer met een kapot bierflesje meermalen heeft gesneden in onder meer haar hoofd en hals. Naar het oordeel van het hof dient het snijden in het hoofd en de hals zoals hier heeft plaatsgevonden te worden gekwalificeerd als poging tot doodslag. Door iemand met een kapot bierflesje in kwetsbare en vitale lichaamsdelen als het hoofd en de hals te snijden wordt immers de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat een zodanige verwonding optreedt dat de dood het gevolg is. Door, wetende welk risico daaraan verbonden is, dit te doen heeft de verdachte, blijkens zijn gedragingen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg daarvan zou komen te overlijden. Het verweer van de verdediging dat het snijden heeft plaatsgevonden met een ondeugdelijk middel, nu de dood niet is ingetreden, en daarom niet tot bewezenverklaring van poging tot doodslag kan worden gekomen, wordt verworpen. Het enkele feit dat de dood niet is ingetreden, hetgeen niet aan verdachtes handelen is te danken, leidt niet tot de conclusie dat het middel ondeugdelijk is.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 2 primair bewezen verklaarde
ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 2 primair, 3 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn ex-vriendin [slachtoffer]. Hij heeft haar welbewust met een kapot geslagen bierflesje verschillende malen in verschillende (vitale) delen van het lichaam gesneden. De omstandigheid dat het slachtoffer als gevolg daarvan niet om het leven is gekomen, is een gelukkige omstandigheid, die geenszins aan de verdachte is te danken. Het geweld vond plaats in de nabijheid van de receptie van een hotel. Daardoor zijn een aantal mensen getuige geweest van het voorval. De verdachte heeft zich ook geen rekenschap willen geven dat het kind dat de verdachte met het slachtoffer heeft, getuige is geweest van het geweld. Geweldsdelicten als de onderhavige maken een grove inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit van hen die daarvan het slachtoffer worden. De verdachte heeft aan het slachtoffer ernstig letsel toegebracht. Zoals blijkt uit de geneeskundige verklaring van de GG & GD zullen de littekens zichtbaar blijven. Naast de angst en het leed die dergelijke feiten toebrengen aan slachtoffers, vormen die feiten tevens een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken deze gevoelens van onrust en onveiligheid. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een politieambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, door hem meermalen met kracht in de maag te stompen, waardoor hij letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van bedoelde politieambtenaar en heeft hij blijk gegeven van gebrek aan respect voor deze ambtenaar, bezig in de uitoefening van zijn werk.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 9 juni 2010 is de verdachte eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de voormeld bewezen verklaarde poging tot doodslag rechtstreeks immateriële schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de voormeld bewezen verklaarde mishandeling rechtstreeks immateriële schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ten aanzien van het onder 1 en 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]:
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], wonende te Amsterdam, een bedrag van EUR 5.000,00 (vijfduizend euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 5.000,00 (vijfduizend euro), zulks ten behoeve van [slachtoffer].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) de verdachte heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]:
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], domicilie kiezende te Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, een bedrag van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot EUR 500,00 (vijfhonderd euro), zulks ten behoeve van [slachtoffer 2].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) de verdachte heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de tweede meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. N.A. Schimmel en mr. H.P. Wooldrik, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 juni 2010.
mr. H.P. Wooldrik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen